Bezoekers in de telmachine aspect geeft aan al het andere (oude re) publiek, the lost audience. Daarmee paalt het film- en bioscoop bedrijf zijn marktaandeel erg af. Het richt zich (internationaal) wel erg op precies het rage- en craze-gevoelige deel, dat vandaag of morgen zou kunnen besluiten dat film „uit" is of hoe zo'n afwijzing t.z.t. ook moge heten. Men zal dan niet één-twee-drie" de vaders en moeders voor de kassa krijgen, die filmkijken al zijn ontwend. Die zijn niet meer gespitst op feeste lijke voorpremières, welke vooral in de provincie de notabelen samen brachten en de mondreclame effect gaven. Die zijn niet meer gewend naar een bioscoop te gaan om er gezien te worden. Deze functie heeft het cabaret over genomen. Voor een niet gering deel is zij ook terechtgekomen bij dat deel van de horeca, waar men gewend is geraakt zich aan modetrends aan te passen. In Amsterdam groeien de ge specialiseerde etablissementen als champignons en zitten rijkelijk vol, ongevoelig voor seizoeninvloeden. Men kan zich gaan afvragen of de bio scoop zich nog wel richt op het pu bliek, dat men bereiken wil. Publika- ties wijzen uit, b.v. in Filmecho, dat de filmmakers en producenten het al lang niet meer eens zijn over wat nu eigenlijk het publiek is, dat men wil aantrekken. In deze debatten laait de strijd hoog op over het vraagstuk of de filmcritici wel een juist begrip hebben van hun functie, en het publiek en de film niet wezenlijk meer van elkaar isoleren, dan naar elkaar toebrengen (onder het pathologisch aangehangen argu ment van het-commerciële-in-de-film). Blijft overigens de moeilijkheid: hoe vindt men een methode die een film, welke niet onmiddellijk aanspreekt, tóch bij een groot publiek toegang geeft? De vraag is hoe pakt men ook de mensen boven de dertig jaar. Hoe schakelt men de idee uit, dat men uit verveling naar een bioscoop gaat en dat TV hetzelfde biedt als een bio scoop. Het zijn bestaande vooroorde len welke onderzocht dienen te wor den. Want er zijn films die elke theorie tarten en ouderwetse bezoekersaan tallen trekken. Waarom die wel en an dere niet? Weet de bezoeker van die andere films dan wel genoeg af. Is er voldoende informatie verstrekt? Is men er met een advertentie en een persvoorstelling? Kan men handen wrijvend volstaan met afwachten als een film dan óók nog een TV-presen- tatie heeft gekregen? Of moet er veel meer gebeuren? Moet de exploitant meer beroering maken in zijn rayon? Moet de verhuurder nog meer aan de weg timmeren. Of is de oplossing wel licht simpeler? Moet het systeem van de inhoud van de advertentie mis schien op de helling? Moet je misschien zelfs niet adver teren, maar eigen mededelingen gaan uitgeven? De vraagstukken spitsen zich toe op drie fronten. Ten eerste het theater, zijn aanzien en functie. Ten tweede de manier van onder de aandacht brengen van de films. Ten derde de films zelf, en de vraag of het aanbod metterdaad is wat het publiek vraagt. Voldoen aan de vraag van het publiek behoeft bepaald geen knieval in te houden voor slechtere smaak. De inhoud van grote succes- films bewijst eerder het tegendeel. Heeft iemand hierover een mening? Een opbouwende idee? Een die niet uitgaat van „dat en dat is er allemaal verkeerd", en „zo had het niet gedaan moeten worden". Wij willen graag brieven van hen die bezield een richting wensen aan te duiden. In een volgende editie van „Film" zullen wij de binnengekomen ideeën plaatsruimte geven. TOTAALBIOSCOOP Op een tentoonstelling in Essen (Duitsland), die het verkeer als onder werp had is tussen 29 augustus en 13 september een door Kinoton (Mün- chen) geïnstalleerde apparatuur ge toond, waarvoor het idee is geleverd door de Industrie und Kulturfilm Adal- bert Baltes te Hamburg. Met vier 35 mm Philips-projectoren (2500 W. xenon - interlock), vier 16 mm Bauer-apparaten en nog een spe ciale extra projector werd een „ab solute ruimte" geschapen. Men moet deze zich voorstellen als een enorme kubus van transparant" materiaal, waarop van buitenaf ge projecteerd wordt aan alle zijden. Op het plafond een wolkenlucht, op de vloer een vloer of wat ook maar past bij de halucinerende beelden welke de wanden vertonen. De absolute ruimte was een primeur voor Essen. De toeschouwer staat in de doos net zo opgenomen in het beeld als stond hij b.v. in een prachtig panorama buiten. De Duitsers noemden het de eerste „totalkino". Het ruimtegevoel wordt door de pro jectieopstelling en de stereofonische geluiden met akoestische effecten in hoge mate aangesproken. 8 In de afgelopen tijd hebben verschil lende instanties zich weer bezigge houden met de publieke belangstel ling voor het theater. Ten eerste is daar het „gele boekje" dat het Cen traal Bureau voor de Statistiek uitgaf, gewijd aan het „BEZOEK AAN VERMAKELIJKHEIDSINSTELLINGEN 1968". De teruggang van het bioscoopbezoek is daarin uiteraard aan de orde ge komen. Bioscoopbezoek bleef, samen met sport, de belangrijkste vorm van verstrooiing buitenshuis. 34 Procent van alle mensen die „uitgingen" be zocht de bioscoop en 19 procent een sportuitvoering. Slechts de concerten vertoonden in 1968 een positieve uitslag; het bezoek aan concerten ging 14.8 procent voor uit. Bij alle andere vormen van ver maak was de jaartelling negatief ten opzichte van 1967. Zelfs bij de sport. Het museumbezoek verheugde zich in een licht toenemende belangstelling. Opmerkelijk zijn de cijfers opgegeven voor het bezoek aan „filmvoorstellin gen uitgaande van niet-bioscopen" (dus in verenigingsverband, clubs, li ga's e.d.). Dit cijfer verdubbelde bijna ten opzichte van 1967 in gemeenten met meer dan 100.000 inwoners en over het gehele land steeg het van 584.000 tot 758.000. SOCIOLOGISCH ONDERZOEK Het sociologisch instituut van de Rijks universiteit te Utrecht stelde een on derzoek in naar de plaats en functie van de Utrechtse stadsschouwburg. In deze enquête werd een wat algeme ner vrijetijdsbestedingsonderzoek in gebouwd. In dit verband komt aan de orde de keuze tussen schouwburg en bio scoop. De in een voorlopig exerpt vrijgegeven cijfers over deze keuze hebben wij voor u overgenomen. De uitkomst van een bezoekerssteek- proef is aangeduid met „W.B." (wèl- bezoekers). De Utrechtse bevolking is aangeduid met „U.B.". De ,,wèl-be- zoekers" betrof een enquête onder personen aangetroffen in het schouw burgtheater. De „bevolking" betreft een vrije enquête buiten het theater. Deze beide enquêtes zijn tegenover elkaar gezet.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1970 | | pagina 7