COMMISSIE VAN GESCHILLEN Geschil no. 3746 De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Nederlandse Bioscoopbond heeft het volgend ARBITRAAL VONNIS gewezen inzake: Tuschinski Theaters B.V., exploitante van onder meer het Tuschinski Theater te Amsterdam en kantoor houdende aldaar aan de Hobbe- mastraat 20, eiseres CONTRA Hafbo B.V., gevestigd te Hilversum en kantoor houdende aldaar aan de Zonnelaan 12, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Nederlandse Bioscoopbond, volgens de Statuten en het Arbitragereglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage-college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request dd. 4 februari 1976 een geschil contra ge daagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en hetwelk beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Voorzitter dit geschil spoedeisend oordeelde; dat de Commissie partijen heeft opgeroepen tot haar zitting, ge houden op woensdag 11 februari 1976 op het Bondsbureau te Amsterdam; dat aldaar verschenen zijn de heren R. H. Gerschtanowitz, directeur van eiseres en Jhr. W. F, van Raab van Canstein, directeur van Cineac N.V., als getuige van eiseres, en H.N. de Haan, directeur van gedaagde; dat de heer Gerschtanowitz namens eiseres in hoofdzaak heeft ver- verklaard, dat naar haar overtuiging op 22 september 1975 tussen partijen wilsovereenstemming tot stand is gekomen inzake het huren en verhuren van ,,Three days of the condor"; dat in het tweede gesprek op 14 november de afspraak van september nader is uit gewerkt en voorts is afgesproken, dat deze film een release zou krijgen aansluitend op de film na de Kerstfilm „Sherlock Jones"; dat toen in verband met de komende nieuwe hold over en sliding scalecijfers van Tuschinski op grond van de entreeprijsverhoging per 1 december het geen zin had de oude cijfers vast te stellen en op dit punt nog discussie mogelijk was; dat de nieuwe cijfers aan gedaagde gezonden zijn op 12 januari; dat hierover niet is onder handeld, omdat gedaagde niet te kennen heeft gegeven dat zij dit wilde, waardoor eiseres niet in de gelegenheid is gesteld de ideeën van gedaagde over deze cijfers te horen en eventueel te accepte ren; dat gedaagde op 15 december 1975 om reclamemateriaal gevraagd is; dat gedaagde zowel reclamemateriaal als een trailer toen aan eiseres ter beschikking heeft gesteld; dat duidelijk is, dat in Tuschinski nooit een trailer zou zijn ingezet, zonder dat zekerheid bestond dat de film daar zou worden uitgebracht; dat de trailer (14 jaar) niet bij „Sherlock Jones" (alle leeftijden) kon worden vertoond, doch wel is vertoond in het voorprogramma bij „Breakheart Pass" begin januari; dat het reclamemateriaal als „wordt verwacht" is opgehangen in de hall van het Tuschinski Theater sinds 18 december j.L; dat gedaagde nog tijdens de loop tijd van „Sherlock Jones" is gewaarschuwd, dat „Three days of the condor" in de tweede helft van januari zou moeten gaan draaien; dat eiseres begin januari geheel in overeenstemming met de af spraak de datum van 29 januari 1976 als premièredatum heeft voor gesteld, die door gedaagde werd geweigerd wegens gebrek aan kopieën; dat gedaagde ook de datum van 5 februari j.l. heeft ge weigerd, omdat alsdan een landelijke release niet haalbaar was, waarbij zij onderstreept, dat over een landelijke release door haar nooit eerder was gesproken noch over een vaste datum; dat ge daagde bij het gesprek op 19 januari 1976 als datum 11 maart wilde, welke eiseres heeft geweigerd omdat zij over die datum noch over de Paasdatum zekerheid had; dat voor de Paasweek nog geen film is vastgelegd; dat het nog steeds mogelijk is „Three days of the Condor" in Tuschinski uit te brengen op een goede datum die ds film verdient, waaronder de Paasdatum; dat bij de bespreking van 19 januari was afgesproken, dat eiseres op donderdag 22 januari gedaagde zou bellen, doch dat deze toen in het buitenland was; dat een afspraak voor 29 januari door gedaagde is afgezegd; dat de heer De Haan namens gedaagde in hoofdzaak heeft ver klaard, dat er sprake was van een wil om tot een overeenkomst te komen, doch partijen aan wilsovereenstemming nooit zijn toegeko men; dat het gesprek op 22 september 1975 een oriënterend karak ter had en toen geen overeenkomst tot stand is gekomen; dat de condities in het memorandum van 22 september en van 14 novem ber 1975 er geen overeenkomst was