en Ede slechts 22,4
Samenvattend constateert het onder
zoek, dat het bioscoopbezoek in
Apeldoorn ver achter blijft bij dat
in de negen andere gemeenten (met
uitzondering van Ede), en dat deze
achterstand in de laatste tien jaar
relatief niet is toe- of afgenomen. Het
aantal bioscopen en de samenstelling
van de bevolking blijken geen toerei
kende verklaring voor de achterstand
te kunnen geven. Hoewel dit op zich
zelf nog geen verklaring biedt voor
het achterblijvende bioscoopbezoek,
is het opmerkelijk, dat Apeldoorn ook
in het aantal café's per 10.000 inwo
ners verreweg het laagste scoort van
de tien onderzocht gemeenten.
Het filmaanbod
Op zoek naar een gehele of althans
gedeeltelijke verklaring van de rela
tief geringe frequentie van bioscoop
bezoek in Apeldoorn hebben de on
derzoekers vervolgens de samenstel
ling en het moment van presentatie
van het Apeldoornse filmpakket be
studeerd.
Het blijkt dan, dat in Apeldoorn in
een gegeven periode minder films in
première gaan dan in Breda, En
schede, Nijmegen, Arnhem, Deventer
en Dordrecht en méér dan in Den
Bosch (toen 2 bioscopen), Zutphen
en Ede. Voor wat betreft de "main
stream" films die in alle bestudeerde
steden vertoond zijn, blijkt voorts, dat
deze in Enschede, Den Bosch, Arn
hem, Nijmegen en Breda eerder ver
toond zijn dan in Apeldoorn (acht tot
drie weken eerder)en in Dordrecht,
Deventer, Zutphen en Ede later (een
tot dertien weken).
Welnu, dit resultaat dat overigens
op ingenieuze en arbeidsintensieve
manier berekend is hoeft bij in
siders uiteraard geen verwondering te
wekken. Het is in het bioscoopwezen
de gewoonste zaak van de wereld, dat
de (schaarse) filmkopieën door de
verhuurkantoren allereerst daar ge
leverd worden waar de potentiële
recette-capaciteit het grootst is. Een
stad als Arnhem krijgt dan in prin
cipe voorrang boven Apeldoorn, ook
al zouden de Apeldoornse exploitan
ten graag anders willen. Een soortge
lijke redenering geldt voor het aantal
premières: dit aantal is groter naar
mate een stad zoals proefonder
vindelijk blijkt een groter en geva
rieerder bioscooppubliek heeft en/of
beschikt over kleine, gespecialiseerde
theaters met relatief lage vaste exploi
tatielasten. Het is wel zeker, dat oor
zaak en gevolg hier in beide richtin
gen werken, maar het uitgangspunt
gezien het risico en de kosten van
investeringen in nieuwbouw en ver
bouwing moet toch zijn de omvang
van het potentiële bioscooppubliek
in een stad.
Het publiek
Het derde deel van het rapport van
het Samenwerkingsorgaan Oost-Ve-
luwe bevat de resultaten van een en
quête onder 1045 inwoners van de
gemeente Apeldoorn (personen van
15 jaar en ouder). Hieruit bleek al
lereerst, dat 49 van deze perso
nen nooit naar de bioscoop gaat. Het
landelijk percentage volgens het Na
tionaal Onderzoek Persmedia 1975
bedraagt voor mannen 55 en voor
vrouwen 60 (13 jaar en ouder). In
dit opzicht wijkt Apeldoorn dus zeker
niet ongunstig af van het gemiddelde
in geheel Nederland. Dat was ook niet
te verwachten want, after all, is Apel
doorn een stedelijke gemeente. Het
aantal niet-bezoekers in de groep
grote steden (exclusief Amsterdam,
Rotterdam en Den Haag), met inbe
grip van Apeldoorn, bedroeg 50
voor de mannen en 58 voor de
vrouwen, tegen bijvoorbeeld 59
resp. 64 in de kleine steden, en
64 resp. 67 op het platteland
(zie „Film", december 1975).
In vergelijking met de rest van het
land telt Apeldoorn onder zijn bio
scoopbezoekers wat minder regelma
tige bezoekers (eenmaal per maand
of vaker) en, dus, wat meer inciden
tele bezoekers.
