HET HEILIGE VERDRAG Na de Tweede Wereldoorlog zijn in tal van landen in Europa en elders steunmaatregelen getroffen ten gunste van de nationale filmproduk- tie. Ze hadden hiervoor verschillende re denen, waarvan bevordering van de nationale cultuur en - in mindere mate - prestige-elementen de voor naamste waren. Economische factoren speelden aanvankelijk een meer secundaire rol, omdat in de naoorlogse hausse van het bioscoopbezoek films in de meeste gevallen redelijke tot uitste kende commerciële resultaten be haalden. Niettemin was een extra steun vanwege de sterk gestegen produktiekosten in de financierings- opzet van speelfilmprodukties ook onder die gunstige omstandigheden welkom. Door de gestegen welvaart wijzigde evenwel het patroon van de vrije tijdsbesteding. De bioscoop onder vond hiervan en met name ook van de opkomst van de televisie sinds het midden van de vijftiger jaren de nodige gevolgen. Alhoewel de bio scoop nog altijd de belangrijkste fac tor is bij de exploitatie van films, is hij niet meer het vermaakscentrum bij uitstek voor de massa. De steun maatregelen van de overheden heb ben dientengevolge ook een ander karakter gekregen: ze zijn onmis baar geworden. Een duidelijke uitzonderingspositie wordt ingenomen door de Verenigde Staten van Amerika. Als filmland bij uitstek heeft dit een potentieel dat het op zichzelf al verantwoord maakt in de nationale filmproduktie te gaan investeren. Een traditioneel krachti ge export versterkt de positie van de Amerikaanse film alleen maar. In dit opzicht nog twee aantekeningen: a. de film neemt in het leven van de Amerikanen een zo sterke plaats in, dat de teruggang van het bioscoop bezoek aanzienlijk geringer is dan in de overige westerse landen; b. er moge dan een stelsel van steun maatregelen ontbreken, de fiscale lasten uit hoofde van omzet- en ver- makelijkheidsbelasting zijn landelijk gezien te verwaarlozen. Acties Al enige tijd onderneemt de Europe se Commissie acties tegen steun maatregelen die in landen van de 14 J.TH. VAN TAALINGEN Europese Gemeenschap krachtens de wet zijn getroffen. Op het ogen blik zijn acties gaande tegen Dene marken, Griekenland en Italië. Door dat deze landen, zo goed als nage noeg alle andere Europese landen, de film primair zien als een cultureel expressiemiddel, hechten zij eraan om de film, voorzover dit medium als een uiting van nationale cultuur is aan te merken, financieel te steu nen. De hiervoor vereiste gelden worden verkregen uit overheidsmid delen of door een parafiscale heffing op de bioscopen. Tevens zijn er mengvormen. Aangezien de natio nale steunstelsels beogen de natio nale filmcultuur te bevorderen, ligt het voor de hand dat van overheids wege wordt verlangd dat zij die in creatief opzicht aan de totstandko ming van een film meewerken, zoal niet geheel dan toch in overwegende mate kunnen worden geacht de (culturele) nationaliteit van het be trokken land te bezitten. Tot die ca tegorie van personen plegen met name te worden gerekend regis seur, scenarioschrijver, camera man, acteurs en actrices. De Euro pese Commissie acht eisen met be trekking tot de nationaliteit strijdig met het verdrag tot oprichting van de Europese Economische Ge meenschap vanwege het discrimi nerende karakterervan ten opzichte van onderdanen van andere Ei landen. Zelfs als sprake is van een meerderheid van creatieve mede werkers uit het subsidiërende land acht zij dit onvoldoende. Evenmin accepteert zij een formule als 'bevordering van de nationale cultu rele expressie'. Een en ander impliceert, dat bij een dergelijke strikte toepassing van het E.E.G.-verdrag de nationale steun stelsels worden ontkracht, waardoor het voortbestaan ervan wordt be dreigd. Zonder subsidiëring is een continuering van de filmproduktie in de gemeenschap op een enigszins aanvaardbaar peil ondenkbaar. Verlies Televisie en video zijn intussen als bronnen van inkomsten voor de film produktie niet zonder betekenis, doch die inkomsten zijn niet toerei kend om de sterk verminderde in komsten uit de bioscoopsector ge durende de laatste decennia te com penseren. Er dreigt niet alleen cultureel verlies, doch ook economisch verlies. De nationale film is in elk land van de gemeenschap een concrete vorm van concurrentie t.o.v. de Ameri kaanse film. Veelal komt de nationale film qua omzetten na de Amerikaanse film op de tweede plaats. Het geheel of ge deeltelijk wegvallen van de nationale film zou in de landen van de ge meenschap tot een ernstige versto ring van de filmmarkt kunnen leiden en de overheersing van de Ameri kaanse film alleen maar vergroten. Het wegvallen van de grenzen bin nen de gemeenschap in 1992 bete kent niet de totstandkoming van een voor alle landen en regio's uniforme Europese cultuur. De kracht van die cultuur isjuisthaarverscheidenheid. Dat geldt ook voor de filmcultuur. Door een vermenging van nationali teiten in de creatieve sector ontstaat niet het fenomeen van de Europese film, die de plaats van de nationale film inneemt. De kracht van de natio nale film ligt hierin, dat vanwege het nationale element de nationale be volking zich hiermee kan identifice ren. Het is opvallend dat - ondanks of misschien wel juist door de inter nationale ontwikkeling op mediage- bied - de behoefte aan versterking van de nationale of regionale cultu rele aspecten toeneemt. Een ongenuanceerde toepassing van het E.E.G.-verdrag betekent een nieuwe bedreiging voor de toch al verzwakte Europese film- en bio- scoopmarkt. De vraag is trouwens gerechtigd, of er wel sprake is van discriminatie, wanneer het nationa liteitsvereiste, mits op soepele wijze gehanteerd, in alle of bijna alle lan den van de Europese Gemeenschap wordt toegepast. Door middel van het systeem van co-produktie wordt het vrije verkeer van personen trou wens toch al bevorderd. Overigens moet hierbij worden aangetekend, dat de Europese Commissie zich ook verzet tegen bepalingen in co- pro- duktieverdragen, waarin het natio naliteitsvereiste voorkomt. Het kan als een positief element worden beschouwd, dat met betrek-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1988 | | pagina 14