Produktiefinanciering
opgevijzeld, waar de mensen elkaar
verstaan en niet alleen kankeren;
de cassette is een uitdaging en
geen bedreiging, een kans hoewel
het in korte tijd een bedreiging kan
worden. Omdat de cassette een tech
nisch nieuwtje is met waarschijnlijk
een flinke impuls voor de producenten
rpoet het ding toch niet worden gezien
als een bedreiging voor de exploitan
ten.
Als er één ding uit de discussie
naar voren is gekomen is het wel, dat
er een publiek is dat wenst uit te gaan.
Het zou naar de bioscoop gaan als de
omstandigheden het daar maar toe
konden verleiden.
De vrijetijdsbestedings-markt zal in
de toekomst groter zijn dan nu dat
staat al vast als een huis.
Ook een punt dat aan de orde
kwam was de vorm van de exploitatie,
een onderwerp waar ook producenten,
distributeurs en financiers mee te ma
ken hebben.
Barclay constateerde in zijn rede dat
het helemaal niet iets is om trots op
te zijn, dat de image van de bioscoop
volstrekt die aantrekkelijkheid heeft
verloren, welke dit instituut veertig
jaar geleden had.
Maar het laatste woord was in zekere
zin optimistisch: Spreek ik in het al
gemeen dan heb ik toch de indruk dat
,the industry' een leven voor zich heeft
en een grote toekomst als u daar
maar voor durft kiezen. De toekomst
is helemaal wat u er zelf van maakt.
Een van de dingen die daarbij nodig
zijn is* hiervan te verzekeren, dat de
samenspraak tussen uw bedrijven zo
danig is, dat er discussie uit kan ont
staan. Maar u zult niet alle problemen
oplossen met erover te praten. U zult
er ook wat aan moeten doen."
Een van die onderwerpen waar daden
gewenst zijn in Engeland en waar
niet? is de financiering van de pro-
duktie.
Robert A. Clark, voorzitter van de
National Film Financing Corporation,
brak een lans voor een aantrekkelijker
(Britse) situatie voor particuliere in
vesteerders met inbegrip van produ
centen, regisseurs en spelers. Het zou
mogelijk moeten zijn, dat zij hun in
vestering of uitgestelde salariëring
ontvangen uit een afgesproken deel
van de bruto-opbrengst bij de distri
buteurs. Voor de distributeur zou dit
een wijziging van de verdeling van de
filmopbrengst betekenen.
Clark zette uiteen hoe plezierig het is
geweest, dat de Amerikanen Engeland
als filmland ontdekten en er geld in
hebben gestoken. Nu zij zich ten dele
terugtrekken is het van belang, dat de
Britten nu hun kwaliteitsinstrument
voor produktie bewaren en gebruiken.
Nieuwe investeringsvormen, co-pro-
duktie en verbetering van de contacten
met de Amerikanen beval hij aan als
middelen.
Hij keerde zich af van hen, die ais
laatste redmiddel sex en geweld han
teren. „Wat belangrijk is is een film
kwaliteit te geven welke niet alleen zijn
publiek behagen, maar hem ook am
bassadeur maken voor de rest van de
films, zodat bij het publiek bereidheid
ontstaat méér films te bekijken."
Hij besteedde aandacht aan de thea
ters: „Het is prettig te weten, dat men
zich vandaag goed van de nood
zaak bewust is een soort bioscoop te
hebben die net zo aantrekkelijk is
voor de goedbehuisde mens van he
den als destijds de theaters waren
voor de slechtbehuisden."
Hij pleitte evenzeer voor een meer
variabele booking en het maken van
circuits, die zijn aangepast aan een
omschreven type van bezoekers. Wel
licht is een ander formaat nodig. Een
film die mikt op een speciaal publiek
behoeft dan niet catastrofaal te zijn in
een heel rayon van theaters. Voor En
geland is dit uiteraard zeer belangrijk,
waar de situatie wel iets anders ligt
dan in ons land.
De toespraak tendeerde echter naar
een grotere soepelheid in het gehele
bedrijf die het andere investeerders
dan tot dusverre zou mogelijk maken
geld in films te steken. Wij moeten ze
een kans op terugverdienen kunnen
tonen. We moeten niet meer zo erg
naar het aandeel kijken, dat ieder uit
een filmopbrengst krijgt, maar naar
het stadium wanneer investeerders
geld beginnen terug te verdienen. Die
garanties moeten groter zijn.
