B.T.W. - RESOLUTIE
Op verzoek van de Europese Ge
meenschap hield de Algemeen
Secretaris van de N.B.B.,
H.J.A.Tijssen, tijdens het Film
festival van Venetië een kort refe
raat over de BTW.
De letterlijke tekst volgt hieron
der.
Bij de introductie van de BTW in
Nederland in het jaar 1969 werd
het algemene tarief vastgesteld
op 12%. Dat gold ook voor alle
diensten in de filmbranche. De
Nederlandse regering had het ta
rief van 12% zodanig vastge
steld, dat dit ten opzichte van de
vroegere situatie met betrekking
tot de omzetbelasting neutraal
zou werken. Dat goed bedoelde
uitgangspunt is in de loop der tij
den volledig verlaten. Het belas
tingtarief bedraagt inmiddels
20%. Dat is dus een stijging met
maar liefst 67%.
De hoogte van de BTW wordt in
onze bedrijfstak in Nederland er
varen als een grote onrechtvaar
digheid. Zeker ook omdat in de
meeste landen van de Gemeen
schap de BTW-tarieven lager
zijn.
Internationaal gezien verdient de
BTW-situatie alle aandacht. In
de landen van de Gemeenschap
bestaan met betrekking tot het
BTW-tarief allerlei varianten.
Een van de hoofddoelstellingen
van de Gemeenschap is de af
schaffing van de belastinggren
zen. Dit houdt in de afschaffing
van de belastingvrijstellingen bij
uitvoer en van de belastinghef
fingen bij invoer. Om distorties
te voorkomen, is het gewenst
dat deze afschaffing, naast een
uniforme belastinggrondslag,
gepaard gaat met BTW-tarieven,
waarvan de hoogte in de ver
schillende landen van de Ge
meenschap redelijk moeten
overeenkomen.
Het schijnt de bedoeling te zijn
dat het normale BTW-tarief uiter
lijk op 31-12-1992 niet lager zal
zijn dan 14% en niet hoger dan
20%. Het verlaagde tarief be
weegt zich tussen 4% en 9%.
Voorzover mijn informaties rei
ken, is het niet de bedoeling om
de diensten op het gebied van de
film in het verlaagde tarief te
plaatsen. Dit komt mij uiterst on
billijk voor.
Als men het effect van de BTW in
de landen van de Gemeenschap
voor de bioscoopsector beziet,
dan kom ik tot de conclusie dat
de totale bioscoopomzet in de
Gemeenschap met een gemid
delde heffing van minder dan
10% BTW wordt belast.
Op basis hiervan zou men mo
gen verwachten dat de BTW op
bioscoopomzetten in het ver
laagde tarief zouden komen te
vervallen. Aangezien voor de ver
schillende sectoren van de film
industrie in de landen van de Ge
meenschap veelal hetzelfde ta
rief geldt, zou men met betrek
king tot alle andere diensten in
de filmsector, zoals produktie en
distributie, eveneens plaatsing
in het verlaagde tarief mogen
verwachten!
Het zal niemand zijn ontgaan dat
de Europesefilmindustrieeen ui
terst moeilijke periode door
maakt, dat zij voor haar bestaan
vecht. Gezien de enorme kwets
baarheid van deze bedrijfstak be
tekent een plaatsing in het
beoogde normale tarief, gemid
deld gezien, een belastingver
zwaring die tot funeste resulta
ten zou kunnen leiden.
Voor Nederland zou dat normale
tarief, als de regering een beetje
tegemoetkomend is, nog wel
kunnen leiden tot enige verlich
ting van lasten, en gezien de
grote stijging van de afgelopen
jaren zeer terecht.
Het is echter duidelijk dat ik hier
niet de Nederlandse situatie in
het bijzonder onder de loupe
neem, maar de algemene situa
tie in een verenigd Europa en
dan wel in het bijzonder de situa
tie van de filmsector. Die vereist
dat het in een aantal landen
reeds toegepaste uitzonderings
tarief voor alle landen zal gelden.
