b. Vervroegde afschrijving:
De fiscale afschrijving mag niet worden bepaald naar
de grootte van de winst. Deze regel wordt door de ver
vroegde afschrijving in zoverre terzijde gesteld, dat vol
gens de wet een derde van de aanschaffingsprijs naar
willekeur mag worden afgeschreven, desgewenst in een
jaar waarin het de ondernemer goed uitkomt.
Door gebruik te maken van de vervroegde afschrijving
kan de ondernemer een groter deel van de afschrijving
in de eerste jaren van gebruik van het bedrijfsmiddel ten
laste van zijn fiscale winst brengen, hetgeen zal leiden
tot een verruiming van de liquiditeiten, c.q. het ver
minderen van de liquiditeitskrapte.
Evenals de investeringsaftrek is ook de vervroegde af
schrijving een conjunctureelpolitiek instrument, met als
gevolg dat de inhoud ervan nogal eens gewijzigd wordt.
Thans is de situatie als volgt:
Vervroegde afschrijving geldt voor in Nederland gere
gistreerde zeeschepen( hier niet van belang) en voor ge
bouwen andere dan woonhuizen en tot bewoning
dienende gedeelten van bedrijfs- of beroepspanden, ge
legen buiten de Randstad. Het percentage van de ver
vroegde afschrijving bedroeg tot 18 november 1974:
2 x 16 2/3; het bedraagt thans voor investeringen, aan
gegaan in de periode tussen 18 november 1974 en 18
november 1975: 2 x 20%.
Een verschil tussen de investeringsaftrek en de vervroegde
afschrijving is, dat de investeringsaftrek ten laste van de
winst kan worden gebracht, dadelijk na het aangaan van de
verplichting; vervroegde afschrijving kan pas toegepast
worden, nadat de ondernemer het bedrijfsmiddel feitelijk in
bedrijf heeft genomen.
Het moge duidelijk zijn, dat de ondernemer die thans inves
teert in zijn bedrijfsgebouw, een belangrijke belasting
reductie krijgt: 2 jaren achtereen kan hij 12% van de aan
schaffingsprijs ten laste van zijn fiscale winst brengen.
Indien het een investering betreft buiten de Randstad, kan
hij als hem dat uitkomt bovendien twee maal 20%
van het geïnvesteerde bedrag als vervroegde afschrijving
ten laste van het fiscale resultaat boeken.
Meewerkende vrouw
Met ingang van 1 januari 1973 is de fiscale wetgever af
gestapt van het principe, dat de gehuwde man tevens wordt
belast voor het arbeidsinkomen van zijn echtgenote. De
gehuwde vrouw is sindsdien voor haar arbeidsinkomen zelf
standig belastingplichtig. Ook als zij meewerkt in de onder
neming van de man is deze bepaling van toepassing, zij
hoeft dus niet persé een eigen salaris te genieten. Afhan
kelijk van de tijd, die zij in de onderneming meewerkt wordt
een deel van de winst als inkomen van de vrouw aange
merkt, voor de man is dit een aftrekpost ten laste van zijn
inkomen.
Afhankelijk van het aantal uren dat de vrouw meewerkt in
de onderneming, b.v. als kassière, ouvreuse of zich bezig
houdt met het schoonhouden van de bedrijfruimten, het
bijhouden van de administratie enz., wordt het winstdeel
bepaald.
De wettelijke regeling is als volgt: (cijfers 1975)
Aantal uren per jaar winstdeel met minimum maximum
tenminste 2000
1/3
f 1.600
f 19.196
tenminste 1000
1/5
f 1.600
f 11.518,—
tenminste 600
1/9
f 1.600
f 3.840,—
Voor de aftrek van 1/3 deel van de winst is dus een prak
tisch gehele dagtaak van de vrouw vereist als men be
denkt, dat in de meeste CA.O.'s een werkweek van 42,5
uur is opgenomen, en het verschil met de tweede moge
lijkheid 1000 uur is wel erg groot. Tussen 1000 en
600 uur is weer een relatief klein verschil, zodat de mid
delste mogelijkheid het meest van toepassing zal zijn.