De (Britse) distributeur is in een te ge-
priviligeerde positie, wanneer hij reeds
zijn deel aftrekt van de bruto-op
brengst, en de financier trekt aan het
kortste eind omdat er na aftrek van
kosten en commissies geen stuiver
overschiet. In het belang van een be
tere image van de filmfinanciering riep
Clark zijn gehoor op in andere rich
tingen te gaan zoeken, die risico en
garanties beter verdelen over allen,
die meespelen in de financiële voor
bereiding en afwikkeling.
Technische voortgang
Coenraad Solleveld president van
Philips Phonographische Industrie en
van de Deutsche Grammophone Ge-
sellschaft leidde de discussies in
over Nieuwe technische vindingen.
„Men moet bereid en in staat zijn
nieuwe kansen te grijpen ontstaan
door technologische vooruitgang en
uitvindingen. Men moet ook de poten
tiële wensen van zijn markt kennen en
technisch onderzoek initiëren, aan
moedigen en betalen om deze wensen
te bevredigen."
Solleveld rangschikte film onder de
„massa communicatie industrie". Ba
sis van film is het communiceren met
massa's mensen. Het is de voortdu
rende opgave van de communicatie
industrie de kwaliteit van zijn media te
verbeteren en nieuwe technieken te
ontdekken. Hij wees erop hoe juist
déze industrie altijd voorop heeft ge
lopen en de geschiedenis ervan vol is
geweest, van revoluties, welke enorme
economische en sociale verschuivin-
'gen in beweging hebben gebracht.
Na deze filosofische inleiding zei Sol
leveld: „Bioscoop en televisie hebben
ons geluid en beeld gegeven. Wat zij
niet gaven was de mogelijkheid een
programma van eigen keuze te maken
op een tijd en op een plaats naar
eigen keuze."
De consument had wel een keus, maar
een beperkte. In de muziekindustrie is
dat volkomen anders geworden: de
consument kan elke wens op elke plek
op elk tijdstip vervullen. Dit is mogelijk
geworden door magnetische band en
grammofoonplaat. Daardoor zijn le
vende muziek en levende shows po
pulairder geworden dan ooit (zie o.a.
Woodstock en Kralingen - Red.).
Solleveld verwachtte, dat binnen af
zienbare tijd de consument óók zijn
audio visuele behoeften volledig ge
controleerd zal bevredigen. „De audio
visuele eeuw is aangebroken," al moet
een en ander nog sociaal worden in
gepast.
Maar de consument zal de volledige
vrijheid verwerven.
Solleveld refereerde aan drie techni
sche vindingen: satelliet, kabel TV en
Video.
De grondprincipes van de drie zijn de
zelfde, maar de uitwerking maakt er
drie totaal verschillende zaken van.
Hun gecombineerde effect reikt nóg
veel verder en zal zonder twijfel een
veranderd vermaakspatroon bewerk
stelligen, als het zijn invloed krijgt op
het educatieve vlak en op de gehele
communicatie.
Solleveld voorspelde over afzienbare
tijd TV sets in de huiskamer uitgerust
met een satellietontvanger, die pro
gramma's van waar dan ook uit de
lucht plukt.
Een systeem van satellieten kan het
probleem van de horizonbegrenzing
van grondstations verhelpen; één sim
pele uitzending kan miljoenen en mil
joenen toestellen direct bereiken.
Barrières van politieke en auteurs
rechtelijke (en vele andere) aard staan
een dergelijke communicatie nog wat
in de weg. Meer voor de hand ligt een
netwerk van satellieten, die verbonden
zijn met grondstations, welke met een
kabelnet de huiskamer-tv voorzien van
beeld en geluid. In Amerika is men
bezig iets dergelijks op te zetten en
misschien zal Europa t.z.t. ook derge
lijke installaties kennen. Hier zijn het
de landsgrenzen, die geen voorspel
lingen toe laten. Maar hoe het zij met
de invloed, welke TV op deze manier
zal hebben op film en bioscoop, één
ding is zeker, het zal de vraag naar
ontspannende programma's doen toe
nemen en welke industrie is daar
beter voor ingericht dan: de film
industrie? Aldus Solleveld.
Hij vroeg zich af of het mogelijk zou
zijn voor de vertoners van film kabel
netten te bezitten eri te exploiteren.
Waarom zou de exploitant zich zelf
17