Beslissingen van het Hoofdbestuur
dat gedaagde generlei verweer ter kennis van de Commissie
heeft gebracht en dat de ingestelde vordering aan arbiters
niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen
met gedaagdes veroordeling in de arbitragekosten, welke
zijn bepaald op f 50,
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID:
VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk
bewijs van kwijting te betalen
VEROORDEELT gedaagde voorts in de aribtragekosten,
zijnde f 50,
VERSTAAT overeenkomstig artikel 18 van het Arbitrage
reglement, dat de straf van uitsluiting als bedoeld in artikel
18 der Statuten op gedaagde zal worden toegepast, indien
gedaagde in gebreke blijft vóór of op uiterlijk 4 december
1973 het gevorderd bedrag aan eiseres en de arbitrage-
kosten aan de Nederlandse Bioscoopbond te betalen.
Aldus gewezen te Amsterdam op
14 november 1973
De Commissie van Geschillen
(Bijzondere Kamer) van de
Nederlandse Bioscoopbond:
w.g. J, van Willigen, Voorzitter
w.g. P. M. Buis, lid
w.g. J. van Dommelen, lid
w.g. H. W. Hagenberg, Secretaris
Artikel 18 der Statuten
1) N.V. Filmmaatschappij Pacific. Exploiterende The Movies,
Haarlemmerdijk 161, Amsterdam.
Ter zake van het feit:
dat zij in strijd met artikel 3A van het Reglement op de Lijst
van Geen Bezwaar films van niet-leden als bedoeld bij
artikel 1C van dit reglement heeft betrokken en dat zij voorts
meer films heeft vertoond dan krachtens het Reglement
Filmvertoning is toegestaan
Heeft het Hoofdbestuur de N.V. krachtens artikel 18 der
Statuten de straf van waarschuwing opgelegd.
Deze beslissing is genomen op grond van de overwegingen:
dat zij in de speelweek van 20 tot en met 26 september 1973
films in de door haar geëxploiteerde bioscoop The Movies
te Amsterdam heeft vertoond die zijn betrokken van niet-
leden zonder de daarvoor krachtens het Reglement op de
Lijst van Geen Bezwaar vereiste toestemming van het
Hoofdbestuur en dat zij voorts met betrekking tot dezelfde
bioscoop films ter vertoning had aangekondigd voor dé
speelweek van 18 tot en met 24 oktober 1973, welke films
evenmin in overeenstemming met laatstgenoemd reglement
waren betrokken;
dat bovendien is geconstateerd, dat in de onderhavige
speelweken meer hoofdfilms op een avond en per speei-
week zijn vertoond respectievelijk voor vertoning zijn aan
gekondigd dan ingevolge het Reglement Filmvertoning is ge
oorloofd;
dat het Hoofdbestuur haar wegens deze overtredingen van
het Reglement op de Lijst van Geen Bezwaar en het Regle
ment Filmvertoning heeft opgeroepen voor verhoor op grond
van artikel 18 der Statuten, welk verhoor op 15 oktober 1973
heeft plaatsgevonden;
dat de- heer P. Ch. Goedings, directeur van haar onder
neming, daarbij in hoofdzaak heeft verklaard, dat hij steeds
vele plannen maakt voor speciale aktiviteiten in het theater
in kwestie, waarvan een deel niei wordt gerealiseerd, dat hij
niet steeds het Hoofdbestuur heeft willen lastig vallen met
verzoeken betreffende plannen die menigmaal toch geen
doorgang vinden en dat hij dikwijls eerst op het laatste
moment precies weet welke films beschikbaar zullen komen,
waardoor er nauwelijks meer gelegenheid is voor het in
dienen van een dispensatieverzoek bij het Hoofdbestuur;
dai de heer Goedings tenslotte heeft verklaard zich voortaan
stipt aan de bewuste reglementen te zullen houden;
dcï in ieder geval vaststaat, dat zij het Reglement op de
Lijst van Geen Bezwaar en het Reglement Filmvertoning
heeft overtreden;
dat in de mogelijkheid van excepties in de desbetreffende
reglementen is voorzien, doch dat in die gevallen waarin de
toestemming van het Hoofdbestuur vereist is, die nu een
maal zal moeten zijn verkregen alvorens tot het vertonen of
het betrekken van films word overgegaan;
dat derhalve de harerzijds aangevoerde argumenten niet ter
zake dienende zijn, doch dat, in aanmerking nemende de
omstandigheid, dat de overtredingen van de onderhavige
reglementaire voorschriften niet eerder tot optreden inge
volge artikel 18 der Statuten te haren opzichte hebben ge
leid, en gelet op haar toezegging om die voorschriften
voortaan stipt na te leven, ditmaal nog is besloten te vol
staan met de straf van waarschuwing.
2) Royal Film N.V., Lange Kerkdag 69-71, Wassenaar.
Ter zake van het feit:
dat zij de door brand verwoeste bioscoop Royal '70 te
'-Gravenhage, welke bioscoop door haar werd geëxploiteerd,
wederom in exploitatie heeft genomen zonder verkregen
toestemming van het Hoofdbestuur en derhalve in strijd
heeft gehandeld met artikel 6A van het Algemeen Bedrijfs-
reglement, zulks in samenhang met artikel 14 van dit regle
ment, en dat zij in haar hoedanigheid van filmverhuurkantoor
films heeft geleverd voor vertoning in genoemde bioscoop
ondanks het door het Hoofdbestuur aan de leden-filmver-
huurders opgelegde leveringsverbod en daarmede in strijd
heeft gehandeld met artikel 2A van het Reglement op de
Lijst van Geen Bezwaar
heeft het Hoofdbestuur de N.V. krachtens artikel 18 der
Statuten de straf van waarschuwing opgelegd.
Deze beslissing is genomen op grond van de overwegingen:
dat het Hoofdbestuur haar bij brief van 23 mei 1973 heeft
medegedeeld, dat de inschrijving in het Bedrijfsregister van
de wegens brand verwoeste bioscopen Royal '70 en Royal
op Zolder te 's-Gravenhage conform artikel 14 van het
A'gemeen Bedrijfsreglement zal worden gehandhaafd, in dier
voege, dat het opnieuw in exploitatie nemen van deze bios
copen alleen zal zijn toegestaan, wanneer zij, mede gelet op
het advies van de Technische Commissie, kunnen worden
geacht te voldoen aan redelijke eisen op het gebied van
inrichting en uitrusting als omschreven in artikel 3A sub a
van het Algemeen Bedrijfsreglement;
dat deze restrictie nog eens is bevestigd bij brief van 3
augustus 1973 en dat het Hoofdbestuur op dezelfde dag
de leden-filmverhuurders heeft medegedeeld, dat zonder
tegenbericht geen films ter vertoning in genoemde biosco
pen zullen mogen worden geleverd;
dat het Hoofdbestuur heeft vastgesteld, dat de bioscoop
Royal '70 zonder verkregen toestemming is heropend op 20
september 1973 met vertoning van films die door haar be
drijf als filmverhuurkantoor waren geleverd;
30