Nederlandse Bioscoopbond versus CAI Amstelveen
Op 27 januari 1983 heeft het Ge
rechtshof te Amsterdam uitspraak
gedaan inzake het door de Neder
landse Bioscoopbond tegen de CAI
Amstelveen aangespannen proefpro
ces.
EEN RETROSPECTIEF
Hoe is het begonnen en waarom?
Het begon met de uitzending op 24
december 1976 van de film 'De
stem van het water' via de CAI Am
stelveen zonder dat daarvoor toe
stemming was gegeven. De Neder
landse Bioscoopbond, die de z.g. se
cundaire kabelrechten in Nederland
had verkregen, was van mening dat
in deze sprake was van een nieuwe
openbaarmaking die zonder de ver
eiste toestemming een schending
opleverde van de exploitatierech
ten. Op 10 mei vroeg hij of de rech
ter een uitspraak wilde doen of de
uitzending van deze film kon wor
den aangemerkt als een openbaar
making in de zin van de wet, die
dan in ieder geval ook de toestem
ming behoeft van de auteur, of was
een en ander aan te merken als een
technische verbetering van de ont-
vangstmogelijkheden zonder enige
juridische consequenties.
Op 19 juli daaropvolgend wees
de Amsterdamse Arrondissements
rechtbank de vordering van de Bio
scoopbond af en veroordeelde de
Bond bovendien in de kosten van
het geding groot f 4.000,-. Het be
wuste vonnis bevatte toch enkele
lichtpunten. De CAI Amstelveen
voerde aan dat er geen sprake was
van een nieuwe openbaarmaking in
de zin van de Auteurswet omdat hij
alleen maar een reeds via de tele
visiezender openbaar gemaakt werk
doorgaf en bovendien niet in het
openbaar werkzaam was, maar de
film slechts in de huiskamer van
zijn abonnees bracht.
Bovendien stelde de CAI Amstel
veen dat hij opereerde in een ge
bied waarin dezelfde programma's
ook met een individuele antenne
konden worden ontvangen.
Deze motieven zijn door de eisende
partij bestreden op gronden die
door de Rechtbank juist werden be
oordeeld. Belangrijk was dat de
Rechtbank het criterium van de di-
rekte ontvangstmogelijkheid bij de
gebruikmaker van een individuele
antenne verwierp. Ook was de
Rechtbank met de eisers van me
ning dat de kabelnetexploitant ten
behoeve van het Amstelveense pu
bliek uiteraard wel in het openbaar
werkt. De Rechtbank was echter
ook van mening dat er in dit geval
niet gesproken kon worden van een
nieuwe openbaarmaking in de zin
van Artikel 12, 4e lid van de Au
teurswet. De Rechtbank beargu
menteerde dit door te stellen dat
een steunzender niet afzonderlijk
uitzendt, maar tot het zendorganis
me wordt gerekend dat de oor
spronkelijke uitzending verricht.
Hoofdbestuur en raadslieden von
den de uitspraak bepaald onbevre
digend en hoger beroep werd aange
tekend. Het Gerechtshof te Amster
dam heeft in een vonnis van 12 juni
1980 de eisen van de Nederlandse
Bond afgewezen. Het Hof heeft de
redenering van de uitspraak van 19
juli 1978 niet gevolgd doch heeft
hetzelfde standpunt ingenomen dat
de regering bij gelegenheid van de,
herziening van de Auteurswet die
op 1 januari 1973 van kracht
werd heeft verkondigd.
Zeer in het kort komt het hier op
neer dat geen afzonderlijke open
baarmaking in de zin van de artike
len 1 en 12 van de Auteurswet
1912 plaatsvindt en dus geen au
teursrechterlij ke toestemming ver
eist is in het geval dat een televisie
uitzending wordt doorgegeven die
ter plaatse van de ontvangst ook
met een normale individuele anten
ne kan worden ontvangen. Voorts
stelt het Hof dat het kabelnet zich
niet richt tot een ander publiek dan
het te Amstelveen wonende publiek
van de televisie-omroep. Het ver
schaft slechts de technische mid
delen om het televisieprogramma
beter te ontvangen. Een uitspraak
die voorwaar veel opzien baarde.
Hierdoor kwam niet alleen de posi
tie van de filmmaker in het geding,
maar ook van ieder wiens werken
door Nederlandse kabelnetten wor
den doorgegeven en die hier nu op
grond van een beroep op technische
ontwikkelingen worden bedreigd
met een uitholling van hun rechten.
Besloten werd de zaak voor te leg
gen aan de Hoge Raad. Dit College
kwam op 30 oktober 1981 tot de
uitspraak dat het arrest van het Ge
rechtshof te Amsterdam vernietigd
moest worden.
Als meest belangrijke deel uit de
uitspraak van de Hoge Raad moet
worden vermeld dat dit College tot
de conclusie kwam dat het Hof
voor de vraag of te dezen sprake
was van een openbaarmaking in de
zin van Artikel 1 van de Auteurswet
van 1912, ten onrechte beslissend
heeft geacht dat de CAI Amstelveen
zich niet richtte tot een 'ander pu
bliek'. Het verweer van de Neder
landse Bioscoopbond dat dit wél
het geval was, achtte de Hoge Raad
gegrond zodat 's Hofs arrest niet in
stand kon blijven.
De Hoge Raad verwees de zaak te
rug naar het Amsterdamse Ge
rechtshof teneinde deze met inacht
neming van het arrest van de Hoge
Raad verder te behandelen en te be
slissen.
Het Gerechtshof kwam op 27 janu
ari 1983 tot de volgende uitspraak:
De CAI te Amstelveen had aange
voerd dat de kijkers al door het zo
genaamde kijkgeld te betalen aan
het auteursrecht zouden hebben
voldaan. Als nu de CAI Amstel
veen ook nog auteursrecht verschul-
did zou zijn, zou dit weer op de
abonnee verhaald moeten worden.
Deze zou daardoor tweemaal beta
len, aldus de CAI Amstelveen. Het
Hof was van mening: 'daargelaten
dat een financieel gevolg als hier be
doeld niet relevant geacht kan wor
den, dient in aanmerking genomen
te worden dat voor twee verschil
lende bewilligingen van de auteurs
rechthebbende betaald moet wor
den namelijk voor die in het uitzen
den en voor die in het doorgeven
via CAI Amstelveen. Voor zijn beta
ling aan CAI Amstelveen waarvan
de auteursvergoeding een kostenbe-
standdeel vormt, ontvangt de abon
nee alle voordelen die een centrale
antenne-inrichting biedt boven een
individuele antenne een kwalitatief
betere ontvangst, een groter pro
gramma-assortiment en het uitspa
ren van de kosten van een eigen an
tenne'.
Het Hof was de mening toege
daan dat de onderhavige stelling van
CAI Amstelveen derhalve diende te
worden gepasseerd. Het Hof conclu
deerde tevens dat de Bioscoopbond
schade lijdt daar hij voor het verle
nen van zijn bewilliging in de open-
3