EUROPESE STEUN VOOR DISTRIBUTEURS
door
Ryclef Rienstra*
Op 1 juni j.l. werd in Hamburg het European Filmdistribution Office opge
richt. Lijkt met de oprichting hiervan de zoveelste organisatie te zijn toege
voegd aan de reeks al langer bestaande Europese koepelorganisaties, de
werkelijkheid is echter veelbelovender.
Immers het European Filmdistribution Office zal de schakel vormen tussen
de E.G. en de Europese filmdistributeurs en uitvoering geven aan een sub-
staniële steunregeling voor de theaterrelease van Europese films in de lid
staten. Ryclef Rienstra. mede-initiatiefnemer, belicht in onderstaand arti
kel het doel en de werkwijze van de nieuwe organisatie.
Ruim twee jaar geleden troffen zo'n 300 vertegenwoordigers uit Groot Bri-
tannië. Frankrijk, de Duitse Bondsreplubiek en Nederland elkaar in Ham
burg onder de noemer 'First European Low- Budgetfilm Forum'.
Doel van de bijeenkomst was om de problematiek van de zgn. low- budget-
films te bespreken. Als zodanig werden die films aangemerkt die met een
relatief bescheiden budget gerealiseerd worden en waarbij doorgaans
meer nadruk ligt op de authenticiteit van de vorm en de inhoud dan op de
exploitatiemogelijkheden ervan. Al spoedig bleek deze interpretatie te lei
den tot een onvruchtbare richtingenstrijd onder de aanwezigen, die min
stens twee dagen voortduurde. Werd men het in ideologisch opzicht niet
eens, één ding stond voor iedereen vast: met de distributie van Europese
films binnen Europa was het minstens even zorgelijk gesteld als daarbui
ten.
De regelmatige lezers van dit blad zijn vermoedelijk vertrouwd met het cij
fermateriaal, dat op dit punt ieder jaar weer boekdelen spreekt. In 1987 wa
ren van de ca. 250 in ons land nieuw uitgebrachte hoofdfilms slechts 36
afkomstig uit de naburige E.G.-landen. In andere Europese landen zijn
deze vijers niet gunstiger. In de Bondsreplubiek Duitsland werd in 1987 ca.
22% van de totale verhuuromzet gevormd door de nationale filmproduktie.
In Frankrijk vormden de Duitse films slechts 11% van het totaal nieuw uit
gebrachte films, terwijl deze verhoudingen vice versa nog dramatischer
liggen.
Men was het er dan ook sneller over eens dat, met de Europese eenwor
ding in het verschiet, de uitwisseling van nationale films in tenminste de
E.G.-landen, krachtig gestimuleerd zou moeten worden.
E.G. MEDIAPROGRAMMA
Ongeveer tegelijk met de konferentie in Hamburg, werd in Brussel het ini
tiatief genomen om, middels een ambitieus programma, een krachtige im
puls te geven aan de Europese audiovisuele industrie. Dit M.E.D.I.A.-pro
gramma, een vindingrijke afkorting van Mesures pour Encourager et Dé-
vélopper l'ïndustrie de l'Audiovisuel. laat zich vergelijken met andere E.G.
stimuleringsprogramma's, zoals ESPRIT en EUREKA. Naast o.m. het na
streven van één Europese standaard voor High Definition Television, het
stimuleren van de produktie van meertalige televisieseries e.d., bevat het
M.E.D.I.A.-programma ook een onderdeel dat betrekking heeft op het
bevorderen van de distributie van Europese films. Het was de aanwezigen
in Hamburg duidelijk dat door de Europese Commissie een voorzet werd
gegeven die onmiddellijk aktie vereiste. Een delegatie toog naar Brussel en
verkreeg de opdracht tot het verrichten van een grondig onderzoek naar de
knelpunten bij de distributie van films in Europa. Op grond van de eerste
resultaten werd, op initiatief van vertegenwoordigers van het Hamburger
Filmbüro en ondergetekende, het plan ontwikkeld om distributeurs van
low-budgetfilms financieel te steunen in de uitbrengkosten van dergelijke
films.
LOW-OF-NO-BUDGET
Omdat bekend was dat men in Brussel ongaarne nieuwe subsidieregelin
gen kreéert, werd een regeling ontworpen waarbij distributeurs, op zeer
gunstige voorwaarden, een lening kunnen krijgen van ten hoogste 50%
van de direkte uitbrengkosten van Europese films. Onder direkte uitbreng
kosten worden onder meer de aanmaakkosten van ondertitelde kopieën en
trailers verstaan, als ook publiciteits- en transportkosten. Voorts zal een
nader vast te stellen percentage overhead als zodanig worden beschouwd.
