BONDSRAAD
12 december 1972
Toen de Bondsvoorzitter, de heer J. G. J. Bosman, op dins
dag 12 december 1972 de buitengewone vergadering van de
Bondsraad in het Hilton Hotel te Amsterdam opende, waren
er van de 36 leden van de Raad 32 aanwezig. Talrijke Bonds-
leden waren als toehoorders aanwezig, waaronder de ere-
leden H. S. Boekman, Joh. Miedema, C. S. Roem, W. K. G.
van Royen en A. F. Wolff.
Nadat de Bondsvoorzitter een overzicht had gegeven van
het behandelde in de Hoofdbestuursvergaderingen sedert
de laatste bijeenkomst van de Bondsraad en nadat de no
tulen van de vergadering van 20 juni 1972 waren goedge
keurd, kwam aan de orde het voorstel van het Hoofdbestuur
tot wijziging van de artikelen 5b en 25 der Statuten. Het
eerste voorstel beoogde het lidmaatschap van besloten ven
nootschappen met beperkte aansprakelijkheid mogelijk te
maken. Het tweede voorstel beoogde om ook voor de Ex-
ploitantenraad een uitzondering te maken op de regel, dat
in bestuurs- en andere colleges en commissies van elk lid
van de Bond slechts één persoon zitting kan hebben.
Vervolgens werd op voorstel van het Hoofdbestuur besloten
in de artikelen 34C van het Reglement van de Bedrijfsafde
ling Bioscoopexploitanten, 37B van hetzelfde reglement,
11A van het Reglement van de Bedrijfsafdeling Filmverhuur
ders en 12A van hetzelfde reglement, 11A van het Reglement
van de Bedrijfsafdeling Filmproduktie en 12A van hetzelfde
reglement enige wijzigingen te brengen in de criteria, waar
aan een candidaat voor de benoeming tot lid van het afde
lingsbestuur of tot gedelegeerde van de afdeling in de
Bondsraad moet voldoen. Daarbij werd een door de Exploi-
tantenraad ingediend amendement in hoofdzaak gevolgd.
Er werd nog een wijziging gebracht in artikel 36 van het
Reglement van de Bedrijfsafdeling Bioscoopexploitanten,
zulks op voorstel van het Hoofdbestuur, namelijk om de ge
delegeerden, die door de afdelingen worden aangewezen
in de Bondsraad, recht van toegang te geven tot de be
stuursvergaderingen van de afdeling.
Op het hierna aan de orde komend voorstel van het Hoofd
bestuur tot vaststelling van een gewijzigd Reglement op de
Lijst van Geen Bezwaar waren amendementen ingediend
door de Exploitantenraad en door de Bedrijfsafdeling Film
verhuurders. Aanvaard werd een amendement van laatst
genoemde afdeling tot wijziging van het voorgestelde onder
4 van artikel 5, zij het met een door het Hoofdbestuur voor
gestelde andere redactie. De andere amendementen van de
Exploitantenraad en van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders
werden overeenkomstig het pre-advies van het Hoofdbe
stuur verworpen.
Het gewijzigd Reglement op de lijst van Geen Bezwaar werd
vervolgens zonder hoofdelijke stemming en met inachtne
ming van de goedgekeurde wijzigingen vastgesteld.
Aangenomen werd het voorstel van het Hoofdbestuur tot
wijziging van het Reglement Filmvertoning, beogende het
mogelijk te maken dat bepaalde faciliteiten ten aanzien van
het vertonen van films, welke aan de leden van de Afdeling
D zijn toegekend, ook worden toegestaan aan leden die
permanente bioscopen exploiteren, behorende tot de Afde
ling A of de Afdeling B, voorzover die bioscopen aanvan
kelijk hebben behoord tot de Afdeling D.
Zonder hoofdelijke stemming werd vervolgens vastgesteld
een wijziging van de artikelen 13 en 16 van de Algemene
Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films, beogende de
kosten van sommaties der Filmhuurschuld-Commissie uni
form te bepalen op 2,50 en de kosten van een uitsluiting op
f 50,—.
