Vóór de lunch werden in ongedwongen sfeer enige aperitiefjes genuttigd. desbetreffende kruistabellering nog niet bekend is. De commerciële kern vraag is natuurlijk: wat doet de doel groep, en niet: wat doet Nederland in het algemeen. De heer Brand merkt op, dat dus thans nog niet uitgemaakt kan worden in hoeverre de recensent als opinion lea der werkelijk van belang is. Drs. Van Westendorp beaamt dit. Hij wijst er voorts op, dat met resultaten van onderzoeken als het onderhavige voorzichtig moet worden omgegaan, omdat de steekproef niet bijzonder groot was, maar vooral omdat de men sen gevraagd is naar wat zij denken dat zij doen. Deze vragen kunnen heel andere antwoorden opleveren dan de feitelijke observatie oplevert. Als men sen bijvoorbeeld van zichzelf de in druk hebben, dat zij zich laten leiden door het oordeel van een filmcriticus, hoeft dat nog helemaal niet werkelijk zo te zijn. Wij moeten de resultaten van dit soort onderzoek in gedachten steeds een beetje relativeren. Het is heel moeilijk na te gaan welke van de vele mogelijke faktoren uiteindelijk de doorslag heeft gegeven bij het besluit een film te gaan bezoeken. Bij een onderzoek dat wij in Rotterdam gehou den hebben inzake de toneelprogram mering, bleek in ieder geval, dat de agenda uiterst belangrijk was, belang rijker dan men zelf wel dacht. Dr. Gros merkt op, dat het begrip „opinion leader" uit het Amerikaanse politiek-sociologische onderzoek van de jaren '40 stamt. Onderzoekingen hebben toen aan het licht gebracht, dat bepaalde personen een belangrijke funktie hadden bij het bepalen van de politieke keuze van de individuele Amerikanen. Men noemde deze in vloedrijke personen opinion leaders en projecteerde het begrip vervolgens in vele andere velden van het maatschap pelijk leven. Spreker acht het mogelijk, dat de filmcriticus van een krant voor veel mensen als opinion leader op treedt in het veld van de filmkeuze, met andere woorden: dat hij voor die mensen een belangrijke steun zal zijn bij hun keuze van een filmprogramma en van het bioscoopbezoek. Wij weten echter niet, of hij mensen motiveert tot bioscoopbezoek, dan wel hen niet motiveert, maar slechts behulpzaam is bij het kiezen van een film. Op de vraag of ook een ongunstige kritiek het bezoek aan een film kan bevorderen, antwoordt Drs. Van Wes tendorp, dat een zodanige kritiek, even als elke andere kritiek, verschillend overkomt bij de verschillende groepen bioscoopgangers. Uitgaande van het feit dat een groot deel van het publiek de gewone krant al moeilijk kan lezen, gezien het niveau van de onderwerpen en de woordkeuze, is het zeer waar schijnlijk, dat ook de filmkritiek een vorm van elitecommunicatie is, gericht op een elitelezerspubliek. Men kan zich dan afvragen hoe dergelijke com municatie bij de niet-elite, maar wei bezoeker overkomt. Voorts is bekend, dat mensen veel moeite hebben om opi nies van feiten te onderscheiden. Als criticus A. zegt dat hij film X. goed vindt, vertaalt een groot deel van de le zers dat met: X. is een goede film. Je moet het lezersbestand van een krant èn het bioscooppubliek als het ware in mootjes hakken en dan van moot tot moot zien na te gaan, wat de funktie van de filmkritiek is. De heer Frankfurther zegt dat hij zich best kan voorstellen dat 28 van de geënquêteerden zich onvoldoende ge- 18

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1973 | | pagina 17