De jubilaris sprak hierna zijn erken
telijkheid uit voor de vele lof die hem
hier en ook reeds bij voorgaande
gelegenheden, is toegezwaaid, en
zette uiteen dat alles hem bepaald
niet zo maar is komen aanwaaien.
Hij vervolgde: „Ik heb er vooral in het
begin de overgang van een devie-
zenafdeling naar het Hoofdbestuurs
secretariaat zeker de nodige moei
te mee gehad en het heeft echt wel
lang geduurd voordat ik eigenlijk het
fijne van de kous heb leren kennen.
In deze functie heb ik mij inderdaad
verder kunnen ontwikkelen, het heeft
voor mij geleid tot de bijzonder pret
tige omstandigheid, dat ik eerst werd
benoemd tot adjunct-directeur en vo
rig jaar tot Bondsdirecteur. Laat ik
over het laatste nog maar niet te veel
praten, dat is immers de toekomst
en als ik misschien mijn 40-jarig
jubileum bereik, dan hoor ik wel weer
hoe u op die periode reageert.
Ik heb mijn taken in de afgelopen
jaren en dat geldt niet alleen voor
mij, dat geldt eigenlijk wel voor alle
medewerkers op het Bondsbureau
nimmer strikt ambtelijk willen bena
deren. Op een deviezenafdeling loop
je natuurlijk het gevaar als ambtenaar
te gaan fungeren. Wij waren destijds
immers min of meer een verlengstuk
van de overheid, zowel van de Neder
landse Bank als van de toenmalige
Centrale Dienst voor In- en Uitvoer
en dan ben je gauw -geneigd ook
ambtelijk te gaan handelen. Dat heb
ik echter altijd getracht te voorkomen.
Ik weet niet of het me altijd gelukt is.
Diezelfde mentaliteit heb ik later ook
getracht te realiseren, want ook een
Hoofdbestuursfunctie heeft ambtelijke
kanten. Je zit met de uitvoering van
reglementen en een zeker toezicht,
hetgeen steeds aangename en on
aangename kanten heeft voor de be
trokkenen. Ook in dit opzicht spreek
ik hier niet alleen voor mezelf, maar
voor het gehele bureau. De geest die
bij ons heerst is namelijk: laten wij
doen alsof wij een deel van dit bedrijf
zijn, dan voelen wij ons opgenomen
en dat is de enige methode om het
zo goed mogelijk te doen. Wij spre
ken dan ook niet van de bioscopen,
de leden, de verhuurkantoren, nee,
wij spreken van onze zaken, dit is
ons bedrijf en ik geloof, dat je vanuit
die houding eigenlijk je taak ook
inhoud kan geven en boeiend kunt
maken. Wanneer ik het over het
Bondsbureau heb, dan geloof ik dat
ik er toch wel in de eerste plaats op
mag wijzen, dat dit bureau uitblinkt
door een goede onderlinge verstand
houding. In al die 25 jaar zijn er
eigenlijk in die verstandhouding nooit
problemen geweest. Ik heb in al die
jaren bijzonder veel steun gehad van
de medewerkers van het bureau; de
mensen van het eerste uur mag ik
wel zeggen. We zijn met een aantal
zo vlak na de oorlog gekomen toen
het bureau dus eigenlijk zijn functie
ging krijgen en de betrokkenen zijn
er nog steeds. Ik wil niet alle mede
werkers gaan noemen, maar ik ge
loof wel een uitzondering te moeten
maken voor de heer Hagenberg, die
mij bijzonder goede en wijze lessen
heeft gegeven. Men heeft het over
notuleren gehad, men heeft het over
formuleren van brieven gehad. Ik
moet zeggen, dat ik in deze zeker
van hem heel veel heb geleerd. Ik
ben hem daar bijzonder erkentelijk
voor. Ook wil ik zeker niet nalaten
te verklaren, dat wij in ons werk in
bijzondere mate zijn geïnspireerd
door de heer Bosman. Wij hebben
allemaal heel wat van hem opgesto
ken. Ik moet eerlijk zeggen, hij was
een veeleisend directeur, maar dat
kon ook moeilijk anders. Er kwamen
voortdurend zoveel problemen aan de
Ik zou hier verder nog aan willen
toevoegen: Wij hebben op dit bureau
een moeilijke taak. Wij hebben en
dat geldt ook voor de verschillende
besturen, een algemeen bedrijfsbe
lang te behartigen. Dat algemeen
bedrijfsbelang is niet zo maar een
vaag, abstract begrip. Het gaat erom,
dat je steeds alle facetten tegen el
kaar moet afwegen, alle belangen
van de vele groepen, die in zo een
organisatie zijn opgenomen. Dat is
geen eenvoudige zaak, want er zijn
altijd belangen die botsen. Wanneer
er op een gegeven moment een
standpunt wordt bepaald, een besluit
wordt genomen, dan kan ik me voor
stellen dat niet iedereen daar geluk
kig mee is en dat men ook kritiek
heeft. Dit is helaas onvermijdelijk."
orde, dat hij zijn werk slechts be
hoorlijk kon verrichten wanneer hij
op zijn medewerkers kon rekenen.
Wanneer ik dan zeg, dat hij een veel
eisend directeur was, dan moet ik
daar direct aan toevoegen, dat hij in
de eerste plaats bijzonder veel van
zichzelf eiste; meer dan eigenlijk
menselijkerwijs mogelijk was. In ieder
geval heb ik van hem veel geleerd
op tactisch gebied, over de wijze
waarop je de zaken organisatorisch
moet doen. Dit was een lesgeving op
hoog niveau, ik zou bijna willen zeg
gen op academisch niveau. Daarbij
mag ik natuurlijk ook niet vergeten
de wijze lessen die ik heb ontvangen
van tal van Hoofdbestuurders. Ik vind
het fijn, dat hier vandaag zelfs uit
verre streken, oud-Hoofdbestuurders
zijn, die ik als zodanig in dat college
mee heb mogen maken en ik dank
hen ook nog zeer voor al datgene
wat ook zij mij hebben geleerd.
De jubilaris legde er ten slotte de
nadruk op, dat hij de vele uitingen
van waardering en hartelijkheid enorm
op orijs stelt en hij verklaarde eigen
lijk wel wat overdonderd te zijn door
de vele en prachtige geschenken die
hem zijn aangeboden. Hij sprak daar
voor zijn hartelijke dank uit en betrok
in dit dankwoord ook zijn echtgenote,
die, zoals terecht door de heer Nij-
land is opgemerkt, ten gunste van het
organisatiewerk heel wat heeft moe
ten verduren.
Hij gaf de verzekering dat de sym
pathie die hem allerwege was betuigd,
hem bij de uitvoering van zijn toe
komstige taken een belangrijke steun
zal zijn, alsmede een extra aanspo
ring om samen met alle medewerkers
van het Bondsbureau, de beste krach
ten aan het Bondswerk te blijven
wijden.
Des avonds bood het Hoofdbestuur
de heer Van Taalingen en zijn echt
genote een diner aan, bij welke fees
telijke gelegenheid de heer Bosman
als tafelpresident optrad. Zowel hij als
de overige disgenoten hebben
de jubilaris, onder aanbieding van een
persoonlijk geschenk, vele lovende
woorden toegevoegd.
Al met al een glorieuze jubileumvie
ring van onze nieuwe Bondsdirecteur,
die hij ook volgens zijn eigen
woorden niet licht zal vergeten.