Bondsraad benoemt J.Th. van Taalingen tot Bondsdirecteur Realistische jaarrede van voorzitter NEDERLANDS FILMMUSEUM AMSTERDAM De Algemene Ledenvergadering van de Nederlandse Bioscoopbond de Bonds raad heeft op 23 juni in het Hilton Hotel te Amsterdam de heer J. Th. van Taalingen, zonder stemming en met een applaus dat voor zichzelf sprak, be noemd tot bondsdirecteur. Dit betekende tevens dat de voorzitter, de heer J. G. J. Bosman een periode van een kwart eeuw afsloot, waarin hij het directeurschap heeft vervuld. Vorig jaar benoemde de Bondsraad hem tot voorzitter en tot 1 juli jl. vervulde de heer Bosman de directeursfunctie waarnemend. Aan de heer H. W. Hagenberg, adj.-directeur werd door het Hoofdbestuur de persoonlijke titel van directeur toegekend. De jaarvergadering was in meer opzichten belangrijk, omdat behalve de ver vulling van vacatures tevens de toekomst van het bedrijf aan de orde werd gesteld. De rede van de bondsvoorzitter ging diep in op de problematiek van vandaag en de voorzitter stelde zich hiermee op in het internationale forum, dat het film- en bioscoopbedrijf wijst op zijn taak te vernieuwen. Wij laten hieronder de tekst van de jaarrede volgen voor zover deze buiten het besloten karakter van de vergadering kan worden weergegeven. ,,lk heet u hartelijk welkom in deze jaarvergadering van de Bondsraad, een welkom dat in het bijzonder ook hen geldt die als niet-lid van de Raad door hun aanwezigheid de statutair voorziene openbaarheid van onze ver gadering waar maken. Het heeft weinig zin om, nu het jaar 1970 al weer bijna voor de helft is ver streken, lange tijd stil te staan bij het geen in 1969 is gepasseerd. Zo er ooit een tijd is geweest, waarin verslagen snel verouderen, dan is het wel deze; en zo er al een bedrijf is, waarvoor dit in het bijzonder geldt, dan is het wel het onze. Wat betreft de gebeurlijkheden in on ze organisatie mag ik zo vrij zijn te verwijzen naar de uitvoerige verslag geving over 1969. Slechts een enkel markant punt wil ik releveren, namelijk het besluit van uw Raad van 16 de cember 1969, waarbij de Bondsvoor- waarden voor de levering van films zodanig zijn aangepast, dat tegemoet kon worden gekomen zowel aan in verhuurderskringen als in exploitan tenkringen levende wensen, en dat van een wezenlijke verbetering, met name van een vereffening van onbil lijkheden, sprake is. De bestudering van deze materie en het daarmede ge paard gaande overleg tussen de be langengroepen heeft van het Hoofd bestuur veel tijd gevraagd en, dat mag ik hier ook wel zeggen, veel beleid. Onze leveringscondities vormen als het ware één complex; daarom is er naar gestreefd aan de gerechtvaardig de verlangens over en weer tegemoet te komen, zonder het evenwicht in de verhoudingen te storen. Aan de ene kant mag het resultaat geschreven worden op het conto van de herstruc turering van onze organisatie, die een intenser en praktischer overleg dan voorheen heeft mogelijk gemaakt door verduidelijking in de verhoudingen in de onderscheiden Bondsorganen. Aan de andere kant is de goede wil die hierbij bij de betrokken partijen aan wezig was, van doorslaggevende be tekenis geweest, en is het gehele re sultaat, dat in zijn onderdelen mini- tieus is afgewogen, uiteindelijk te danken aan het feit, dat wij door een jarenlang samengaan van de verschil lende bedrijfsgroeperingen het klimaat hebben geschapen dat in het kader van het bedrijfsleven voorbeeldig genoemd mag worden en in ons aller belang alleen maar nuttig en profijtelijk. Ook met het Reglement op de Recette administratie, dat in werking zal tre den zodra -de vermakelijkheidsbelas- ting is afgeschaft, is tijdig en goed voorbereidende werk verricht. Als een rode draad door al onze jaar stukken, door al onze publicaties en de jaarlijkse mededelingen in de jaar vergaderingen lopen de grote vraag stukken die verband houden met onze extra fiscale lasten en onze wettelijke beperkingen met betrekking tot de vertoning van onze films. Er is als het ware een ruim vijftigjarige strijd in ver disconteerd, die de laatste tijd op an der niveau is gevoerd, welke naar het zich laat aanzien naar een oplossing, althans naar een meer definitieve en voor ons wat meer bevredigende re geling zal leiden, maar die alvorens het eindstadium is bereikt, de grootste waakzaamheid vraagt. In de eerste plaats denk ik hierbij aan het vraagstuk van de extra lasten dat ons bedrijf het meest intrigeert, omdat als het ware zijn steeds moeilijker wordend bestaan op het spel gaat staan. Hoewel de regering reeds in 1967, nadat wij terzake met de be trokken ministers rechtstreeks en uit voerig van gedachten hadden kunnen wisselen in aanwezigheid van hun naaste medewerkers, het voornemen

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1970 | | pagina 3