Voorwaarde zal zijn dat de betreffende film in tenminste drie verschillende
lidstaten zal worden uitgebracht, waarbij het land van oorsprong als een
van de minimaal drie vereiste landen beschouwd wordt. Daar deze krediet
regeling bedoeld is om de theatervertoning van deze films te stimuleren,
komen slechts de daarmee samenhangende uitbrengkosten voor deze re
geling in aanmerking.
Nadat de deelnemende partijen zich positief hadden uitgesproken over het
basisidee, bleek andermaal dat in Europees verband geen eenduidige uit
leg gegeven kon worden aan het begrip'low-budget-film'. Immers, het be
drag waarvoor in ons land een low-budgetfilm wordt gemaakt (f 1 -1,5 mil
joen) geldt in Engeland als een no- budget waarvoor, mede als gevolg van
bestaande afspraken met de vakbonden, geen speelfilms gemaakt kunnen
worden. De ondergrens ligt daar op ca. 1 miljoen. In landen als Frankrijk
en Italië liggen de minimumbudgetten overigens niet veel lager. Dit gege
ven noopte tot een heroverweging van de oorspronkelijke plannen. Op
pragmatische gronden werd daarom in het ontwerp van deze steunrege
ling onderscheid aangebracht tussen low-budget en middle-budgetfilms.
De eerste kategorie betreft films met een totaal bedrag aan produktiekos-
ten tot DM 1,5 miljoen terwijl de tweede kategorie betrekking heeft op films
met een budget tussen DM 1,5 en 4,5 miljoen. Beide kategorieën samen
omvatten bijna 80% van de Europese jaarproduktie, zodat geen sprake is
van diskriminatie op aanvechtbare, ideologische begripsbepalingen.
vlnr: Maurits de Hadeln (direkteur Filmfestival Berlijn), Holde L'Hoest (medewerkster
van de Europese Commissie), Carlo Ripa di Meana (Europees Commissaris voor
Informatie, Communicatie en Cultuur), Dieter Kosslick (direkteur Hamburger Film
büro), Ryclef Rienstra (direkteur Fonds voor de Nederlandse Film). Tijdens de pers
presentatie van de steunregeling voor Europese filmdistributeurs.
PILOTPROJEKT
De Europese Commissaris voor Informatie, Communicatie en Cultuur,
Carlo Ripa di Meana volgde de ontwikkeling van het distributieprojekt met
grote belangstelling. Op een drukbezochte perskonferentie tijdens het
jongstleden filmfestival in Berlijn, verklaarde hij dan ook een aanzienlijk be
drag te willen uittrekken om het plan te kunnen verwezenlijken. Voor de
aanloopfase tot en met 1989 zou ca. 2 miljoen E.C.U. (ongeveer f 4,5 mil
joen) beschikbaar gesteld gaan worden, op voorwaarde dat ook het Euro
pees Parlement met deze uitgave zou willen instemmen. Inmiddels is be
kend dat het Europees Parlement prioriteit heeft toegekend aan de uitvoe
ring van de pilotfase van het M.E.D.I.A.- programma als geheel en het dis
tributieprojekt als onderdeel daarvan. Twee jaar na de eerste, gedenkwaar
dige bijeenkomst in Hamburg, vond op 1 juni j.l. de formele oprichting
plaats van het European Filmdistribution Office. Deze vereniging van distri
buteurs en producenten uit alle E.G.-lidstaten, vormt de schakel met de Eu
ropese Commissie, voor wat betreft de uitvoering van de hiervoor kort be
schreven steunregeling.
Naar het zich laat aanzien zal in de loop van dit najaar de eerste toewijzing
van leningen kunnen plaatsvinden. Voor het echter zover is, zullen nog tal
van administratief- organisatorische problemen opgelost moeten worden.
Een eerste aanzet daartoe is gegeven door het bestuur van de stad Ham
burg, dat zich bereid verklaard heeft om de helft van de organisatiekosten
van het uitvoerend orgaan van de steunregeling, i.e. het European Filmdis
tribution Office, voor hun rekening te nemen.
Het zal duidelijk zijn dat in de pilotfase van dit projekt slechts een beperkt
aantal distributeurs ondersteund kan worden. Het is echter zeer aanneme
lijk dat een niet onbelangrijk aantal Europese films, die anders de grenzen
van hun eigen land niet zouden hebben overschreden, met behulpvan deze
regeling ook in andere landen te zien zullen zijn. Bovendien zal deze rege
ling ook distributeurs tot elkaar brengen en kreatieve kombinaties doen
ontstaan, die niet alleen het ekonomisch belang maar ook het kultureel be
lang van de Europese film zullen dienen. In het licht van de grote gelijk
schakeling, die in 1992 moet zijn voltooid, lijkt dit een hoopvolle nuance.
Ryclef Rienstra is direkteur van het Fonds voor de Nederlandse Film en vice-voorzit-
ter van het European Filmdistribution Office.
25