Aan alle personen, bezoekers en niet-
bezoekers, is de vraag gesteld of men
vaker naar de bioscoop zou willen
gaan, evenals in „Publiek en bio
scoop". Ter vergelijking diene de on
derstaande tabel.
Apeldoorn verklaart. De relatie tussen
het behoren tot een kerkgenootschap
enerzijds en het bezoeken van een
bioscoop is overigens niet zo eenvou-
die te leggen. Slechts in een hoogst
enkel geval zullen er nog echte reli
gieuze bezwaren bestaan tegen het
bioscoopbezoek als zodanig. De ver
schillen zullen veeleer het gevolg zijn
van de onderscheidene tradities op
het gebied van de vrijetijdsbesteding
in het algemeen en het vermaak bui
tenshuis in het bijzonder.
Enkele andere resultaten
Om een indicatie te krijgen welke
filmvoorkeur de Apeldoornse bevol
king heeft, is in de enquête een vraag
opgenomen betreffende het soort
films dat men vaker of minder vaak
in de bioscoop zou willen zien. Welnu,
men wil meer natuurfilms, lachfilms,
Nederlandse speelfilms en jeugdfilms
(de bekende „sociaal respectabele"
genres dus) even veel spionagefilms
en Westerns, minder kunstzinnige
films, oorlogsfilms, sensatie- en aktie-
films en veel minder karatefilms, grie
zelfilms, politieke films en sexfilms.
De voorkeuren van de regelmatige
bioscoopbezoekers onder de onder
vraagden volgden hetzelfde patroon.
Het is langzamerhand wel bekend,
dat aan dit soort vrijblijvende opga
ven voorkeuren niet al te veel waar-
niet-bezoekers:
willen vaker
willen niet vaker
bezoekers:
willen vaker
willen niet vaker
Apeldoorn
I.P.M. '73
27%
73%
24%
76%
100
100%
56%
44
53%
47%
100
100%
Hieruit blijkt, dat de Apeldoornse be
volking in dit opzicht maar weinig
afwijkt van de Nederlandse bevolking
in zijn geheel. Een kwart van de niet-
bezoekers zou eigenlijk wel bioscoop
bezoeker willen worden en ruim de
helft van de huidige bezoekers zou
vaker naar de bioscoop willen gaan.
Zoals te verwachten was, is de wens
om de bioscoop (vaker) te bezoeken
groter naarmate de ondervraagden on
gehuwd, jong en in het bezit van een
relatief hoge schoolopleiding zijn.
Uit het onderzoek komt verder naar
voren, dat personen zonder kerkelijke
gezindte en rooms-katholieken vaker
bioscoopbezoekers zijn (52 resp.
53 dan gereformeerden en Neder-
landshervormden (beiden 41 Het
is een feit dat Apeldoorn waar
44 van de bevolking hetzij her
vormd hetzij gereformeerd is in
dit opzicht afwijkt van de overige on
derzochte negen gemeenten (met uit
zondering van Ede), zodat dit gege
ven een deel van de relatief geringe
frequentie van bioscoopbezoek in
de gehecht kan worden. „Natuur
films" voeren al sedert de enquêtes
uit de jaren vijftig deze lijst aan, maar
als ze vertoond worden, komt er geen
hond kijken. Anderzijds is het al min
stens even lange tijd bon ton om te
roepen dat er minder sexfilms ver
toond moeten worden, maar er is nog
steeds een publiek voor en dat is de
laatste jaren eerder groter dan klei
ner geworden.
Ook is gevraagd naar het oordeel over
de duur van de pauze in de bioscoop
voorstellingen (57 is tevreden,
24 matig tevreden, 11 ontevre
den), over de hoogte van de entree
prijzen (regelmatige bezoekers: 49
vindt ze billijk, 3 is matig tevre
den, 13 is ontevreden) en over de
aanvangstijden (bijna niemand is on
tevreden)
In een zogeheten „open vraag" kre
gen de respondenten gelegenheid al
gemene opmerkingen over de bio
scoopsituatie in Apeldoorn te maken.
De 1045 ondervraagde personen zorg
den samen voor 193 opmerkingen.
12