Daarna kwam aan de orde het voorstel van het Hoofdbe
stuur tot wijziging van artikel 10C van het Aanvullingsregle
ment Bondsvoorwaarden. De voorgestelde tekst luidde:
Onder „opbrengst" wordt in dit hoofdstuk verstaan het to
tale bedrag der bruto-ontvangsten aan toegangsprijzen on
der aftrek van 12/112 over het verschil van de bruto-recettes
en de auteursprijs, alsmede van eventueel uit anderen hoof
de door exploitant en verhuurder in bijzondere gevallen
overeen te komen aftrekposten. In de auteursprijs zal de
door de verhuurder verschuldigde omzetbelasting zijn be
grepen.
Aan de toelichting van het Hoofdbestuur kunnen wij ont
lenen, dat het voorstel beoogde een voorlopige oplossing te
brengen in de kwestie van de aftrek van de B.T.W., zulks
omdat mede met het oog op de aangekondigde verhoging
van. de B.T.W. tot 16% per 1 januari 1973 moeilijkheden
waren gerezen. De Voorzitter stelde nadrukkelijk vast, dat
in het overleg tussen het Hoofdbestuur, het Bestuur van de
Bedrijfsafdeling Bioscoopexploitanten en het Bestuur van de
Bedrijfsafdeling Filmverhuurders dit akkoord gezien is als
een voorlopige overeenkomst. Het Hoofdbestuur en de be
sturen van de beide Bedrijfsafdelingen stellen zich deze her
ziening als een overgangsmaatregel voor, in dier voege dat
uiterlijk binnen het komende jaar een nadere oplossing van
het probleem behoort te worden gerealiseerd. Het overleg
dienaangaande zal over enige maanden, nadat over een
aantal punten die hierbij een rol spelen meer zekerheid is
verkregen, worden gecontinueerd.
Het voorstel werd zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Daarna wenste de Voorzitter de Raad geluk met het feit, dat
men in onderling overleg in deze netelige aangelegenheid
tot een behoorlijk resultaat is gekomen. In het bijzonder
bracht hij dank aan de heren Nijland en Smulders respectie
velijk Voorzitter van de Exploitantenraad en Voorzitter van
de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders, voor de goede wil en
de energie die zij gebruikt hebben om tot het verkregen
resultaat te geraken.
Hierna werd het voorstel van het Hoofdbestuur tot wijziging
van artikel 11 van het Aanvullingsreglement Bondsvoor
waarden zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Door
het voorstel is de mogelijkheid geschapen om voor de leve
ring van extra bijwerk ook extra filmhuur te bedingen.
Vervolgens kwam aan de orde de benoeming ingevolge
artikel 15 sub 5 der Statuten van een Voorzitter van de
Bond wegens expiratie van de termijn, waarvoor de aftre
dende Bondsvoorzitter, de heer J. G. J. Bosman, is benoemd.
Met algemene stemmen werd op voordracht van de Bedrijfs
afdeling Bioscoopexploitanten tot Bondsvoorzitter benoemd
de heer J. Nijland.
De heer Bosman feliciteerde de heer J. Nijland met deze be
noeming en hij wenste de Bondsraad geluk met deze keuze.
Spreker heeft de heer Nijland voor de eerste keer meege
maakt tijdens het filmfestival in Cannes in 1945. Zij hebben
toen uitvoerig van gedachten gewisseld over verschillende
aangelegenheden het bedrijf betreffende. Sedert die tijd
heeft de heer Nijland een groot aantal functies in de orga
nisatie vervuld: hij was namelijk van 1945 tot eind 1968 se
cretaris, lid en respectievelijk vice-voorzitter van de Afdeling
Het Centrum, hij was Voorzitter van de Afdeling Het Oosten
van 1957 tot eind 1968, hij was secretaris van de Afdelings-
raad van 1945 tot 1953 en daarna tot eind 1968 lid van deze
raad, hij was lid van de Ledenraad van 1945 tot 1951 en van
1957 tot 1959. Voorts was de heer Nijland lid van het Hoofd
bestuur van 1959 tot op heden. Van 1967 tot eind 1968 was
hij lid van het Dagelijks Bestuur en van 1968 tot heden lid
van het Presidium en penningmeester van het Hoofdbestuur.
Verder was de heer Nijland vanaf 1968 tot heden Voorzitter
van de Bedrijfsafdeling Bioscoopexploitanten en van de
Exploitantenraad. Hij was vanaf eind 1968 tot heden lid van
de Bondsraad. Bovendien was de heer Nijland van 1957 tot