niet tevens in allerlei zalen, op straat, etc, en dat
er dan ook geen films in de televisieprogramma's
dienen te zijn.
Het plan is, een Europese affiche en een Euro
pese spot voor deze actie te ontwerpen, die door
de E.G. zouden moeten worden betaald.
Bij een dergelijke actie zijn goede ervaringen
opgedaan in Frankrijk. Op 14 juni 1985 waren
alle Franse bioscopen continu in bedrijf van twee
uur 's middags tot twee uur 's nachts. Voor de
prijs van één kaartje kreeg men het entreebewijs
voor de desbetreffende voorstelling (dat met de
verhuurder werd verrekend), en een passe-par-
tout, geldig voor alle bioscopen op die dag. Het
aantal normale entreebewijzen was ruim twee
maal zo hoog als normaal op een dergelijke dag,
en het gemiddelde aantal per persoon geziene
films was 2Vi. Het bezoek in de daarop volgende
dagen was zeker niet lager dan normaal.5
UNIC-project nr. 6: Europese campagne voor
films in bioscopen
Met collectieve campagnes zijn in Frankrijk en in
Italië ervaringen opgedaan; in andere landen
worden er voorbereidingen getroffen voor derge
lijke campagnes, o.a. in ons land in het kader van
het NEHEM-structuurverbeteringsproject. Het
is de bedoeling, dergelijke nationale campagnes
te coördineren, maar ook, een campagne op
Europees niveau te starten. Voor de laatstge
noemde is een E.G.-subsidie in het vooruitzicht
gesteld. Het zal zeker nodig zijn, per land een
gespecialiseerd reclamebureau in te schakelen.
Enige richtlijnen voor de campagnes zijn:
vermijdt nostalgische elementen, maar vestig
juist de aandacht op de bioscoop als een
modern en dynamisch medium;
vermijdt controversiële aspecten t.a.v. andere
media, maar tracht, de andere media, met
name de televisie, juist zo veel mogelijk in te
schakelen;
propageer in deze campagne niet het product
film, maar de bioscoop als dè plaats waar dit
product het best geconsumeerd kan worden.
Het bestuur van de Duitse bioscoopbond
(Hauptverband Deutscher Filmtheater) heeft
aangeboden, de organisatie op zich te nemen van
een in 1988 te houden UNIC-congres, en wel
voorafgaand aan het befaamde Filmtheater-
Seminar te B aden-B aden. Het spreekt van zelf,
dat dit voorstel op de jaarvergadering van de
UNIC te Cannes met enthousiasme is aanvaard.
Het UNIC-congres zal worden gehouden op 11
april a.s.,d.w.z. voorafgaand aan het op 12,13 en
14 april plaatsvindende Filmtheater-Seminar.
Tijdens een feestelijke bijeenkomst zal het Euro
pese jaar van de film en de televisie, wat de
filmwereld betreft, door de president van de
UNIC officieel worden ingeluid, waarbij ge
streefd wordt naar de medewerking van alle
media. Aan het Filmtheater-Seminar wordt jaar
lijks door enkele honderden bioscoopexploitan
ten uit de B.R.D. deelgenomen. Het hoofdbe
stuur van de Hauptverband Deutscher Film
theater hoopt, volgend jaar tevens een ongeveer
even groot aantal collega's uit andere landen te
zullen ontvangen. (Bij de werkbijeenkomsten zal
simultaan worden vertaald.) Dit congres dat ook
dè gelegenheid lijkt te zijn voor het aanknopen
van de met Project nr. 7 voorgestelde banden, zal
naar mijn verwachting een unieke gebeurtenis
van internationaal allure zijn!
Ter voorbereiding van het Europese jaar van de
film en de televisie zijn er op verzoek van de E.G.
in alle betrokken landen nationale comité's ge
vormd. (Dit is overigens ook gebeurd in niet tot de
E.G. behorende, maar wel bij de UNIC aange
sloten landen, zoals Zwitserland en Oostenrijk.)
Het is de bedoeling, dat er in deze comité's
plannen worden voorgesteld, en de te organiseren
manifestaties worden gecoördineerd. De natio
nale comité's verschillen van land tot land nogal
wat de samenstelling er van betreft. Bij een
bespreking die een UNIC-delegatie in november
van het vorige jaar te Brussel heeft gehad met de
E.G.-Commissaris voor Culturele Zaken, C.
Ripa de Meana (zie foto), is door deze gesteld,
dat er in de nationale comité's naast vertegen
woordigers van de overheid en van de televisie in
elk geval ook een representatieve vertegenwoor
diging van het georganiseerde bedrijfsleven aan
wezig dient te zijn.
De mogelijkheid, plannen te realiseren, is uiter
aard in hoge mate afhankelijk van de bereidheid
van de E.G. en de nationale overheden, gelden
ter beschikking te stellen. E ssentieel is m. i. echter
ook de bereidheid van de televisie en van de
betrokken film- en bioscoopondernemingen, zich
zowel in persoonlijk als in materieel opzicht in te
zetten voor de te selecteren projecten, en daarbij
tot een vruchtbare coördinatie te komen. Zoals
op de UNIC-vergadering in mei jl. is gebleken,
bestaan er tot nu alleen in de B.R.D. uitgewerkte
plannen. Hierbij is op te merken, dat het verkrij
gen van de nodige geldmiddelen voor de diverse
projecten in dat land wel wordt vergemakkelijkt
door het bestaan van de Filmförderungsanstalt.