Als iemand aanspraak op dit eerbewijs kan maken, dan bent
U het wel.
Mijnheer Bosman, ik moge U dit specimen van zilversmeed-
kunst, U toegekend wegens uitzonderlijke verdiensten op
filmcultureel gebied, thans overhandigen."
Aansluitend hield de heer J. P. M. A. Smulders een toe
spraak, waarin hij als lid van het Presidium van de Neder
landse Bioscoopbond de heer J. G. J. Bosman ter gelegen
heid van diens afscheid als voorzitter een algemeen ge
schenk aanbood, waaraan velen van binnen en van buiten
het film- en bioscoopbedrijf hun bijdrage hebben willen
geven.
Rede van de heer Bosman
In de eerste plaats was het de heer Bosman, die duidelijk
onder de indruk van het voor hem verrassend eerbetoon
was, een behoefte het Hoofdbestuur dank te zegen voor de
toekenning van de „Zilveren Roos". Hij waardeerde het
buitengewoon, dat men dit op ongebruikelijke wijze had
willen verbinden aan de benoeming door de algemene ver
gadering tot erelid van de Bond. Hoewel zelf niet creatief
werkzaam, deelt hij deze zeldzame onderscheiding met voor
aanstaande binnen- en buitenlandse filmkunstenaars en het
geeft hem een diepe voldoening, dat men hierdoor zijn bij
drage aan de filmcreatieve ontwikkeling, die hij essentieel
heeft geacht voor zijn werk als Bondsfunctionaris, heeft
willen onderkennen en eren.
Vervolgens dankt hij het Hoofdbestuur voor de gulhartige
gastvrijheid hem geboden om hier afscheid te nemen.
„Dat U allen de moeite hebt willen nemen hier te komen
is een reden te meer om diep erkentelijk te zijn.
En daarbij is er vooral reden tot vreugde dat ik bij het han-
denschudden heb mogen ervaren, dat U bent gekomen in
zo'n grote verscheidenheid, dat zij een getrouwe afspiege
ling is van de wonderlijke, bonte en vibrerende wereld,
waarin wij allemaal op de een of andere wijze met de film-
muze samenzijn of samenleven.
Toen het Hoofdbestuur mij deze receptie wilde aanbieden,
heb ik aanvankelijk geaarzeld. Het liefste had ik nog een
maal de afdelingsvergaderingen van mijn organisatie afge
reisd en daarmee uit! Bovendien dacht ik: wie zou daar nu
komen en zo er al iemand naar toe wil moet je het hem dan
aandoen. Dat ik zo kon denken is min of meer symptoma
tisch voor de situatie waarin en van waaruit ik mijn werk
heb verricht. Een zo goed mogelijke vervulling van de taak,
zoals ik dat heb gezien, bracht een grote mate van isolement
met zich, van het afstand nemen van belangen en belan-
getjes, van het onderdrukken van de behoefte te behagen
en niet bang te zijn te mishagen, hetgeen vaak ook bete
kende dat dit een van de zwaarste consequenties is ge
weest van mijn vak, als ik mijn job zo noemen mag. Nu is
mij veel lof toegezwaaid en als iemand weggaat kun je dat
ook veilig doen. De koningin heeft dank gebracht voor be
wezen diensten voor mijn werk in de Raad voor de Kunst.
De Minister van C.R.M, heeft er een bijzonder waarderend
schrijven aan toegevoegd. Ik ontving bewijzen van sympa
thie van politici, van Bondsleden, van kunstenaars en maat
schappelijke instellingen. De Algemene Vergadering be
noemde mij zojuist tot erelid van de Bond, de hoogste on
derscheiding die het bedrijf kent.
En tenslotte Uw vriendelijke en lovende woorden mijnheer
Smulders, en het geschenk dat U daarbij te mijner keuze
aanbiedt, U en allen die er aan bijgedragen hebben, harte
lijk, hartelijk dank!
Ten aanzien van mijzelf heb ik dit te zeggen: wees ervan
overtuigd, dat ik mijn werk sterk relativeer. Tenslotte be
hoor ik tot de generatie van de bevrijding. Er was niets. Je
zou een non-valeur geweest zijn wanneer je toen niets had
Eveneens tijdens het diner: mevrouw Nijland, de heer en mevrouw Bosman en de heer Gerschtanowitz.
13