Artikelsgewijze
Keerpunt in
historie
filmverhuurders de voorstellen van
het Hoofdbestuur steunen, afgezien
van een enkel amendement dat hun
nerzijds is ingediend.
De heer M. J. W. Peters, voorzit
ter van de Afdelingsraad, verklaarde,
dat men ook van de zijde van de Af
delingsraad, welk college mede het
initiatief heeft genomen tot de her
structurering, met de voorstellen in
kwestie ingenomen is. Hij sprak de
hoop uit, dat zij door de leden zul
len worden aanvaard.
TAe Voorzitter ging vervolgens over
tot artikelsgewijze behandeling
van de ontwerp-Statuten, zulks met
inbegrip van zowel de wijziging die
daarop door het Hoofdbestuur bij no
ta van wijzigingen waren aangebracht,
als van de ingediende amendementen.
Bij deze behandeling bleek, dat de le
denvergadering zich met het ontwerp
en de nota van wijzigingen kon ver
enigen. Ook volgde de vergadering de
pre-adviezen van het Hoofdbestuur
met betrekking tot de ingediende
amendementen. Een amendement
van de Bedrijfafdeling Filmverhuur
ders terzake van artikel 15, punten 5
en 6, der Statuten gaf Drs J. Ph.
Wolff uit Utrecht aanleiding tot het
maken van enige opmerkingen. Hij
achtte het gewenst statutair vast te
leggen, dat ten aanzien van de ver
strekking van een toelage van de
Bondsvoorzitter een desbetreffende
post op de begroting zou moeten
worden geplaatst. De Voorzitter ver
klaarde, dat het Hoofdbestuur, hoe
wel het van oordeel is, dat een kwes
tie van de Voorzitterstoelage te allen
tijde aan het budgetrecht van de
Bondsraad zal zijn onderworpen en
met de ontworpen redactie derhalve
kon worden volstaan, bereid was aan
het verlangen van de heer Wolff te
gemoet te komen door het doen op
nemen van een desbetreffende bepa
ling in artikel 12 der Statuten. De
vergadering ging met de voorgestelde
aanpassing van artikel 12 akkoord.
Ook stemde de vergadering in met
een redactionele wijziging van artikel
11 der Statuten, zulks naar aanleiding
van een opmerking van de heer L.
van Dommelen.
De Voorzitter stelde vervolgens vast,
dat voor het nemen van een besluit
tot Statutenwijziging een quorum ver
eist is van 3/4 der kiesgerechtigde za
ken. Dit quorum is niet bereikt, het
geen trouwens ook was te voorzien.
Derhalve zal een voortzetting van de
vergadering noodzakelijk zijn op een
termijn van tenminste veertien dagen
en ten hoogste een maand. Het
Hoofdbestuur had als datum van de
betrokken vergadering vastgesteld
maandag 17 juni, in welke vergade
ring besluiten tot Statutenherziening
kunnen worden genomen ongeacht
het aantal aanwezige zaken. Op 17
juni zal dus het ontwerp-Statuten in
zijn totaliteit, dat wil zeggen met in
begrip van de daarin door de leden
vergadering aangebrachte wijzigin
gen, ter goedkeuring worden voorge
legd.
Hierna stelde de heer Bosman aan de
orde de artikelsgewijze behandeling
van de ontwerpen voor een nieuw Al
gemeen Bondsreglement en nieuwe
afdelingsreglementen.
De heer A. G. Visser te Baarn gaf te
kennen, dat deze ontwerpen reeds uit
voerig in de afdelingen waren bespro
ken. Onder deze omstandigheden be
stond er naar zijn mening geen be
hoefte aan een uitgebreide artikelsge
wijze behandeling. Hij zou er de
voorkeur aan geven, indien de Voor
zitter de leden zou verzoeken om,
voorzover zij nog opmerkingen heb
ben, die thans kenbaar te maken.
De Voorzitter verklaarde het denk
beeld van de heer Visser, waartegen
hij geen enkel bezwaar had, als een
motie van orde te beschouwen. Een
zodanige motie dient door tenminste
tien leden te worden ondersteund.
