Conclusie
4) die de commissie heeft voorgesteld. Alleen beveelt
de commissie thans aan de leeftijdsgrenzen bij de jeugd
filmkeuring te stellen op 12 en 16 jaar. Voorts doet de
commissie de suggestie om een gekeurde film in een
uitdrukkelijke bepaling te vrijwaren voor strafvervolging.
Vertoning van niet gekeurde films (b.v. in sex-clubs)
aan jeugdigen blijft wèl vervolgbaar. De vertoning van
films aan volwassenen wordt geheel vrij. De commissie
acht daarbij ongevraagde confrontatie niet waarschijn-
lijk: is een film niet goedgekeurd voor jeugdigen dan
is men voldoende gewaarschuwd.
9. Bij de televisie is de commissie ervan uitgegaan dat
het toezicht op de inhoud van programma's (artikel 10,
tweede lid Omroepwet) zal vervallen. De commissie acht
in dat geval een strafbepaling wenselijk. De strafbaar
heid is echter uitgesloten voor televisie-uitzendingen die
na 21.00 uur aanvangen en als ongeschikt voor perso
nen beneden de zestien jaar op het beeldscherm en in
de programmabladen zijn aangekondigd. De voorgestel
de strafbepaling dient dus primair tot bescherming van
de jeugd, maar de commissie is tevens van oordeel,
dat ook volwassenen na de bedoelde aankondiging ge
waarschuwd zijn zodat onverhoedse confrontatie wordt
voorkomen.
10. Wat de internationale verplichtingen betreft brengen de
voorstellen van de commissie mede, dat slechts bepaal
de delen van het pornografie-verdrag van 1923 niet meer
kunnen worden nagekomen. Aan een belangrijke ver
plichting uit dat verdrag tegenover het buitenland: het
tegengaan van doorvoer of uitvoer van pornografie,
zal Nederland in zekere mate kunnen blijven voldoen
door middel van de voorgestelde strafbepaling die een
verbod van uit- en doorvoer bevat.
11. Voor verordenende bevoegdheid van lagere organen
op het stuk van de pornografie zal naar het oordeel
van de commissie geen plaats zijn. Uitdrukkelijke uit
sluiting van die bevoegdheid acht de commissie intus
sen niet nodig, omdat het rechterlijk toezicht op schen
ding van artikel 7 van de grondwet (vrijheid van druk
pers) voldoende lijkt. Wat de schennis van eerbaarheid
betreft is voor het maken van strafbepalingen door
lagere organen evenmin plaats. Wel zouden gemeenten
inzoverre regelend kunnen optreden, dat op plaatsen
waar deze organen rechthebbende zijn in de zin van
het voorgestelde artikel 239, onder 2de toegang aan
jeugdigen wordt ontzegd (b.v. bepaalde delen van
stranden of andere openbare terreinen), waardoor de
vraag naar de strafbaarheid ingevolge die bepaling zou
wegvallen.
Wanneer men de voorstellen van de Adviescommissie Ze-
delijkheidswetgeving nader beschouwt, dan valt op, dat
het moeilijke probleem waarvoor zij zich gesteld zag, op
een logische manier is benaderd. De oplossingen munten
uit door hun consequente verwerking. De wetgeving op
het terrein van de pornografie en de schennis van de eer
baarheid dient naar het oordeel van de commissie te wor
den bepaald door twee hoofddoelen: het tegengaan van
onverhoedse confrontatie en de bescherming van jeugdige
personen.
Ten aanzien van de film stelt de commissie zich op het
standpunt, dat de vertoning aan volwassenen geheel vrij
moet zijn, in dier voege, dat er geen repressief toezicht
dient te zijn. Strafrechtelijke vervolging zou niet meer
plaatshebben bij openbare vertoning van pornografie in
zalen e.d., mits de toegang aan jeugdigen is ontzegd. De
commissie is van mening, dat de vertoning van een film
in een bioscoop geen onverhoedse confrontatie kan op
leveren. Men weet of kan weten wat men gaat zien. Is een
film niet goedgekeurd voor jeugdigen, dan is men vol
doende gewaarschuwd.