en nog verschillende punten moesten worden afgerond, zijnde de sliding scale en hold over- cijfers en de uitbrengdatum, die nog niet kon worden vastgesteld, omdat eiseres zich niet aan een premièredatum wilde binden in verband met prolongatiemogelijkheden „Sherlock Jones"; dat daar om in de eerste week van januari de zaak „Three days of the con dor" zou worden afgerond; dat gedaagde op 15 december 1975, op verzoek van de publiciteitschef van eiseres, de heer P. de Miranda, als vriendelijkheid tegenover hem eiseres één der twee aanwezige trailers alsmede reclamemateriaal heeft toegestuurd; dat zij de heer De Miranda in het telefoongesprek heeft gezegd, dat nog geen overeenkomst voor „Three days of the condor" was afgesloten, maar dat zij wel verwachtte dat partijen in januari tot een overeen komst zouden komen; dat dit daarna nog verscheidene keren is gesteld; dat zij de heer De Miranda op 5 januari j.l. in een nieuw telefoongesprek heeft gezegd, dat zij niet akkoord kon gaan met 29 januari 1976 als release-datum, wegens gebrek aan kopieën, en tevens dat zij de film niet wilde uitbrengen tijdens de Olympische Spelen en carnaval en als datum 11 maart wenste; dat gedaagde op 12 januari j.l. de nieuwe sliding scale en hold over cijfers heeft ontvangen en deze bij het gesprek op 19 januari niet heeft kunnen bespreken, omdat hij door afwezigheid nog geen gelegenheid had gehad ze te bestuderen, hetgeen hij aan eiseres heeft medegedeeld; dat tijdens het onderhoud op 19 januari eiseres niet tot de vast stelling van een datum wilde komen; dat eiseres hierna onbereikbaar is gebleven voor nader overleg; dat gedaagde tijdens het telefoon gesprek op 26 januari de onderhandelingen heeft afgebroken met de opmerking: „nu, want 29 januari kan te laat zijn"; dat tot dat moment niemand anders met hem over de film had onderhandeld; dat pas in de tweede helft van januari medewerkers van eiseres enige malen naar het contract hebben geïnformeerd, waarbij de heer Geradts naar zijn directeur heeft verwezen; dat er nooit een con tract is gemaakt; dat verwacht was dat „Sherlock Jones" tot ver in februari zou lopen en gedaagde daarom nooit een datum eind januari in aanmerking heeft genomen; dat eiseres de premièredatum wilde manoeuvreren tijdens de Olympische Spelen of het carnaval, hetgeen gedaagde niet wilde; dat immers eiseres noch 11 maart nog de Paasdatum in aanmerking kon doen komen, welke laatste datum uiteindelijk ter sprake is gekomen; dat gedaagde met de directeur van eiseres in de week van 19 januari geen contact heeft kunnen krijgen en het eerste contact was het telefoongesprek met de heer Van Raab van Canstein op maandag 26 januari; dat gedaag de toen niet meer wilde wachten; dat ingeval eiseres op 19 januari de datum van 11 maart zou hebben geaccepteerd er geen twijfel over is, dat partijen terzake van de afronding van de condities hold over en sliding scale het eens waren geworden; dat een nieuw gesprek geen zin meer had, en gedaagde het daarom niet meer wilde, als eiseres noch 11 maart noch de Paasdatum beschik baar had; dat zij onder bepaalde omstandigheden niet in de moge lijkheid verkeert aan de eiseres te leveren; dat de heer Van Raab van Canstein met zijn verklaringen de namens eiseres afgelegde verklaringen heeft ondersteund; OVERWEGENDE: dat eiseres en gedaagde lid zijn van de Nederlandse Bioscoopbond en dat ingevolge artikel 27 van de Statuten en artikel 1 van het Arbitrage Bondsreglement van de Nederlandse Bioscoopbond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter onderworpen zijn aan de Bondsarbitrage, zo als die is geregeld in dat reglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderha vige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als ar bitragecollege, welke beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandse Bioscoopbond; dat partijen op 22 september en 14 november 1975, in aanwezigheid van de N.V. Cineac in de persoon van de heer Jhr. W. F. van Raab van Canstein, besprekingen hebben gevoerd terzake van de huur en verhuur aan eiseres van een aantal films, waaronder „Three days of the condor", ter vertoning onder andere in het Tuschinski Theater te Amsterdam; dat terzake van de levering van „Three days of the condor" eiseres stelt, dat in die besprekingen tussen partijen wilsovereenstemming 27

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1976 | | pagina 27