Enkele leden vonden bedoelde bepaling verheugend. Zij zou
den het overigens op prijs stellen van de bewindslieden te ver
nemen of zij niet van mening zijn - nu de openbaarheid voor
beneden 18-jarigen anders wordt gedefinieerd dan voor boven
18-jarigen - dat de rechtszekerheid in gevaar wordt gebracht.
Vele andere leden verwezen naar hetgeen hunnerzijds in het
algemeen gedeelte van dit verslag was opgemerkt over het hier
besproken voorstel, nl. dat dit neer zou komen op een verslech
tering van het thans geldende regime.
Artikel 2. Verschillende leden vroegen, of de bewindslieden
er bezwaar tegen zouden hebben, indien de in dit artikel te
regelen Rijkscommissie Jeugdfilmkeuring met de bij artikel 15
voorgestelde Filmadviescommissie zou worden samengesmol
ten.
Een tweede vraag dezer leden luidde, of de bewindslieden
de samenstelling van de commissies niet in de wet willen rege
len overeenkomstig artikel 3 van wetsontwerp 11 021.
Verscheidene leden, wie de in artikel 3 van ontwerp 11 021
neergelegde nadere uitwerking van de samenstelling der keu
ringscommissie meer aansprak dan de meer globale formule
ring in het onderhavige artikel, stelden dezelfde vraag.
Deze leden herinnerden er voorts aan, dat de commissie-
Witte in haar rapport een aantal suggesties gedaan heeft over
de wijze van samenstelling van de Rijkscommissie Jeugdfilm
keuring. Tegenover vier der gedane voorstellen stelt de Rege
ring zich blijkens de memorie van toelichting positief op.
Alleen ten aanzien van de suggestie, een eventuele herkeu
ring door andere personen dan die de aanvankelijke keuring
verricht hebben, te doen geschieden, formuleren de bewinds
lieden het wat afhoudende oordeel dat hiermee rekening ge
houden zal kunnen worden. Waarom „kunnen worden" en niet
„worden"? Is de Regering bereid deze gedachte in dit wets
artikel vast te leggen?
Mede op grond van de opmerkingen van de heer Broeksz
in diens als lid van de Adviescommissie Filmkeuring uitge
brachte minderheidsrapport (blz. 8 en 9 der memorie van toe
lichting) achtten verscheidene leden motivering van het advies
gewenst.
Uit de tekst van lid 3 van dit artikel blijkt niet,"dat niet alleen
het advies, maar ook de motivering in de Staatscourant zou
moeten worden gepubliceerd.
Artikel 3. De Regering stelt voor, als criterium voor de
niet toelaatbaarheid voor jeugdige personen: „met het oog op
de bescherming van de goede zeden of de gezondheid". Waar
om niet zo vroegen verscheidene leden - bij voorbeeld:
„schadelijk voor jeugdige personen" als uitgangspunt gekozen?
Artikel 4. Waarom wil, zo vroegen verscheidene leden, ge
zien de hoe dan ook belangrijke gevolgen van een uitgebracht
advies, de Regering niet altijd een herkeuring mogelijk doen
zijn? Waarom wenst de Regering geen herkeuring mogelijk te
doen zijn indien een film na de keuring reeds vertoond is?
Artikel 6. Enkele leden zouden inzake de in het derde lid
geopende ontsnappingsmogelijkheid gaarne vernemen, wanneer
er sprake is van „spoedeisende gevallen" en hoe zij de zin
snede „films betreffende onderwerpen van actueel belang"
moesten interpreteren.
Verscheidene leden informeerden naar het oordeel van de
bewindslieden over de opvatting van de Nederlandse Jeugd
Gemeenschap, dat de bepalingen in het derde en vierde lid on
voldoende zijn en willekeur niet uitsluiten. Betekent het door de
Regering voorgestelde inderdaad, zoals de N.J.G. meent, een
achteruitgang vergeleken met de huidige situatie?
Artikel 11. Dient, vroegen verscheidene leden, in dit artikel
geen bepaling opgenomen te worden over de vraag op welke
wijze en aan wie bij overtreding de film ingeleverd dient te
worden?
Artikel 15. Verscheidene leden veronderstelden, dat voor
het woord „film" in lid 1 van dit artikel het woord „een" was
weggevallen.
Hoe kan - vroegen deze leden - de Filmadviescommissie
ooit verklaren dat een film kennelijk in strijd is met de straf
wet, als de rechterlijke macht zulke moeilijkheden heeft met
de toepassing van artikel 240 van het Wetboek van Strafrecht?
Deze leden wezen ten overvloede nog op de in het vierde
lid van dit artikel geslopen drukfout.
Artikel 16. Verscheidene leden namen aan dat in plaats van
de woorden „niet toelaatbaar" in lid 1 onder a van dit artikel
gelezen diende te worden: niet ontoelaatbaar. Een lid dacht, dat
het woord „niet" moest worden geschrapt.
Artikel 21. De Regering stelt voor, de Omroepwet zodanig
te wijzigen dat filmvoorstellingen, die naar het oordeel van de
uitzendende instellingen ongeschikt zijn voor vertoning aan per
sonen beneden de 18 jaar, pas na 21.00 uur mogen aanvangen.
Geloven de bewindslieden dat 17-jarigen over het algemeen
voor negen uur des avonds naar bed gestuurd worden, zo
vroegen verscheidene leden bezorgd. Kan de beoordeling van
het tijdstip van uitzending niet aan de uitzendende instellin
gen worden overgelaten?
Artikel 23.
Een lid vroeg, of de in het eerste lid voorgestelde naam van
deze wet in voldoende mate de inhoud ervan dekt. Blijkens
de considerans wordt meer geregeld dan alleen een jeugdfilm
keuring, althans zolang artikel 15 van kracht is.
Verscheidene leden zouden gaarne vernemen op welke ter
mijn na de eventuele aanvaarding van dit wetsontwerp het
voorstel, dan wet geworden, naar de opvatting van de Rege
ring in werking zou kunnen en dienen te treden.
Aldus vastgesteld 24 maart 1971.
FRANSSEN
KLEISTERLEE
GEERTSEMA
VROLIJK
JONGELING
ABMA
SCHAKEL
FIÉVEZ
VEERMAN
VAN SCHAIK
VAN HET SCHIP
GOUDSMIT
WIEGEL
DE BOO
ROETHOF.