Mr. K.J. Farwerck (Senior stafmedewerker NEHEM) WEL EN WEE VAN HET SVP Op verzoek van de redactie van 'Film' zal ik de gang van zaken en resultaten van het 'Structuurverbe teringsproject Bioscopen' (SVP), dat in dit jaar beëindigd wordt, op een rijtje zetten. De organisatorische kant daarvan zal ik hier buiten beschouwing laten* en mij uitsluitend richten op het geen tot nu toe tijdens de loop van het SVP zoal gebeurd en gedaan is, Ook zal ik de overwegingen die daar toe aanleiding gaven vermelden. Om te beginnen: Het SVP heeft één duidelijk doel, na melijk het scheppen van de nodige voorwaarden om de continuïteit van de bioscoopbranche te helpen waarborgen. Grondslag van die con tinuïteit is een recette van voldoende omvang, niet alleen om de jaarlijkse kosten te dekken, maar ook vol doende om daaruit de nodige inves teringen en reserveringen te kunnen putten. En daarboven, ter beloning van het in de onderneming gestoken kapitaal, de noodzakelijke winst. Aangezien de landelijke recette de bron is waaruit niet alleen de bios coopexploitanten, maar ook filmver huurders en (Nederlandse) filmpro ducenten het merendeel van hun in komsten verkrijgen, is het duidelijk dat het SVP van vitaal belang is voor alle geledingen van deze verticale keten. Het structuurverbeteringsproject stelde zich daarom vanaf de aan vang tot doel de nodige ondersteu nende maatregelen te ontwikkelen om niet alleen de toenmalige jaarlijk se afkalving van de landelijke recette een halt toe te roepen, maar ook een aanzet te zijn voor een positieve ont wikkeling daarvan. Het zal iedereen wel duidelijk zijn, dat de recette bepaald wordt door 28 twee variabele componenten, na melijk de entreeprijs en het aantal bezoekers. Het is natuurlijk niet zo, dat het aantal bioscoopbezoekers volledig afhangt van de hoogte van de entreeprijs. Ook andere zwaar wegende factoren, die de behoefte aan een produkt of dienst bepalen, hebben hier hun invloed. Met deze andere factoren (samen met de prijs de zogenaamde marketingmix) heeft het SVP zich ook intensief be moeid, maar daarover later. Nu eerst de prijs: Voor de bioscoopbranche geldt het zelfde als voor iedere andere bran che, namelijk dat men zich met een te hoge prijs uit de markt prijst. Dat wil zeggen: men stoot daarmee meer klanten af dan de hogere prijs goedmaakt. Andersom, bij een te la ge prijs, is men dief in eigen zak, want deze te lage prijs wordt niet gecompenseerd door een voldoen de stijging van de afnemers. Men verdient dus minder dan prijsmatig mogelijk is. ledere aanbieder in een markt zit dan ook met het probleem voor zijn produkt de juiste prijs te bepalen of zijn prijs op de juiste hoogte bij te stellen. Met de juiste prijs wordt be doeld een prijs waarbij de marge over de totale omzet optimaal is. Voor de juiste prijsbepaling zijn geen objectieve maatstaven aanwezig. Wel kunnen bepaalde praktische richtlijnen worden aangegeven om te komen tot een antwoord op de vraag 'Bij welke prijs, gecombineerd met welke afzet, wordt het beste reëel haalbare resultaat geboekt?' Zo zal men moeten kijken naar de prijs van een direct of indirect con currerend aanbod. Men zal een schatting moeten maken van de omvang van de betreffende markt, een enquête kunnen houden onder de toekomstige doelgroep van con sumenten en verschillende prijzen uitproberen in verschillende proef gebieden. Natuurlijk wordt er ook een vóórcal- culatorische kostprijs opgesteld. De ze geeft echter weinig houvast. De prijs valt namelijk hoger of lager uit naarmate de prognose van de afzet lager of hoger wordt ingeschat. En om de bepaling van die prognose gaat het nu net. In de praktijk komt het er meestal op neer, dat bij prijsbepaling of prijs- verandering de uiteindelijk verant woordelijke man/vrouw alle min of meer onzekere factoren inschat, een klap op de tafel geeft en zegt 'Laten we het nu zo maar doen.' De prijs van het bioscoopkaartje is lang het onderwerp van discussie en kritiek geweest. Zoals altijd in een neergaande markt zeiden veel men sen dat de prijs te hoog was. Desal niettemin vonden sommigen dat weer niet. Het is uiterst gevaarlijk om dicht te varen op mensen die zeggen de bioscoop te duur te vinden maar er wel naartoe gaan, of op mensen die zeggen het te duur te vinden en niet gaan. Misschien houden deze laat ste mensen wel helemaal niet van film. Mededelingen, dat men wel wéér of wel méér naar de bioscoop zou gaan als die maar goedkoper was, zijn - ook al zijn ze nog zo op recht uitgesproken - ook niet al te betrouwbaar en moeten met een flinke korrel zout genomen worden. Een feit is namelijk, dat bijna ieder een geneigd is te denken bepaalde uitgaven eerder of meer te zullen doen wanneer die uitgaven maar goedkoper worden. Als puntje bij paaltje komt blijken er toch tal van andere factoren - buiten de prijs om - te zijn die dat verhinderen. De binnen en buiten de bioscoop branche heersende meningen inza ke het prijsbeleid hebben geleid tot bepaalde prijsexperimenten, zowel landelijk als regionaal, en zowel van tijdelijke als van langer durende aard. Wij wijzen hierbij onder andere op de 'goedkopere maandag' die vrijwel landelijk werd ingevoerd en op 'goedkopere werkdagen/duurder weekend' van sommige bioscoop concerns. De resultaten van deze experimen ten zijn wetenschappelijk geëva lueerd, dat wil zeggen dat men eerst is begonnen met het zorgvuldig sta tistisch bewerken en verwerken van het aanwezige materiaal. De uit komsten daarvan werden gebruikt om bepaalde periodes, regio's of in-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1988 | | pagina 27