De motie van de heer Visser bleek
hierna de algemene instemming van
de aanwezige leden te hebben.
Nadat op instigatie van de heer L.
van Dommelen redactionele wijziging
was aangebracht in het ontwerp Al
gemeen Bondsreglement, aanvaardde
de ledenvergadering de voorstellen
van het Hoofdbestuur tot vaststelling
van een nieuw Algemeen Bondsregle
ment, een nieuw Reglement van de
Bedrijfsafdeling Bioscoopexploitanten,
een nieuw Reglement van de Bedrijfs
afdeling Filmverhuurders en een
nieuw Reglement van de Bedrijfsafde
ling Filmproductie, zulks met inacht
neming van de desbetreffende nota's
van wijzigingen en de pre-adviezen
van het Hoofdbestuur terzake van de
op de bewuste ontwerpen ingediende
amendementen. De aanneming van
de Hoofdbestuursvoorstellen ge
schiedde onder voorbehoud van vast
stelling van de gewijzigde Statuten in
de vergadering van 17 juni. De ge
noemde reglementen waren immers
op de ontwerp-Statuten gebaseerd, zo
dat hun inwerkingtreding van de vast
stelling van de Statuten afhankelijk
moet worden gesteld.
De Voorzitter vestigde er de aandacht
op, dat de vergadering van 17 juni
een min of meer formeel karakter
zou hebben, waardoor de opkomst
van de leden mogelijk geringer zou
zijn dan in deze vergadering het geval
was. Daarom achtte hij het juist, nu
de Statuten en reglementen voor
waardelijk waren aangenomen, thans
reeds stil te staan bij dit historische
moment. Hij vond het een verheugen
de omstandigheid, dat een zo oude or
ganisatie blijk geeft van een zo jeug
dig élan. Hij zei er behoefte aan te
hebben, om, mede namens het Hoofd
bestuur, dank te betuigen aan de Af
delingsraad en de Afdeling Rotter
dam, waarin indertijd de eerste gelui
den werden vernomen die hebben ge
leid tot het initiatief voor de herstruc
turering. De Voorzitter bracht ver
volgens de studiecommissie organisa
tiestructuur dank, die met groot be
grip voor wat in deze bedrijfstak
gaande is, op korte termijn een rap
port heeft uitgebracht, waartoe zij op
dracht had gekregen van het Hoofd
bestuur. Dit zeer deskundige rapport
heeft de basis gevormd voor de op
handen zijnde reorganisatie. Tenslotte
sprak de Voorzitter woorden van
dank uit voor het belangrijke aandeel
van zijn naaste medewerker in het
Hoofdbestuur, de heer J. Th. van
Taalingen, in de voorbereiding der
reconstructie. Deze woorden werden
met instemming door de vergadering
ontvangen.
Als sprekers voor de hiernavolgende
rondvraag meldden zich de heren
A. G. Visser, Joh. Miedema en W.
Hemelraad.
De heer Visser bracht nogmaals de
nadelige invloed van de B.T.W. ter
sprake, met name op de kleinere ex
ploitaties die op een lager percentage
van de vermakelijkheidsbelasting wer
ken, of reeds van de vermakelijk
heidsbelasting zijn vrijgesteld. Hij ver
zocht het Hoofdbestuur aandrang op
de regering te blijven uitoefenen ter
verlichting van de druk der B.T.W.
op de kleinere bedrijven.
T\e heer Joh. Miedema, oud-Voor-
zitter en erelid van de Bond,
deelde mede niet zozeer een vraag te
willen stellen als wel een verklaring
te willen afleggen. Hij beklemtoonde
er behoefte aan te hebben de waar
nemend Bondsvoorzitter te compli
menteren met het succes van de ar
beid der laatste jaren. „Als iemand
begrip heeft kunnen opbrengen voor
de moeilijke taak, die hij in het afge
lopen jaar heeft verricht," aldus de
heer Miedema „dan meen ik te mo
gen pretenderen daar het mijne van
227