29 menstellen, dan is film daar maar één van de onderwerpen in en de film heeft het dan wel bereikt, dat hij tenminste een dag in de week de beschikking kan hebben over een volledige pagina, maar op de andere dagen van de week is hij afhankelijk van aanbod vanuit het filmwereldje in de vorm van nieuws. Je gaat op dinsdag of op zaterdag of op een dag waarop niet de filmpagina verschijnt, geen filmkritiek in de krant plegen. Alleen en dat is dan weer op basis van pure nieuwsinterpretatie wanneer er een film is waar de mensen gewoon verschrikkelijk naar uitgekeken hebben (en dat is meestal bijvoorbeeld zo bij Nederlandse films) clan wordt een première-bespreking op donderdag in de krant gezet tegen normaal cp vrijdag. Wanneer er nieuws is. Wanneer er een belangrijke man of een belangrijke vrouw in het land komt, die je interviewt. De heer Van Taalingen: Ik dacht dat de vragensteller in de eerste plaats een antwoord wilde hebben op de vraag, of U van mening bent dat de film relatief genomen voldoende aan bod komt. De heer Ten Berge: Ja, ik vind dat hij voldoende aan bod komt. Ik vind dat hij veel beter aan bod komt dan bijvoorbeeld toneel of muziek, of al lerlei andere vormen die zich binnen een kunstredactie voordoen. Dat hij een beetje in het niet valt bij radio en televisie, dat is natuurlijk wel lo gisch. Radio en televisie is natuurlijk een dagelijks wisselend programma. Dat heeft de bioscoop niet. En het is nu eenmaal zo, dat het pu bliek van de televisie veel groter is dan van de bioscop. Dat is een ver velend gegeven, maar het is een ge geven. Hr. Bovendeert: Ja, maar er komt veel meer publiek naar de bioscoop dan naar de schouwburg of het concert. Hoe wilt U die vergelijking dan trek ken? Hr. Ten Berge: Er is deze maand ok tober/november vrij weinig publiciteit over film geweest. Hoe komt dat? Dat is niet alleen maar de schuld van de kranten. Het gaat veel te goed met U. Alle premièretheaters zijn maar einde loos bezet, dus over een nieuwe film valt nauwelijks te berichten. Zo'n film pagina staat praktisch leeg. De heer Wertwijn vraagt of de koppen boven de recensies door de journalist zelf gemaakt worden. De heer Ten Berge antwoord bevesti gend, althans, zo zegt hij, de inhoud van de kop wordt door de journalist gesuggereerd. De heer Wertwijn is van mening dat de meeste mensen „koppenlezers" zijn, ook waar het de filmpagina betreft. Hij vreest, dat een vernietigend kritische kop de mensen elke lust tot het lezen van de eigenlijke recensie die niet eens zo ongunstig is, vaak ontneemt, waardoor ook het puur informatieve deel van die recensie de mist ingaat. De heer Ten Berge: Er zijn nu een maal goede koppen en slechte koppen. Deze laatste koppen kunnen natuurlijk journalistiek gesproken slecht zijn in zoverre zij de inhoud van het stuk dat eronder staat niet dekken. Dat gebeurt natuurlijk, en dat is fout. De heer Van Taalingen: We kunnen tot ons genoegen constateren, dat ook de pers fouten maakt. De heer Frankfurther: Mijnheer Ten Berge, een vraag die niet speciaal op Uw krant slaat, maar ik meen te we ten dat af en toe niet alleen reporta ges verschijnen over produkties, in terviews met sterren, recensies, maar ook eigenlijk nog een vierde type pu bliciteit, namelijk daar waar U zich over de hoofden van de lezers heen wendt tot de bioscoopbond, tot de Bond, tot de verhuurders. Waar U dus eigenlijk meer de stem van het publiek vertegenwoordt. Mijn vraag aan U is of daarop geantwoord pleegt te wor den door de bioscoopwereld en hoe dat gebeurt. Hr. Ten Berge: Die dialoog is onvol doende vind ik. Niet speciaal binnen die onderwerpen die U aansnijdt, maar in het algemeen. Ontmoetingen van mensen uit Uw bedrijf en mensen aan de kant van de pers zijn in het alge meen zeer nuttig. Nogmaals, niet om ons aan elkaar te gaan verkopen, maar om gewoon eens iets meer van elkaar aan de weet te komen, elkaar iets meer te gaan begrijpen en dit soort dingen, al zijn het ook maar detail problemen, eens door te praten. Ik merk wel eens, dat exploitanten uit plaatsen verder in het land tegen mijn soort mensen aan lopen te kijken als zeer vreemde, verre fenomenen, waar je niets tegen moet zeggen, omdat ze anders lelijk gaan doen, omdat ze anders je bioscoop in elkaar schoppen of zo. Dat komt alleen maar, omdat je elkaar nooit ziet, omdat je ook niets van elkaar afweet. Om dus even te blijven bij wat U aansnijdt: bepaalde vragen, die je over de hoofden van de lezers heen stelt aan het bioscoopbe drijf. Daar komt wel een antwoord op, maar ook niet altijd. Het is wel zo, dat het antwoord dat daarop komt nooit bevredigend is, want vragen die ge steld worden op deze manier, dat zijn vaak al retorische vragen. We hebben kortgeleden nog een kleine kwestie gehad met een briefwisseling. We heb ben het erover gehad met de heer Cuijpers en met een paar mensen van andere kranten. Dat was naar aanlei ding van een „week van de kritiek", waarbij een aantal mensen van kran ten hun voorkeurfilms mochten opge ven die dan, als het even kon, gedraaid werden. En toen bleek, dat een aantal films helemaal niet meer te draaien waren om een heleboel redenen die U allemaal precies weet, omdat de rech ten verlopen zijn, omdat kopieën er niet zijn, enz. Daar maak je dan een opmerking over. Dat is nou typisch een voorbeeld van communicatie stoornis. Als je regelmatig overleg pleegt, of je zag elkaar regelmatig, dan zou je zo'n incident wel kunnen vermijden. U weet te weinig van ons en wij weten ook te weinig van U, hoewel ik veronderstel dat wij meer van U weten dan U van ons. De heer Van Taalingen concludeert, dat dit onderdeel van het congres ge ëindigd is. Mijnheer Ten Berge, har telijk bedankt voor Uw toespraak. Ik vind het toch wel sportief, dat U zich hier in het „hol" van het filmbedrijf hebt gewaagd. Hr. Ten Berge: Mag ik U dan even on derbreken? Nou ben ik niet in het hol van de leeuw, maar wel bijna; ik vond het te onaardig om dat nou te gaan zeggen, maar ik vind het wel echt ty perend voor de sfeer die er blijkbaar nog altijd heerst in de relatie tussen filmbedrijf en pers. Nou vind ik het leuk dat U het zelf ook een beetje voelt. Hr. Van Taalingen: Laat ik zo zeggen: Wij hebben tenslotte niet voor niets dit onderwerp hier op het programma gezet. Wij voelden inderdaad aan dat er communicatiestoornissen in dit op zicht waren en daarbij wil ik in het midden laten, of die dan altijd aan onze kant zitten of altijd aan Uw kant. Dat zal wel vaak een complex van factoren zijn en ik geloof ook, dat we alleen maar moeten hopen dat we in de toekomst ons beider leven zullen ver beteren. In ieder geval: wij hebben met veel waardering naar U geluisterd.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1973 | | pagina 28