Ook Fransen nemen film onder de loep indien er geen operateur in het ge bouw is, er wel iemand anders aan wezig moet zijn die in voldoende mate op de hoogte is met de brandveilig heidsvoorschriften. Nu zou dus een ieder voorlopig weer tevreden kunnen zijn, ware het niet dat de laatste tijd hier en daar verschil van mening is gerezen over wat nu precies onder een projectie-automaat moet worden verstaan. Naar onze mening is dat een inrichting die zodanig werkt, dat een groter of kleiner deel van de handelingen die anders door een operateur worden verricht, thans automatisch geschiedt. Voor wat de veiligheid betreft, komen daar nog bij de bepalingen als ver meld in het hierboven geciteerde ar tikel 14. Is er dus sprake van een gedeeltelijke automatisering in een bioscoop, waar bij bij voorbeeld alleen het doven van het zaallicht, het openen van het gor dijn, het overnemen van de verschil lende acten, inclusief het in- en uit schakelen van de lichtbronnen, als mede aan het eind van de voorstelling het sluiten van de gordijnen en het ontsteken van het zaallicht, tot stand wordt gebracht, dan is dit geen auto maat in de zin van artikel 14 en moet er wèl een operateur in de cabine aanwezig zijn. Pas als deze automaat is uitgebreid met de verschillende vei ligheidsmaatregelen als in dit artikel opgesomd, wordt de situatie anders. NO-REWIND Is een cabine uitgerust met een zoge naamde no-rewind-installatie, waar van wij hierbij nogmaals een afbeel ding publiceren, dan kan dit op zich zelf niet als een projectie-automaat worden beschouwd. Pas nadat zoda nige maatregelen zijn genomen, dat bij voorbeeld als het projectielicht uit valt, automatisch die handelingen wor den verricht die anders tot de taak van de operateur zouden behoren, is dit wel het geval. Het zaallicht moet namelijk in dat geval worden ontsto ken en de projector moet worden uit geschakeld. Een dergelijke aanvullen de automatisering kan als regel met behulp van relais tamelijk eenvoudig worden gerealiseerd. Voor wat betreft de signalering van brand- of rookverschijnselen was aan vankelijk sprake van een zogenaamde rookgasmelder, maar verschillende brandweerautoriteiten hebben deze eis laten vallen en geven de voor keur aan een eenvoudiger en boven dien goedkoper oplossing van dit pro bleem, door middel van thermische beveiligingen. De opvattingen op dit punt kunnen plaatselijk verschillend zijn en het verdient dan ook steeds aanbeveling om, alvorens een cabine te automati seren, overleg te plegen met de brandweer ter plaatse omtrent de te stellen eisen. Uiteraard is de Techni sche Dienst van het Bondsbureau steeds ter beschikking om zo nodig van advies te dienen. IN MEMORIAM Op 22 januari overleed de heer J. S. van der Meer, firmant van de Firma Bioscoop Het Concert gebouw te Druten en commissa ris van de N.V. Theatermaat schappij Gofilex te Bilthoven. De begrafenis heeft in alle stilte plaatsgevonden. Op 4 februari ging in de leeftijd van 73 jaar van ons heen de heer J. F. B. de Winter, broer van Mevrouw M. A. O van Laar- De Winter, exploitante o.a. van het Luxor Theater te Tiel. De heer De Winter was bedrijfs leider van genoemde bioscoop. Het Hoofdbestuur heeft de fa milie schriftelijk deelneming be tuigd met haar verlies. Volkomen onverwacht werd in de kracht van zijn leven op 11 februari door de dood weggeno men de heer M. B. J. van der Kop uit Helden-Beringen. Hij was exploitant van de perma nente bioscoop VIOS aldaar, alsmede van een reizende bio scoop. Zijn heengaan betekent een groot verlies voor zijn ge zin. De teraardebestelling ge schiedde op 14 februari na de plechtige Eucharistieviering in de parochiekerk van de H. Josef te Helden-Beringen. De heer P. Vink uit Deurne be wees de overledene namens het Hoofdbestuur en Bestuur der Afdeling D de laatste eer. Ook schriftelijk is namens deze col leges deelneming betuigd aan de familie Van der Kop. In de leeftijd van 59 jaar over leed op 14 februari na een lang durig ziekbed de heer A. G. Vis ser uit Baarn, exploitant van het Flora Theater aldaar, sedert 1950. De heer Visser bekleedde weliswaar geen functies, maar genoot niettemin algemene be kendheid door zijn belangstel ling voor Bonds- en afdelings ledenvergaderingen, waar hij zelden of nooit ontbrak. De teraardebestelling vond plaats op 14 februari op de Alge mene Begraafplaats aan de Wij- kamplaan te Baarn. Verscheide ne bedrijfsgenoten bewezen de overledene de laatste eer. Na mens het Hoofdbestuur was aan wezig de heer P. J. N. R. Ooms en namens het Bestuur der Af deling D de heer P. N. Brouwer. Tevens werd onder de bedrijfs genoten opgemerkt het lid van de Bondsraad, de heer D. J. van Leen. Zij allen betuigden Me vrouw Visser-Rijnders en familie hun innige deelneming met het geleden verlies. Op 14 maart overleed in de leef tijd van 66 jaar de heer P. B. M. Koopal, echtgenoot van Me vrouw A. E. M. Koopal-Was- kowsky, exploitante van een drietal bioscopen te Breda. Het Hoofdbestuur heeft Mevrouw Koopal en familie schriftelijk deelneming betuigd met dit heengaan. De teraardebestelling geschied de op 17 maart op de R.K. be graafplaats „Zuylen" te Breda, in aanwezigheid van tal van vrienden en zakenrelaties. Niet alleen Nederland kent een „com missie van onderzoek" in filmzaken. Op initiatief van André Astoux, direc teur-generaal van de CNC (Conseil Nationale Cinematografique) zijn er in Frankrijk vijf werkgroepen gevormd, die zich moeten bezighouden met de problemen van de Franse cinema. Hun oplossingen mogen zeer uit drukkelijk niet gebonden zijn aan „particuliere belangen", maar moeten expliciet ten dienste staan van het collectief der Franse bioscopen en de Franse film. Op het ogenblik van de installatie werkten al enkele commissies aan de problematiek van het festival te Can- nes, de IDHEC en Unifrance, de re cettevraagstukken in verband met fis cale heffingen en er was er ook een, die zich met de vereenvoudiging van procedurekwesties bij de CNC zelf bezighield. De vijf werkgroepen hebben een ambi tieus programma: De eerste: het zoeken naar methoden welke de produktie van de Franse film (lang en kort) kan opvoeren met inachtneming van de eisen gesteld in verschillende binnen- en buitenlandse belangstellingscentra. De tweede: het zoeken van doeltref fende methoden tot verkoop van de Franse film in het buitenland. De derde: het zoeken naar middelen om het publiek terug te brengen naar de bioscopen. De vierde: Het zoeken van methoden om de artistieke kwaliteit van de film te verhogen en een culturele activiteit van de bioscoop te laten uitgaan. De vijfde: een onderzoek naar welke taken geëigend zijn om te worden verricht door de staat en de over heidslichamen, zoals promotie van de film, de conserverende taak, de mu sea en prestige-manifestaties. De werkgroepen zijn samengesteld uit zes tot acht ter zake competente lieden en er wordt een ludieke bena dering van de problematiek van hen verlangd. Half juni worden de eerste rapporten verwacht. De werkgroepen hebben een vrij mandaat zich te laten voorlichten door wie zij willen. 15

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1970 | | pagina 15