De directeur van de Nederlandse Bioscoop
bond spreekt een dankwoord tot de Bonds
raad, nadat deze de heer 1. Th. van Taalin
gen bij acclamatie heeft benoemd a/s zo
danig.
onderzoeken hoe ons bedrijf zich zal
moeten gedragen met het oog op de
maatschappelijke ontwikkeling die
zich in de naaste toekomst zal voor
doen.
Inmiddels is een Stichting Stimule
ringsfonds voor het Nederlandse Film
en Bioscoopwezen in het leven geroe
pen, met als doel het ontplooien en
het bevorderen van stimulerende ac
tiviteiten ten behoeve van het Neder
landse film- en bioscoopwezen, in
hoofdzaak door het beschikbaar stel
len van gelden die voor dit doel be
vorderlijk kunnen zijn.
Wij trachten tot een zodanig systema
tisch onderzoek van ons bedrijf te
komen, dat richting kan worden ge
geven aan ons beleid en dat van de
leden individueel voorzover nodig, in
zonderheid wat betreft de structure
ring van ons bedrijf, de klantenwer
ving en het algemeen aanzien.
Het Hoofdbestuur vertrouwt dat plan
nen welke via het werk van het Stimu
leringsfonds gerealiseerd kunnen wor
den, spoedig kunnen worden uitge
werkt.
Ook ten aanzien van de Nederlandse
Filmproduktie zijn wij aan het studeren
geslagen. Het valt te verwachten dat
de desbetreffende Commissie Van
Lanschot Hubrecht (Studiecommissie
Nederlandse Film) nog voor het eind
van de zomer met een rapport zal
komen.
Het Hoofdbestuur stelt zich voor dit
jaar in oktober een congres te hou
den. Dit zal zich zoals de betrokken
commissie aan het Hoofdbestuur heeft
voorgesteld bezighouden met de ser
viceverlening aan bioscoopbezoekers,
daaronder begrepen vraagstukken
samenhangende met personeelsbe
leid, verkoop consumpties en even
tueel andere artikelen, inrichting van
de foyer, informatie van de bezoekers
omtrent toekomstige programmering,
wensenbus voor bezoekers etc. Voorts
zal gecongresseerd worden over re
novatie en nieuwbouw, daaronder be
grepen rentabiliteit, ligging nieuwe
zaken, vraagstukken van architectuur,
zowel buiten als binnen.
Niet slechts de interne organisatie
van het film- en bioscoopbedrijf voedt
onze activiteit met vraagstukken. Ze
worden ook aangedragen door de ont
wikkeling van de ons omringende we
reld. De vraag is: kunnen wij ons deze
ten nutte maken door aanpassing,
door actief ingrijpen, hetzij door stu
die?
Een half miljoen personen per week
besluit vrijwillig theaters te bezoeken
en brengt de bereidheid met zich alles
wat in die theaters voorhanden is te
ondergaan. Zij brengen ook sluime
rende wensen mee.
Maar zijn wij zo „customer orien-
tated" dat wij weten wat het aantal
van 500.000 (dat wij zo graag willen
vergroten) verlangt in die vrije uren,
welke men voetstoots geeft aan het
bioscooptheater. Zijn wij in staat hen
tegemoet te komen?
Weten wij wat de bezoeker bereid is
te besteden, kennen wij de verande
ringen in zijn behoefte, zijn smaak,
kennen wij de verleiders waarop hij
reageert?
Hij is actief bereid tot iets Tot het
bezoek aan een theater hetgeen
daarna komt moeten wij zelf invullen.
Ten eerste met de omgeving waarin u
hem hebt uitgenodigd.
Is deze bij de tijd. Zal de komende
tijd daaraan grotere eisen stellen. Ve
len uwer investeren in kostbare ver
anderingen. Binnen die investeringen
wordt veel aandacht besteed aan za-