laatste moment binnen, maar heeft zo'n
man er wel eens aan gedacht iets te
organiseren? Heeft zo'n man er wel
eens aan gedacht om bijvoorbeeld een
paar van zijn lokale journalisten naar
Amsterdam of een andere grote stad
dichtbij waar zo'n film al een tijdje
loopt mee te nemen? Heeft zo'n
man er wel eens aan gedacht om bij
voorbeeld, wat in het groot gebeurt
door de grotere maatschappijen in Am
sterdam, op zijn niveau in zijn plaats
een gesprek te arrangeren met een
acteur, met een actrice uit de film die
hij gaat vertonen? Nou weet ik wel, dat
hij, wanneer hij de film ,,De peetvader"
binnen krijgt, niet Marlon Brando naar
Uithuizermeede kan trekken, maar hij
kan best wanneer hij een film, of het
nou Mira, of Daniël, of Haanstra is,
een afspraak maken met Sylvia de Leur,
met Erik Terpstra, om zo iemand eens
een keer binnen te halen. Ik weet echt
van filmjournalisten dat er grote be
hoefte aan dit soort dingen bestaat,
ook bij de kranten in de provincie. Die
mensen krijgen alleen maar wat mate
riaal van de centrale redactie in Den
Haag of in Amsterdam. Dat vinden ze
helemaal niet leuk, ze maken het veel
Üever zelf, maar ze hebben niet de ge
legenheid om altijd het stadje te ver
laten, want ze moeten de plaatselijke
modeshow en de ongelukken ook bij
houden.
De heer Bakker: Ik moest daarnet even
denken aan de vergelijking die de heer
Gros vanmorgen maakte toen hij sprak
van de hoofdredacteur van de N.R.C.
die niet kon staan achter een bepaal
de publicatie en daarom een andere
schreef omdat „ik mijn lezers toch niet
kan wegschrijven". Het lijkt mij een
situatie waarin ook een filmcriticus
meerdere malen belandt.
De heer Ten Berge: Laat ik voor me
zelf blijven spreken. Als ik een film
zie die ik erg vervelend vind en ik
weet tegelijkertijd, dat alle mensen die
mijn krant lezen het een schitterende
film vinden, dan blijf ik het toch een
vervelende film vinden. Dat moet ik
dan ook wel eerlijk schrijven, vind ik.
Maar ik moet in geen van die gevallen
de mensen nadrukkelijk mijn mening
opdringen en ze alleen maar laten be
slissen om er niet heen te gaan, omdat
ik het een vervelende film vind en zij
het dus ook een vervelende film moe
ten vinden. Ik vind dat je in een kritiek
zoveel materiaal moet aandragen
als schrijver van dat stukje dat de
mensen die dat lezen mee kunnen kie
zen, dat ze weliswaar van jou horen:
je vindt er niks aan of je vindt het
schitterend, maar dat ze er zoveel ele
menten in vinden, hetzij de naam van
de hoofdrolspeler, hetzij de naam van
de regisseur, hetzij het verhaal, hetzij
het sexelement, dat ze niettemin be
sluiten om naar die film te gaan. Het
is niet mijn taak om de mensen de
bioscoop in of de bioscoop uit te schrij
ven. Ik vind dat je moet proberen om
de mensen in het kader van zo'n kritiek
informatie te geven, die natuurlijk best
persoonlijk gekleurd mag zijn daar
om staat er ook altijd de naam bij van
de mijnheer of de mevrouw die het ge
schreven heeft maar die zo breed
moet zijn, dat de mensen mee kunnen
gaan kiezen. Het is zelfs zo, daar wordt
ook naar gestreefd bij kranten en ook
bij radio en televisie, om zoveel mo
gelijk dezelfde mensen over film te
laten schrijven, opdat er een zeker
samenspel ontstaat tussen die man en
het publiek. Het publiek krijgt dan ook
de gelegenheid om te wennen aan zijn
criticus. Hij krijgt op een gegeven ogen
blik kijk op de man. Hij weet na ver
loop van tijd dat de man veel gevoel
voor humor heeft of helemaal niet. In
het laatste geval kan hij weten, dat
wanneer de man schrijft over „Alle
man" dat het helemaal niet leuk is,
dat je er helemaal niet om kan lachen,
dat het die en die man is die helemaal
geen gevoel voor humor heeft, dus het
zal wel leuk zijn. Dat is een beetje
vreemde verdraaiing van feiten, maar
het is een truc en hij werkt. Er zijn
inderdaad veel mensen die op die ma
nier van hun criticus gebruik maken.
Die dus op basis van die slechte kri
tiek toch naar een film gaan, omdat
ze hem kennen.
