HET NEDERLANDS FILMMUSEUM NA KOMST VAN NIEUWE DIRECTEUR STEEDS TOEGANKELIJKER. Nederland kent één Filmmuseum. Het is gevestigd aan het Vondel park 3 te Amsterdam in een indrukwekkend, Italiaans ogend pand. Eind vorig eeuw werd het pand gebouwd als theepaviljoen. Nu vormt het de schitterende entourage voor een museum, dat de opdracht heeft een nationale, dienstverlenende instelling te zijn. Een centrum, waar film wordt verzameld en geconserveerd. Een centrum ook waar films en andere zaken met betrekking tot het medium film worden vertoond. Sinds kort heeft het Filmmuseum een nieuwe directeur, Mevrouw V.F.(Hoos) Blotkamp-de Roos (44). Onder het motto: "Nieuwe be zems vegen schoon" bruist het museum, sinds haar komst, van de aktiviteiten. Archieven, welke tien jaar gesloten waren, gaan weer open. Er staat een eetcafé op stapel. Er zijn veranderingen op til in de bibliotheek en er wordt hard gewerkt aan een permanente tentoon stelling. Dit alles is erop gericht het museum toegankelijker te maken voor publiek. Wat Hoos Blotkamp betreft is dat een taak van het museum: Het publiek in kontakt brengen met de filmcultuur. Ontstaan Het Filmmuseum is, evenals in de meeste Westerse landen, be gonnen als privé-verzameling. Overal in Europa kwamen men sen tot de ontdekking dat film, als cultureel erfgoed, aan het verdwijnen was. Sterker nog, het was zelfs illegaal om filmko- pieën te bewaren. Werd een film titel uit roulatie genomen dan was de filmdistributeur verplicht al het kopiemateriaal te vernieti gen. Dit om te voorkomen dat anderen er commercieel voor deel mee zouden kunnen beha len, zonder daarover rechten te betalen. "Film", zegt Hoos Blotkamp over die periode, "werd toen nog niet serieus genomen en meer als vermaak gezien." Privé-red- dingsakties konden echter voor komen dat de bron van vermaak niet verdween en uiteindelijk toch als serieus werd be schouwd. "Daarna", vervolgt zij, "kwam de discussie welke films kunst waren. Een discussie die je overigens ook over een schil derij kunt voeren. Iets wordt pas kunst als het goed is. Wie dat be paalt? De mensen die er kijk op hebben. Zo is dat altijd gegaan. Niets is per definitie kunst en al les kan het worden." Maar kunst hoort in een mu seum. In Nederland werd dat na de Tweede Wereldoorlog opge richt. Een filmmuseum dat bij gebrek aan een eigen onderko men haar films vertoonde in het Amsterdams Stedelijk Museum. Een situatie waar oudgedienden nog steeds met weemoed aan te rug denken. Het theepaviljoen had evenwel meer mogelijkheden. Er kwa men kantoren in voor de mede werkers. Inmiddels 55 in totaal: drieëndertig vaste personeelsle den en 22 stagaires en vrijwilli gers. Er kwamen archieven voor de steeds groeiende kollektie, een doka, een foyer, een projek- tieruimte, maar vooral ook een filmzaal en een bibliotheek. Lange tijd was er ook een nacht- restaurant in het voormalige theepaviljoen gevestigd. Het ver trek van dit restaurant maakt dat het museum straks nieuwe facili teiten kan bieden. De foyer wordt verplaatst naar de vroegere res- taurantruimte en gecombineerd met een eetcafé. Daar zullen in het begin eerst eenvoudige dag- schotels worden geserveerd. Het royale terras van het restau rant, midden in het Vondelpark, wordt inmiddels door het mu seum geëxploiteerd. In de oude foyer wordt binnen af zienbare tijd een permanente tentoonstelling ingericht van oude projektie-apparaten e.d. Nieuwe aktiviteiten, waar Hoos Blotkamp als directeur, de scep ter over zwaait. En met enthou siasme. Ook al komt zij niet uit het filmbedrijf. Hoos Blotkamp is namelijk kunsthistorica. Zij werkte als conservator bij het Centraal Museum in Utrecht en was hoofd afdeling Beeldende Kunst en Bouwkunst bij het Mi nisterie van WVC. "Film", zegt zij, "had wel altijd mijn belangstelling. Ik kocht er veel boeken over. Zelf ben ik geen filmkenner, maar film en beeldende kunst liggen niet zo ver uit elkaar." Oude films Haar eigen favorieten uit de kol lektie zijn de oude zwart-wit films uit de jaren dertig: "Ik houd met name van de mooiere Ame rikanen. De films van bijvoor beeld Humphrey Bogart of Ed- ward G. Robinson." Dit soort films en nog veel oudere zijn te bekijken in de filmzaal. Stomme film bijvoorbeeld, begeleid door piano of een klein ensemble. Het museum biedt steeds wisse lende programma's met stuk voor stuk films, die van belang zijn voor de filmcultuur. Dat blijft niet beperkt tot Nederlandse pro- dukties. Ook buitenlandse films, die in ons land rouleerden, heb ben hun invloed (gehad). De ar- chief-kollektie is dan ook zeer respectabel en varieert van speelfilms tot commercials. "Als museum proberen wij een representatief overzicht samen te stellen", zegt Hoos Blotkamp, "en door films te presenteren, die nergens anders worden ver toond, zijn wij niet concurrerend met de bioscopen, maar vullen wij juist de gaten". Om de kollek tie regelmatig aan te vullen, tracht men de Nederlandse film distributeurs over te halen om hun oude filmkopieën af te staan in plaats van deze definitief te la ten vernietigen. Daarnaast heeft het museum ook een eigen kollektie voor dis tributie. Films, die worden ver huurd en waarmee men de lan delijke taak realiseert. Op het moment wordt dit aantal uitge breid tot 400 titels, waaronder 250 hoofdfilms. In de filmzaal, welke ruimte biedt aan precies 110 bezoekers, wor den ook speciale programma's gepresenteerd. Zo worden er films vertoond, die veel ouderen in hun jonge jaren vast hebben gezien. Films als "Op stap" met Fien de la Mar, Heintje en Louis Davids uit 1935 of "Op een avond in mei" uit 1936 met Cissy van Bennekom. Voordat de film begint vindt er eerst een bespe ling plaats van de fraaie Hupfeld Violina-Pianola: één van de pronkstukken van het museum en ooit een onderdeel van een reizende bioscoop rond de eeuwwisseling. Andere speciale voorstellingen worden georganiseerd voor on- 20

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1988 | | pagina 20