kuntstzinnige en culturele films bedraagt f 1.550.000,
Voor 1973 is deze post f 1.145.000,—.
Met deze stijgingen heeft de regering een achterstand
ingehaald, ontstaan doordat enige jaren achtereen een
aanpassing aan de trend is achtergebleven. Daarvoor past
ongetwijfeld een woord van waardering.
Hoewel men er begrip voor kan hebben, dat de huidige
economische situatie budgettair weinig speling laat voor
extra aanpassingen, is met name het budget voor de hoofd
film niet toereikend te achten voor het scheppen van
voorwaarden die een reëel uitzicht bieden op een continu
beleid zowel ten aanzien van de hoofdfilmproduktie in
het algemeen als binnen de produktie-ondernemingen als
zodanig.
Het is verheugend, dat de nationale film ook hier de
zelfde aantrekkingskracht blijkt te kunnen hebben als in
andere landen reeds lang het geval is. Het laat zich aan
zien, dat de nationale film op langere termijn permanent
een niet onbelangrijk part van de bioscoopprogrammering
in beslag gaat nemen.
Dat houdt overigens niet in, dat de financiële problemen
van onze filmindustrie dan zijn opgelost. Wanneer wij
vaststellen, dat ook in de grote filmproducerende landen
van de Europese Gemeenschap met een zeer grote recette
capaciteit en ruime exportmogelijkheden een uitgebreid
stelsel van steunmaatregelen onvermijdelijk blijft, dan zal
de filmproduktie bij ons een zodanig stelsel evenmin kun
nen ontberen.
De vereiste steun zal enerzijds moeten worden aangepast
aan het aantal films dat minimaal vereist zal zijn voor
een wezenlijke continuïteit in de produktie, en anderzijds
aan de voortdurende kostenstijgingen. Deze stijgingen
hangen natuurlijk samen met de algemene kostenontwik
keling. Bovendien leidt de toenemende internationalisering
in de vorm van co-produkties en onder invloed van het
stelsel van harmoniseringsmaatregelen van de Europeso
gemeenschap tot duurdere produkties, nog afgezien van
het effekt van een meer professionele aanpak, vereist om
de Nederlandse film artistiek en technisch op internatio
naal niveau te brengen.
In technisch opzicht speelt ook de functionering van de
Nederlandse filmstudio een rol. Naar de mening van alle
betrokkenen, onder wie met name ook de producenten van
lange films, is het voortbestaan van deze werkplaats van
groot belang, mits goed geoutilleerd. Mede in aanmer
king genomen de situatie in het buitenland zullen de
exploitatieresultaten geen of nauwelijks ruimte laten voor
investeringen in de studio. In het geheel van maatregelen
ten behoeve van de nationale filmindustrie zou met dit
aspekt rekening moeten worden gehouden.
Een verdergaande aanpassing van het Rijksbudget is op
grond van overwegingen van structurele aard derhalve een
aangelegenheid die bij het afwegen van prioriteiten zeker
in aanmerking dient te worden genomen.
Voor een zodanige aanpassing pleiten ook fiscale over
wegingen .In 1963 bedroeg de totale gemiddelde last aan
omzetbelasting en vermakelijkheidsbelasting op de Ne
derlandse film 13,6 van de bruto-recettes. Voor alle
overige films was die last 20 Dit verschil hing samen
met de omstandigheid, dat in zeer vele gemeenten voor
Nederlandse films verlaagde tarieven van de vermakelijk
heidsbelasting golden.
Na de afschaffing van de vermakeiijkheidsbelasting op
bioscoopvoorstellingen drukt op alle filmvoorstellingen al
leen de B.TM'. Het B.J'M'.-tarief voor de film is 16°/o of
wel uitgedrukt in de bruto-recettes 16/116 73,8%. Dat
wil zeggen, dat de Nederlandse film nu zelfs zwaarder
wordt belast dan vroeger en zeker niet het profijt heeft
gehad van de afschaffing van de vermakelijkheidsbelasting
hetwelk andere films wel genieten. Op het ogenblik is
de situatie zelfs zodanig, dat de B.T.W. die op de Neder
landse hoofdfilms drukt, de subsidie van C.R.M, overtreft.
De verwerking van een compensatie voor dit fiscale as-
pekt in het Rijksbudget voor de Nederlandse filmproduk
tie /'s derhalve alleszins redelijk te achten. Hei zou natuur
lijk nog beter zijn, indien men tot een integrale oplossing
van het B.TM.-vraagstuk zou komen door evenals in de
meeste andere E.E.G.-landen de film - en soms geldt dit
voor de gehele culturele sector en voor verwante sectoren -
te plaatsen in het uitzonderingstarief van de B.T.W. Daar
mede zou de armslag voor de Nederlandse film automa
tisch worden verruimd.
In het grote Amsterdamse Tuschinski-
theater is in september het inbouw-
theater Tuschinski 2 in gebruik ge
nomen. Dit modern ingerichte theater
met 247 zitplaatsen, is ondergebracht
in de ruimte van het vroeger zeer
bekende cabaret „La Gaité". Het
nieuwe theater wordt geëxploiteerd
door Tuschinski Theaters B.V.
21