bij de pers de vrijheid en de verscheidenheid van de menings uiting op het spel, bij de bioscoop dreigt gevaar voor het voortbestaan van de speelfilm. De consequenties hiervan reiken veel verder dan de bioscoop als zodanig, omdat de speelfilm, zoals wij al stelden, in de toekomstige ontwikkeling op av- gebied een onmisbaar programma onderdeel vormt. Het plan dat de Nederlandse Bio scoopbond samen met de Neder landse Sportfederatie en de N.O.S. heeft ontwikkeld, maakt het moge lijk de gehele bedrijfstak bij abon nee-televisie te betrekken en tevens om in onderlinge samenwerking tussen deze drie organisaties een in teressant, actueel en compleet pro gramma te bieden, waarvoor het televisiekijkend publiek extra wil betalen. Er is, om elk misverstand te voorkomen, in deze constellatie dus geen sprake van een filmkanaal, een sportkanaal enz. Het stemt tot voldoening, dat de minister van Welzijn, Volksgezond heid en Cultuur blijkens zijn toe lichting op de Rijksbegroting 1984 van zijn departement onder 1.4. Film de speciale problematiek van film- en bioscoopsector heeft on derkend. De minister verklaart in deze toelichting: 'De ontwikkelin gen op het terrein van de media zul len, naar valt aan te nemen, hun sporen nalaten in de gehele filmsec tor, zowel voor wat betreft de pro- duktie van films, als de distributie en vertoning ervan. Daarom is het van groot belang dat de private filmsector in al zijn geledingen in voldoende mate betrokken raakt bij de ontwikkeling van vooral de nieuwe media, opdat de verwachte groeikansen ook daadwerkelijk ver wezenlijkt kunnen worden'. Of en zo ja op welke wijze en in welke mate het plan hetwelk NSF, NOS en NBB gezamenlijk hebben opgesteld, zal kunnen worden uitge voerd, zal uiteraard afhangen van de eindbeslissing omtrent het media beleid. De Nederlandse Bioscoop bond houdt, hoe die beslissing ook uitvalt, uiteraard vast aan zijn op vatting, dat, wanneer een concessie wordt verleend voor de exploitatie van abonnee-televisie, een organisa tie die de filmbedrijfstak in zijn to taliteit vertegenwoordigd, hierbij 2 wordt betrokken, in dier voege, dat deze organisatie het filmprogramma zal verzorgen. Op grond van filmculturele overwe gingen hechten wij veel waarde aan het standpunt van de regering, neer gelegd in de Medianota, dat bij de exploitatie van abonnee-televisie een redelijk aandeel van de pro grammering aan Nederlandse pro- dukten wordt toegekend. Door aan onze organisatie of een door haar in het leven te roepen instelling de ver zorging van het filmprogramma over te laten, zal het door de rege ring beoogde doel op eenvoudige wijze zijn te realiseren. Voor het voortbestaan van de Ne derlandse filmcultuur is het niet minder belangrijk, dat de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur de komende jaren extra gel den beschikbaar wenst te stellen voor Nederlandse filmprodukties en dat wordt overwogen een eventuele heffing op de verkoop van beeld- en geluiddragers te bestemmen voor fondsen ten behoeve van nieuwe film- en videoprodukties. Het behoeft geen betoog, dat de be vordering van de Nederlandse film cultuur mede van grote betekenis is voor de omroep. In dit verband ver dient het aanbeveling de regeling tussen de omroep en het Productie fonds voor Nederlandse Films met betrekking tot de financiering van Nederlandse hoofdfilms te continu eren, zij het mogelijk in aangepaste zin. Het ligt voor de hand, dat de av-in- dustrie bij de ontwikkeling van de nieuwe media een wezenlijke rol moet kunnen spelen, waarbij de centrale overheid stimulerend zal moeten optreden. De omstandig heid, dat de omroeporganisaties bijkens de Medianota hun facilitaire behoeften buiten het facilitair be drijf van de NOS mogen dekken, zij het voorlopig tot 25%, wordt in dit opzicht dezerzijds positief beoor deeld. Aan de andere kant zal het facilitair bedrijf van de NOS wor den omgezet in een N.V., waarvan de omroeporganisaties enerzijds en de staat in meerderheid anderzijds de aandelen zullen bezitten. Deze N.V. zal, indien de facilitaire be hoeften van de zendgemachtigden zijn gedekt, diensten aan derden mogen verlenen, mits hiervoor wer kelijke marktprijzen in rekening worden gebracht. Gezien de proble men van de av-industrie zijn bij deze ontwikkeling toch wel een paar vraagtekens te plaatsen. Ten aanzien van de kwestie van het vast stellen van een auteursrechtelijke vergoeding voor de doorgifte per kabel van televisieuitzendingen zijn wij met de regering van mening, dat het opleggen van een dwanglicentie ultimum remedium moet zijn, na melijk indien een contractuele rege ling onverhoopt niet haalbaar is. Er is thans overleg gaande tussen ka belnetexploitanten en auteursrecht hebbenden omtrent een regeling ter zake, in welk overleg ook de aange legenheid van de vergoeding voor de doorgifte van binnenlandse omroep programma's is betrokken. Het stemt tot voldoening, dat de re gering de opsporing van etherpira ten wenst te intensiveren. Aan het hiervoor aangevoerde motief, te weten het wegvloeien van reclame gelden, kunnen wij nog toevoegen de inbreuk op het auteursrecht in de vorm van een onrechtmatig ge bruik van de speelfilms en andere programma's. Blijkens de Medianota ligt het in de bedoeling een Mediaraad in het leven te roepen die zal adviseren over aspecten van het mediabeleid. Het komt ons juist voor, dat bij in stelling van dit college ook onze or ganisatie hierin op adequate wijze wordt vertegenwoordigd. Wij hebben het juist geoordeeld om in het kader van reacties op de Me dianota ook onze stem te doen horen, voorzover althans onze be langen in het geding zijn. Wij heb ben met name onze zienswijze zo wel schriftelijk als mondeling ter kennis gebracht van de Vaste Ka mercommissie van W.V.C. De ko mende Kamerbehandeling van de Medianota wachten wij en zeer velen met ons met spanning af. De politieke uitspraak zal de ont wikkeling op av-gebied in de ruim ste zin des woords voor vele jaren bepalen. v.T.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1983 | | pagina 4