Afscheidsreceptie van de heer Bosman
Kort na afloop van de Bondsraadsvergadering vond in het
Hilton Hotel te Amsterdam een receptie plaats ter gelegen
heid van het afscheid van de heer J. G. J. Bosman als Voor
zitter van de Nederlandse Bioscoopbond. Op deze receptie
was de heer Bosman vergezeld van zijn echtgenote en zijn
kinderen. Onder de vele honderden die persoonlijk afscheid
kwamen nemen van de scheidende voorzitter, bevonden
zich talrijke bedrijfsgenoten uit alle delen van het land en
uit alle branches van het film- en bioscoopbedrijf. Daar
naast waren er vele vertegenwoordigers van de overheid,
van gemeenten en van instellingen op cultureel gebied, als
mede van de publiciteitsmedia. Opmerkelijk was voorts het
grote aantal der aanwezige cineasten.
Tijdens de receptie, die een geanimeerd verloop had, maak
te het Hoofdbestuur bekend, dat het de heer Bosman, we
gens zijn uitzonderlijke verdiensten op filmcultureel gebied,
had onderscheiden met de Zilveren Roos de zeldzame
onderscheiding die in het verleden onder andere aan Bert
Haanstra, Fons Rademakers en het Tuschinski Theater is
toegekend.
REDE VAN DE HEER SMULDERS
„Mijnheer Bosman, Mevrouw Bosman, leden van het gezin
Bosman, Dames en Heren,
Toen U in 1969 tot Voorzitter van de Nederlandse Bioscoop
bond werd benoemd, mijnheer Bosman, hebt U duidelijk
gesteld, dat U deze functie niet langer zoudt vervullen dan
voor een termijn van drie jaar. U had voor Uzelf uitgemaakt,
dat dan het ogenblik zou zijn gekomen om Uw ambt neer te
leggen.
U wilde eenvoudig niet, dat U voor een nieuwe ambtstermijn
zoudt worden benoemd als consequentie van Uw stand
punt, dat men in deze tijd, waarin de dingen zich met een
enorme snelheid afspelen, moet plaats maken voor jongeren,
die een beter adaptatievermogen hebben en nieuwe ont
wikkelingen beter aanvoelen.
Mijnheer Bosman, wij leden van het Hoofdbestuur hebben,
toen dit jaar de kwestie van de expiratie van Uw ambts
termijn aan de orde kwam, U doen weten, dat wij geen
vrees hadden voor een gebrek aan aanpassingsvermogen
van Uw kant. Naar ons oordeel staat U zelfs meer dan vele
jongeren open voor de tijdgeest. Wij hebben een beroep op
U gedaan om toch nog het Bondsvoorzitterschap te con
tinueren. U wilde echter niet ten opzichte van Uzelf een
ander standpunt innemen dan U ten opzichte van derden
juist oordeelde. U had daarbij tevens de overweging, dat
gezondheidsredenen bij een verlenging van de ambtsperiode
mogelijk aanleiding zouden kunnen zijn tot te lange onder
brekingen, hetwelk U niet in het belang van de organisatie
achtte.
Ik wil hier wat dieper op ingaan, omdat U, zoals steeds ook
Op de drukbezochte receptie was ook Mr. D. Bijdendijk aanwezig, oud-voorzitter van de Centrale Commissie voor de
Filmkeuring, en voorzitter van het College van Appèl.