De financieel economische si
tuatie van de filmindustrie maakt
dit absoluut onvermijdelijk.
Er is echter nog een geheel an
der argument om plaatsing in
het verlaagde tarief te bepleiten.
Ik constateer namelijk dat men
het verlaagde tarief wel wenst
toe te passen op boeken, dagbla
den en tijdschriften. Hoewel ik
uiteraard ieder het zijne gun, kan
men er niet omheen te stellen
dat ook de filmsector behoort tot
de zogenaamde informatiedra
gers, waardoor het alleszins ge
rechtvaardigd is de fiscale gelijk
schakeling te verlangen van de
film met het geschreven woord.
Noch economisch, noch cultu
reel, noch uit informatief oog
punt, verschilt de film wezenlijk
van het dagblad, boek en tijd
schrift. In dit opzicht is de
Unesco trouwens al lang gele
den voorgegaan met haar reso
lutie, waarmee zij reeds in 1968
uitspreekt dat de film in fiscaal
opzicht met boek, dagblad en
tijdschrift moet worden gelijkge
steld.
Ik begrijp zeer goed, dat bijna
elke sector wel met een hart
stochtelijk pleidooi zal kunnen
komen - en komt - met de bedoe
ling om in het lage tarief te wor
den geplaatst, maar ik ben de
vaste overtuiging toegedaan dat
geen bedrijfstak het zo verdient
als de filmsector. Men moet zich
goed realiseren dat als er gevaar
dreigt voordefilm, erookgevaar
dreigt voor de gehele media-ont-
wikkeling, waarin de film als
software een onmisbare functie
vervult.
Het voortbestaan van de film
staat eenvoudig op het spel en
zoals we hier zitten, willen wij
toch allen ook het 50e Filmfesti
val van Venetië bijwonen?
Ik dank u voor uw aandacht.
Zoals bekend vinden in het kader
van het Europese Jaar van de
Film en de Televisie tal van activi
teiten plaats.
De Raad van Europa heeft Joe
goslavië (géén lid van de Raad
van Europa) verwelkomd als
deelnemer aan het Europese
Jaar. Dit land organiseerde op
25 en 26 juli in Brioni een sym
posium over vraagstukken met
betrekking tot film- en televisie-
co-producties en -distributie.
Een van de onderwerpen, welke
ter discussie werden gesteld, be
trof de BTW. Unaniem waren de
aanwezigen (vertegenwoordi
gers van landelijke overheden,
het Europees Parlement, de Eu
ropese Gemeenschap en de film
industrie) van mening dat het
hoge BTW-tarief voor de film
branche als uiterst onrechtvaar
dig is aan te merken.
Laag tarief voor informatiedra
gers
De Algemeen Secretaris van de
N.B.B., H.J.A.Tijssen, was daar
aanwezig en diende een resolu
tie in, die ook werd aangenomen
door de aanwezigen uit België,
Duitsland, Frankrijk, Italië, Joe
goslavië, Luxemburg, Neder
land, Oostenrijken IJsland.
Aan de Voorzitter van het Euro
pese Jaar van de Film en de Tele
visie, Mevrouw Simone Veil, is in
deze resolutie verzocht de Minis
terraad van de E.E.G., in de ver
gadering van november a.s. in
Stockholm, te vragen om een
voor onze bedrijfstak accepta
bele oplossing te vinden voor de
grote verschillen m.b.t. de ge
hanteerde BTW-tarieven binnen
de E.E.G.. De vergadering wenst
voorts, dat de filmbranche,
d.w.z. productie, distributie en
exploitatie, wordt geplaatst in
het zg. lage tarief. Onze bedrijfs
tak wordt immers officieel aan
gemerkt, als zijnde "informatie-
dragend", hetzelfde als boek,
krant en tijdschrift.
12