Deze oplossing is voor de bioscoopexploitanten uit een
oogpunt van rechtszekerheid van groot belang.
De leeftijdsgrens voor de volwassenheid ligt bij 16 jaar.
De commisie heeft het echter gewenst geoordeeld een
tweede grens van 12 jaar aan te bevelen. Deze grenzen
komen overeen met de gedachten die terzake door het
Hoofdbestuur zijn ontwikkeld.
Een kwestie waaromtrent de commissie geen advies heeft
uitgebracht, betreft het toezicht van de burgemeester op
het openbare vermaak ingevolge artikel 221 der Gemeente
wet. Volgens dit artikel waakt de burgemeester tegen het
doen van met de openbare orde of de zedelijkheid strij
dige vertoningen. Ten aanzien van laatstgenoemde cate
gorie vertoningen wijst de commissie wel op het gevaar
van een verscherpt beleid van de burgemeester in som
mige gemeenten. Het Hoofdbestuur huldigt de zienswijze,
dat een eventueel ingrijpen van de burgemeester met be
trekking tot met de zedelijkheid strijdige vertoningen on
verenigbaar is met de opzet van de door de adviescommis
sie ontwikkelde hoofdgedachten. In dit opzicht kan er
nog aan worden herinnerd, dat ook het initiatiefvoorstel tot
vaststelling van een nieuwe Bioscoopwet (ontwerp-Visser
en Voogd) uitgaat van afschaffing van de desbetreffende
bevoegdheid van de burgemeester. Wat de film betreft
sluit het initiatiefvoorstel trouwens nagenoeg geheel aan
bij de adviezen van de commissie.
Die adviezen lijken op het ogenblik politiek haalbaar, hoe
wel veranderingen op het onderhavige terrein in ons land
nooit gemakkelijk tot stand komen. De samenhang tussen
de geadviseerde herzieningen van het Wetboek van Straf
recht en de filmwetgeving is overigens zo groot, dat een
herziening van de Bioscoopwet bij voorbaat, zoals aan
vankelijk in de bedoeling lag, nauwelijks meer is te ver
wachten.
Een index van Nederlandse speelfilms
Do heer Geoffrey N. Donaldson (Groenendaal 209, Rotter
dam) is al jaren zeer gewetensvol bezig met het samen
stellen van een volledige index van Nederlandse speelfilms
van 1899 tot op heden. Wie zijn publikaties over dit onder
werp en aanverwante zaken kent, weet met welke zorg
vuldigheid en liefde voor het detail de heer Donaldson te
werk gaat.
Het aantal ooggetuigen van de aanvang van het filmbedrijf
in Nederland vermindert zeer snel. De heer Donaldson zou
graag ter inzage hebben een aantal bladen die in geen
enkele bibliotheek bewaard zijn gebleven. Zijn laatste hoop
is, dat de eigenaren van oude bioscopen ze bewaard hebben.
Het gaat om de volgende tijdschriften:
DE KOMEET (Jaargang 1901 t/m 1915);
DE BIOSCOOP-COURANT (Jaargang I en II, oktober 1912
t/m september 1914).
DE KINEMATOGRAAF (Jaargang II, januari t/m december
1914).
De heer Donaldson tekent hierbij aan, dat ,,De Komeet"
eigenlijk het vakblad voor kermisreizigers was. Het blad
kende een speciale bioscoop-bijlage en heeft, tot het ver
schijnen van de „Bioscoopcourant" en ,,De Kinematograaf"
gefungeerd als vakblad voor het film- en bioscoopbedrijf.
Wellicht zijn er leden die de heer Donaldson (tel. 010-
113118) kunnen helpen.
24