Passende tegemoetkoming
Minister dr. M. A. M. Klompé
Verloren zin
Symbiose
12
Toespraak van de minister van Cul
tuur, Recreatie en Maatschappelijk
werk, dr. M. A. M. Klompé, ter ge
legenheid van het 50-jarig bestaan
van de Nederlandse Bioscoopbond.
"Dij een verenigings-jubileum komt
het nogal eens voor, dat een
spreker begint te memoreren dat hij
zich zo goed de tijd herinnert waarin
men zich kon laten knippen en sche
ren, samen voor een dubbeltje, en
nog een borrel en een sigaar op de
koop toe kreeg. Waarna dan, ge
woonlijk met enige weemoed, enige
herinneringen worden opgehaald uit
de beginjaren en de tijd van oprich
ting van de jubilerende vereniging.
Ik zal die gewoonte niet volgen. Niet
omdat knippen en scheren, een bor
rel en een sigaar, meer tot het domein
van de man behoren, maar omdat ik
liever terstond kom tot meer wezen
lijke zaken die bij het overdenken
van dit belangrijke moment in het
bestaan van Uw Bond op ons afko
men.
Als ik enkele facetten uit het verleden
zal noemen, zal dat uitsluitend zijn
om daarmee een zekere „trend" aan
te duiden, en om vervolgens met be
hulp van die trend, enig inzicht in
de toekomstige maatschappij, en de
positie van de film en het filmbe
drijf daarin, te verkrijgen. Terugkij
kend naar de beginjaren van de Bond
ziet men pas duidelijk welk een evo
lutie zich voltrokken heeft in de posi
tie van het bioscoopbedrijf in het
culturele leven van ons land. De heer
Bosman heeft al gewezen op het ge
ringe aanzien dat het bedrijf in over
heidskringen genoot hetgeen o.a.
aanleiding heeft gegeven tot een
wetgeving die de bescherming van de
bevolking ten doel had. Ik zou er aan
willen herinneren dat in de jaren dat
de film als cultureel medium ontdekt
begon te worden, door velen het me
dium film en de bioscoop als eikaars
natuurlijke vijanden werden gezien.
\i^en behoeft er de eerste jaar
gangen van het befaamde blad
Filmliga van omstreeks 1927/1928
maar op na te slaan om te zien dat
daarin uitdrukkelijk gesteld werd:
„wij strijden vóór de film en tégen
de bioscoop". Zulk een tegenstelling
Minister dr. M. A. M. Klompé voert
het woord. Van l.n.r. de heren Dujar-
din, Gerschtanowitz, Smulders en
Wolff.
moge in die tijd enige zin gehad heb
ben, in latere jaren en zeker in onze
tijd heeft zij alle betekenis verloren,
omdat de goede film ons nu vrijwel
uitsluitend pleegt te bereiken via de
bioscopen, of dat nu grote luxe-thea
ters of kleine „art-houses" zijn, en in
stellingen als de filmliga's een geheel
andere functie hebben gekregen dan
eertijds.
In de allerlaatste tijd bereikt de goede
film ons soms ook wel via de televi
sie, maar dat is een ander hoofdstuk
waarop ik hier maar niet zal ingaan.
Tit deze blik in het verleden blijkt
in elk geval wel dat in Nederland
bij het filmwezen in een vroeg sta
dium sprake was van een samengaan
van cultuur en commercie al werd