11
Het beeld van het FILMAANBOD
wordt sterk gedomineerd door de
sexfilm (door twee van drie onder
vraagden genoemd), de western,
de liefdesfilm en de spionagefilm
(elk door een van de drie onder
vraagden genoemd).
Wat betreft de FILMVOORKEUR
wordt de komische film door de
helft van de ondervraagden ge
noemd; ongeveer een derde deel
van de ondervraagden noemt
voorts de natuurfilm, de muziekfilm,
de spionagefilm en de liefdesfilm.
Een kwart van de ondervraagden
noemt tenslotte de historische film,
de thriller en de avonturenfilm.1)
De filmagenda's en de steun-
advertenties zijn de meest ge
noemde informatiekanalen. Re
gelmatige bezoekers oriënteren
zich nog meer met behulp van
agenda's dan met behulp van de
steunadvertenties.
In feite is dus alleen voor de lief
desfilm, de spionagefilm, de thriller
en de oorlogsfilm het aanbod in
overeenstemming met de voorkeu
ren. Veel mensen zullen dus ge
neigd zijn te denken, dat de biosco
pen hun niets te bieden hebben,
omdat immers, naar hun inzicht, het
feitelijke filmaanbod van de biosco
pen sterk afwijkt van hun persoon
lijke wensen. Een dergelijke mening
zal al gauw leiden tot gebrek aan
belangstelling voor de film en de
bioscoop. Het is mogelijk dat hier
door uiteindelijk een groot poten
tieel bioscooppubliek verloren
gaat.
Als we ervan uitgaan, dat de uitge
sproken filmvoorkeuren oprecht en
geldig zijn, en dat de bioscopen be
lang hebben bij een aanpassing van
hun aanbod aan die voorkeuren, zijn
er twee mogelijkheden:
Filmtypes als de politieke film (6%), de
probleemfilm (6 en de bekroonde film
(6 worden nauwelijks genoemd.
ofwel het aanbod wijkt inder
daad af van de gemiddelde
voorkeur en dan moet het
aanbod gewijzigd worden
(waarbij bedacht moet worden
dat voorkeuren mede in wissel
werking met het aanbod ont
staan);
- ofwel het aanbod wijkt niet af
van de gemiddelde voorkeur en
de ondervraagden denken dat
alleen maaren dan moet wor
den nagegaan waaraan dit ligt
(en zal in elk geval de voorlich
ting over het filmaanbod uitge
breid en verbeterd dienen te
worden).
Wat betreft de regelmatige bezoe
kers doet zich het zelfde verschijn
sel voor. Ook hier wijkt het beeld
van het filmaanbod aanzienlijk af
van de persoonlijke voorkeuren
dit ondanks het feit, dat van regel
matige bezoekers verwacht mag
worden dat zij een duidelijker beeld
van het aanbod en een meer op de
mogelijkheden afgestemd patroon
van filmvoorkeuren bezitten. Zie
hiervoor Grafiek 7.
Een vergelijking tussen grafiek 6
en grafiek 7 leert, dat de verschil
len tussen het beeld en de voorkeur
van het filmaanbod bij de regelma
tige bezoekers minder groot zijn
dan bij alle ondervraagden samen.
Tot besluit van deze paragraaf moet
herhaald worden, dat een verkeerd
beeld van het huidige filmaanbod in
de bioscopen kan samenhangen
met het ontbreken van belangstel
ling voor de film en de bioscoop.
Dit gebrek aan belangstelling kan
oorzaak èn gevolg zijn van het
„scheve" beeld van het filmaanbod.
Het is in het belang van het bedrijf
ervoor te zorgen (onder andere
door zijn gehele reclame en voor
lichting) dat er geen scheef beeld
kan ontstaan, met andere woorden:
dat deze potentiële oorzaak van
een gebrek aan belangstelling voor
de film en de bioscoop zoveel mo
gelijk verdwijnt. Duidelijk is aange
toond, dat het geconstateerde
beeld van het filmaanbod inderdaad
„scheef" is in vergelijking met het
gewenste beeld van het filmaanbod
(de filmvoorkeuren). Deze discre
pantie is het grootst ten aanzien
van de sexfilm. Dit is des te be
denkelijker omdat eerder al bleek,
dat bijna de helft van de jongeren
en van de ouderen vinden dat de
moderne films teveel sex bevatten.
Dit geldt zowel voor de groep van
regelmatige bioscoopbezoekers als
voor de andere ondervraagden.
Persoonlijke aanbeveling (de
mond-tot-mond reclame) is on
geveer even vaak de directe
aanleiding tot bioscoopbezoek
als de gehele dagbladpubliciteit
(advertenties, agenda's en re
censies samen).
Een andere conclusie van deze pa
ragraaf is, dat er een grote variatie
van filmvoorkeuren bestaat, waarbij
geen enkele filmvoorkeur een wer
kelijk overheersende positie in
neemt. Dit betekent, dat er voor
vele typen films een potentieel pu
bliek is dat soms groter is dan men
placht aan te nemen. Het betekent
ook, dat het film- en bioscoopbe
drijf veel baat kan hebben bij een
verdere differentiatie van het film
aanbod en het theaterpark.
Ten aanzien van de voorkeur voor
Nederlandse speelfilms kan nog
worden opgemerkt, dat deze het
grootst is bij:
mensen die zelden of nooit naar
de bioscoop gaan;
personen van 35 jaar en ouder;
de lagere welstandsklasse.
Mond-tot-mond reclame is in
twee van de drie gevallen af
komstig van mensen die de be
treffende film zelf al gezien heb
ben.