in dit
HET ADVIES VAN
DE RAAD VOOR DE KUNST
OMTRENT DE FILMPRODUKTIE
Tweewekelijkse
uitgave van de
Nederlandse Bioscoopbond,
nummer 24
10 november 1977
Redactie en administratie:
Postbus 5048, Amsterdam.
Tel.: 020-799261
Hoofdredacteur:
J.Th. van Taalingen
Eindredacteur
Bart Eldering
Advertenties:
drukkerij Poortpers b.v.
Torensteeg 3Amsterdam
Tel: 020-23 14 85
Reacties op het advies van
De Raad voor de Kunst
omtrent de filmproduktie
pagina 1-8
De heer CS. Roem
80 jaar
pagina 8
Produktie
pagina 8
Nadere reacties
In het vorige nummer van "Film' hebben wij een uitgebreide samen
vatting gegeven van de nota die het Hoofdbestuur heeft gezonden aan
de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk naar
aanleiding zowel van de Nota Kunst en Kunstbeleid van de Minister
als van het advies van de Raad voor de Kunst betreffende de subsidi
ering van de filmproduktie.
Het lijkt ons juist U in aansluiting hierop tevens samenvattingen te
verstrekken van de brieven die de Minister als reacties op het advies
van de Raad voor de Kunst zijn geschreven door de Nederlandse pro
ducenten van hoofdfilms, ondersteund door het Bestuur van de Be
drijfsafdeling Filmproduktie, en het Bestuur van de Stichting Produc
tiefonds voor Nederlandse Films.
Reactie van de Nederlandse hoofdfilmproducenten
In hun brief aan de Minister van C.R.M, merken de Nederlandse
hoofd filmproducenten op, dat zij over het advies van de Raad voor
de Kunst niet zijn geraadpleegd en dat het evenmin aan hen ter ken
nis is gebracht. De brief bevat een kritiek op het huns inziens onwe
zenlijke karakter van het advies, alsmede een eigen visie op de Neder
landse (hoofd)filmproblematiek en aanbevelingen ter verbetering van
de situatie.
FILM
Bij de voorplaat:
Hen scène uit een nieuwe korte film
vervaardigd met subsidie van het
ministerie van C.R.M. nl. 'We zijn er
zelf bij' van Hans de Ridder.
I. Advies Raad voor de Kunst
In de eerste alinea's geeft de Raad voor Kunst een schets van de overheidsfinan
ciering van vrije films en de structuur van het Productiefonds. Daarbij oefent de
Raad kritiek op het feit, dat ondanks de van 50/50 tot 3/4 toenemende
steun van de overheid aan het fonds, de vertegenwoordiging CRM/NBB 50/50
bleef. (Het moet de Raad overigens bekend zijn, dat door de Nederlandse Bio
scoopbond aanzienlijk meer wordt ingebracht, dan de relatief lage jaarlijkse stor
tingen in het fonds.) De hoofdfilmproducenten tekenen hierbij aan, dat de Ne
derlandse overheid de hoofdfilm aanvankelijk uiterst krap heeft gesteund. In de
loop der jaren is die steun in absolute en relatieve cijfers weliswaar toegeno
men, maar de overheidsbijdrage aan de Nederlandse filmkunst staat nog steeds
in geen enkele verhouding tot de overheidsbijdragen aan orkesten, opera, ballet,
toneel, of zo men wil sport.
Het opvallend achterblijven van de overheidssubsidie aan de Nederlandse film is
historisch verklaarbaar. Film is een jongere cultuurmanifestatie dan muziek,
opera, ballet, toneel. Deze cultuurvormen hebben door vele eeuwen heen, door
middel van het maecenaat, de steun gekregen van onze samenleving; de subsidie
traditie is diepgeworteld.
Met film is dat niet het geval. Geboren, toen het burgerlijk maecenaat ten einde
liep, was de film gedwongen zich vrijwel geheel in de commerciële sfeer te ont
wikkelen.
(Typerend is dat de verschijning van de televisie in het na-oorlogse Nederland,
waarin de overheid zich bewust werd van nieuwe gemeenschapstaken en verant
woordelijkheden, wel als een dusdanig belangrijke maatschappelijke zaak werd
beschouwd, dat zij de ontwikkeling en instandhouding ervan financieel groten
deels op haar schouders genomen heeft. Wat dit betreft is de film te vroeg geko
men en tussen wal en schip beland: te laat voor de steun van het maecenaat en te
vroeg voor het nog niet gegroeide inzicht, dat de overheid hier een dominante
verantwoordelijkheid had. Hierbij moet, helaas, nog worden opgemerkt dat de
overheid ook later zo weinig oog had voor de betekenis van de film voor onze sa
menleving en haar cultuur, dat zij zelfs nagelaten heeft de eigen filmproduktie te
beschermen tegen de overrompelende concurrentie van de buitenlandse film, die
in tal van landen wèl door de overheid op tal van wijzen krachtig gesteund
en beschermd wordt.)