NAAR DE BIOSCOOP: DAARZITJE!
is het motto van de nieuwe bioscoopbon, welke vanaf
medio februari bij de bioscopen verkrijgbaar is.
In november vorig jaar sprak de Bondsraad zich posi
tief uit over de nieuwe bioscoopbon. Na advies van de
Commissie Marketing Communicatie werd opdracht
gegeven voor het ontwerp daarvan.
Op pagina 2 is het nieuwe ontwerp te zien. Een komfor-
tabele bioscoopstoel, welke wordt geaccentueerd
doordat de bon in de vorm van een stoel is gevouwen,
onderstreept NAAR DE BIOSCOOP: DAARZITJE! Een
kleurrijke enveloppe completeert het geheel en maakt
de bon tot een aantrekkelijk kado van tien (in rode uit
voering) of vijftien gulden (in blauw).
Naast de gebruikelijke verspreiding via de bioscopen
wordt ook gedacht aan distributiepunten. In een be
perkt testgebied, t.w. Haarlem en omliggende ge
meenten, wordt de bioscoopbon aangeboden via de
tabakswinkels.
In samenwerking met de NEHEM, de Nederlandse Si
garenwinkeliers Organisatie (NSO), Bioscoop Exploi
tatie Minerva en BV. Utrechtse Filmonderneming Ufio,
laat de N.B.B, de haalbaarheid onderzoeken van het in
schakelen van de tabaksdetailhandel ten behoeve van
de verkoop van de bioscoopbon. Voor deze test is ge
kozen, nadat een eerder onderzoek heeft uitgewezen,
dat door verkoop van de bioscoopbon en niet onaan
zienlijk percentage additioneel bioscoopbezoek wordt
gegenereerd.
De resultaten van deze test zijn over enkele maanden
bekend.
Het is mijn overtuiging, dat het filmbedrijf, en zeker de filmverhuur
en de bioscoopexploitatie, door enige reële gevaren wordt bedreigd:
- een Europese regelgeving ten detrimente van belangrijke sectoren
van het filmbedrijf;
- het achterwege laten van realiseerbare verbeteringen van met
name de beeldkwaliteit, resp. - nog erger - de toepassing van tele
visietechnieken bij de speelfilmproductie, (zie: "Optimalisering
van beeld- en geluidskwaliteit in de bioscoop" in "Film" 1988 nr. 3
(11);
- een vergroting van de invloed van zendgemachtigden bij de pro
ductie van bioscoopfilms die tot resultaat heeft dat deze films min
der aantrekkelijk worden voor het bioscooppubliek (zie: "Televisie
en speelfilms" in "Film" 1988 nr. 6);
- een te rigoreus vestigingsbeleid van bepaalde, m.n. ook buiten
landse groepen, waarbij vooral de grote filmverhuurders een mati
gende rol zouden kunnen spelen. (Dit betekent uiteraard niet, dat
de status quo gehandhaafd dient te worden.) (zie: "In de luwte" in
"Film" 1988 nr. 1).
Geen van die gevaren hoeft dodelijke gevolgen te hebben, en som
mige hoeven niet eens actueel te worden. Een dergelijke uitkomst is
echter alleen mogelijk als de bedrijfsgenoten verstandig handelen en
hun organisaties in staat stellen om voor hen op te treden. Het is vol
strekt begrijpelijk, als groeperingen proberen, bepaalde situaties in
hun voordeel te veranderen. Ik vind het dan ook normaal, dat er
wordt onderhandeld over kwesties als de verdeling van de transport
kosten, over de kosten van de nationale bioscoopdag, over een week
later of eerder betaling van de filmhuren, of over de vooraftrek. Hier
bij zijn inderdaad belangen gemoeid, doch de betekenis daarvan
verzinkt in het niet bij het belang, dat de door mij genoemde ontwik
kelingen in goede banen worden geleid. Als de bedrijfsgenoten een
deel van de thans aan partiële belangen bestede tijd, vindingrijkheid
en energie zouden inzetten voor de veel grotere gezamenlijke be
langen, die alleen via de gezamenlijke organisatie bereikt kunnen
worden, dan zal de N.B.B, in de komende jaren succesvol kunnen
opereren, en alleen dan zal er verder sprake kunnen zijn van een zin
vol gebruik van de energie van enkelen en de financiële bijdragen van
velen.
Drs.J.Ph.WoIff
Noten:
1. Zie bijv.: F. van Empel en J. Jansen, "De worsteling van de P.v.d.A.
Jos van Kemenade wil het mes zetten in de sociale voorzieningen." (Elsevier,
19 november 1988), blz. 26 e.v; en J.J.A. van Doorn, "Karakterloos socialisme"
(N.R.C.-Handelsblad, 24 november 1988).
2. Hierop is gewezen door een van de grote economen uit de School van Chicago,
Friedrich von Hayek, in: "Individualism and Economie Order", Chicago, 1969(5),
blz. 124-125.
3. In de economische theorie wordt dan ook nu een andere term gebruikt (homo
geen polypoly).
4. F.A. Hayek,'Free' Enterprise and Competitive Order", t.a.p. blz. 110
5. J. Huizinga (over het literair klassicisme) in "Herfsttij der middeleeuwen" (Haar
lem, 1963(1), blz. 347
6. Zie "Televisie en speelfilms. Het congres over de relaties tussen het filmbedrijf en
de televisie in Venetië" in "Film" 1988 - nr. 6.
7. Zie mijn bijdrage aan het in Amsterdam gehouden N.B.B.-congres "Film&TV Pro-
ductions in the Less Wide-spread Languages": "Challenge from the outside or
threat from within. A brief economist's view" (Final Seminar Report, Amsterdam,
oktober 1988).
8. Zie bijv. Garry Wills, "Reagan's America" (Penguin Books, 1988(4), blz. 317 e.v.
9. Zie "Final Seminar Report" (noot 7): aanbeveling nr. 2 (blz. V); en "Het BTW-tarief
voor bioscopen en andere culturele instellingen" ("Film", nr. 1988 - nr. 6).
10. Jacques Delcuvellerie, "Une situation d'hyperconcurrence ou passer de la dére-
gulation a une ecologie audiovisuelle de l'Europe" (tekst van de toespraak, gehou
den op de Europese conferentie over de relaties tussen film en televisie te Venetië,
sept. 1988).
11. Zie verder ook: "Vorsprung des Kinos ausbauen. Kinoton-Format und Dolby SR
in München prasentiert" (Film-echo/Filmwoche, 28-10-88)
Uitgewerkt hoofdbestanddeel van de jaarrede, gehouden bij de opening van de
Bondsraadsvergadering op 15 november 1988.
13
J.. 'k~