De heer Bakker: De hele ochtend is
hier het woord marketing gevallen. Als
we dat nou eens vertalen in: marketing
is de vertegenwoordiging van de con
sument, dan moet dit toch als conse
quentie hebben, dat je je daar als film
criticus, als kunstcriticus, meer aan
gelegen laat liggen dan aan je eigen
visie, lijkt me.
De heer Ten Berge: Maar daarom
wordt zo'n kritiek in tweeën gedeeld,
in ieder geval in zoveel delen, dat
beide kanten de gelegenheid krijgen
om daaruit te blijken. Je eigen visie,
maar ook die elementen op basis
waarvan de mensen hun keuze uitein
delijk bepalen. Ik geloof, dat de men
sen veel eerder een keuze bepalen
op basis van de informatie die je ver
schaft in de vorm van de namen van
de acteurs, van de inhoud van het ver
haal, of het genre film of de naam van
de regisseur, dan op het feit, dat je
daarna gaat vertellen dat je het een
schitterende film vindt of dat je het een
vervelende film vindt. Nogmaals, ik
ben er dan ook van overtuigd dat je
met een kritiek niet uitsluitend bereikt,
datje de mensen in of uit een bioscoop
schrijft. Dat zal maar voor een klein
percentage opgaan. Er zijn natuurlijk
bepaalde theaters die er veel gevoeli
ger voor zijn. Ik maak me sterk dat bij
bepaalde routinetheaters, die aan de
lopende band sexfilmpjes vertonen,
dat het daar helemaal niet bij uit
maakt of je een denigrerend stuk
schrijft of een himmelhochjauchzend
stuk. Dat maakt niets uit, want die
mensen gaan er toch naar toe.
Ik heb echt niet de pretentie, dat heel
Nederland met blikkerende ogen spelt
wat er in die recensies staat en op
basis daarvan ook onmiddellijk het be
sluit neemt: we gaan naar de bio
scoop, of: we gaan nooit meer naar
de bioscoop.
De heer Bakker: In dit kader heb ik
dan nog één vraag. In hoeverre heeft
de criticus van De Telegraaf dan
daar hebben we het over een taak
als opinion leader?
De heer Ten Berge: Ik heb al gezegd:
ik ben geen criticus en ik ben hele
maal geen opinion leader. Ik heb ook
beslist niet de bedoeling om met het
stuk dat ik schrijf over die film "de
opinions te leaden". Ik probeer alleen
de mensen een klein beetje behulp
zaam te zijn bij het maken van een
keuze wanneer ze een avondje uit wil
len of wanneer ze een bepaalde film
wel of niet willen gaan zien. En daar
komt verder geen schoolmeesterij aan
to pas en daar komt bij mij althans
ook helemaal niet het woord opinion
leader aan te pas. Ik geloof, dat mijn
heer Gros het vanochtend gebruikt
heeft. Het kan wel van toepassing zijn
wanneer U het hebt over zeer sterk
gespecialiseerde bladen die de bedoe
ling hebben om veel dieper op het
onderwerp film in te gaan, die ook veel
meer doen aan analyses, aan studies.
Die ook gelezen worden door een veel
selecter publiek. Alleen vraag ik me
dan af in hoeverre je daarbij dan nog
de opinies kunt gaan leiden. Die men
sen weten toch al wel wat ze willen,
dacht ik. Ik geloof niet een opinion
leader te zijn. Dat ben ik niet, zo voel
ik me ook helemaal niet.
De heer Snoeks uit Breda merkt op,
dat een aantal van de suggesties van
de heer Ten Berge reeds door hem
zijn uitgeprobeerd, maar dat succes
uitbleef, omdat de filmredaktie van de
meeste regionale of plaatselijke bla
den te weinig niveau heeft. Vaak neemt
de jongste leerling-journalist de film
voor zijn rekening.
De heer Ten Berge: Ja, dat is waar.
Het vervelende is, dat de meeste kran
ten zich niet kunnen permitteren er
een eigen kunstredactie op na te hou
den en een eigen filmredaktie en zo
voorts. Het is te duur. Het is een kwes
tie van kosten natuurlijk, maar ook een
kwestie van traditie. Ik geloof dat zo
iets plaatselijk kan groeien als het
weliswaar in zeer lange tijd ook
landelijk is gegroeid. Als in een stad
sprake is van een bepaalde traditie,
van een bepaaalde continuïteit in het
vertonen van films die de moeite waard
zijn en van het ter plekke verschijnen
van mensen die belangrijk en interes
sant zijn, mensen die je gewoon in de
krant moét zetten, dan zal ook een
hoofdredakteur die eigenlijk anti-film
27