In bepaalde gevallen kan de toerekening tot een nadeel
in de belastingheffing leiden, wanneer de man een laag
inkomen heeft tengevolge van bijv. een hoge buitengewone
lastenaftrek, hypotheekrente enz. Hierdoor kan het totaal
van de verschuldigde belasting van man en vrouw hoger
zijn dan zonder die toerekening het geval zou zijn.
Op verzoek kan dan de minimum-aftrek van 1.600,wor
den geclaimd.
Oudedagsreserve
De zelfstandige ondernemer, die zijn bedrijf uitoefent als
eenmanszaak of firma, is in het algemeen niet in staat een
goede pensioenregeling op te bouwen. Immers het af
zonderen van bedragen voor premies voor pensioen of lijf
rente betekent vaak een aanslag op de liquiditeit van de
onderneming.
Bovendien is een pensioenregeling als bijvoorbeeld die voor
rijksambtenaren vrijwel niet op te brengen en in de sfeer
van de lijfrente is slechts maximaal een premie van
7.500,per jaar aftrekbaar.
Om de zelfstandige ondernemer vanaf 18 jaar toch in staat
te stellen bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd een
pensioen te genieten is de oudedagsreserve in het leven
geroepen. Hierbij wordt door uitstel van belastingheffing
een reserve gevormd, waarbij niet noodzakelijke bedragen
uit de onderneming afgezonderd behoeven te worden, zodat
de financiering van het bedrijf dus niet behoeft te worden
aangetast. Een nadeel is dat de reserve dan risico dragend
kapitaal van de onderneming blijft en er dus geen zekerheid
is, dat het pensioen werkelijk gerealiseerd kan worden.
Do opbouw van de reserve geschiedt afhankelijk van de
jaarwinst van de onderneming (of ondernemingen) en wordt
op het inkomen in mindering gebracht. De toevoeging voor
1975 is 10% van de jaarwinst, inclusief het eventueel aan
de vrouw toegekende deel, met een minimum van f 569,
en maximaal 6.000,Op verzoek kan de reservering
achterwege blijven.
Naast deze oudedagsreserve blijft de aftrek voor lijfrente-
premie tot maximaal f 7.500,bestaan, een eventuele
premie voor een verplicht bedrijfs- of beroepspensioen
fonds, waarvan de premie reeds ten laste van de winst is ge
bracht, komt op de toevoeging in mindering. Na verloop
van jaren ontstaat er dus een steeds groter wordende
calculatorische reserve, die echter nooit hoger is dan
het fiscale ondernemingsvermogen.
De afbraak van de oudedagsreserve gaat veelal met belas
tingheffing gepaard, zulks op grond van het feit dat de toe
voegingen belastingvrij waren. Voor de wijze waarop de
afwikkeling kan geschieden zijn in de wet achtereenvolgens
vijf omstandigheden aangegeven:
de reserve wordt met een bedrag van f 342,vermin
derd, wanneer de winst in dat jaar minder bedraagt dan
f 17.058,—.
De aftrek van het inkomen blijft normaal 10% van de
jaarwinst met een minimum van f 569,de toevoeging
aan de oudedagsreserve is per saldo evenwel f 342,
lager. Deze vermindering van de reserve met f 342,
is belastingvrij.
als na het bereiken van de 65-jarige leeftijd de onder
neming wordt voortgezet kan worden gekozen voor een
gespreide afbraak van de reserve over vijf jaar. Over
deze wijze van afwikkeling is belasting verschuldigd
volgens het gewone tarief.
als het ondernemingsvermogen daalt beneden de stand
van de reserve. Het verschil wordt dan belast tegen het
gewone tarief.
als er een stamrecht (recht op een lijfrente) wordt ge
kocht kan het aankoopbedrag op de oudedagsreserve
in mindering worden gebracht. Deze mogelijkheid doet
zich bijvoorbeeld voor bij beëindiging van het bedrijf,
het bereiken van de 65-jarige leeftijd enz. Deze af
neming is onbelast, er gelden wel vaste regels voor de
hoogte van het aankoopbedrag van het stamrecht.
16