Het complexe probleem van DE SUPERCOMPLEXEN Een enkele jaren geleden nog niet verwachte ontwikkeling is de op komst van de grote multiplexen, van de superbioscopen. Sommigen zien hierin de wedergeboorte van massaal bioscoopbezoek; anderen voelen zich er door bedreigd, en weer anderen denken dat het er niet zo'n vaart mee zal lopen. Het is begrijpelijk, dat er over dit voor de bedrijfstak zo belangrijke verschijnsel veel wordt gesproken en ge schreven. Opmerkelijk is, dat men daarbij heel verschillende con cepten op het oog heeft, en dat de behaalde ofte verwachten succes sen aan heel verschillende oorzaken worden toegeschreven. In dit ar tikel worden verschillende opvattingen over het nieuwe bioscoop concept met elkaar vergeleken, en wordt er een poging gedaan, de essentie van het nieuwe verschijnsel aan het licht te brengen. Dit lijkt zowel van belang voor actuele of potentiële plannenmakers als voor degenen die zich willen bezinnen op mogelijk defensieve maatrege len. Van grote betekenis is uiteraard het vestigingsbeleid van de stede lijke overheden. Zoals m.n. al in de Bondsrepubliek is gebleken, staan deze veelal niet positief tegenover het vestigen van grote bio scoopcomplexen buiten de stadscentra. Dit aspect van de problema tiek is hier verder buiten beschouwing gelaten. SUPERCOMPLEXEN HET BELANGRIJKSTE ONDERWERP OP HET FILMTHEATER SEMINAR 1989 TE BADEN-BADEN Het bestuur van de Duitse bioscoopbond heeft er zeker goed aan ge daan, tijdens het in april jl. gehouden Filmtheaterseminar speciale aandacht te geven aan de opkomst van de supercomplexen. De eer ste voordracht op die conferentie werd gehouden door Robert Back- heuer (bedrijfseconoom, exploitantenzoon, zojuist gepensioneerd als functionaris van de Filmförderungsanstalt), die dit onderwerp be sprak onder de titel "De supercomplexen komen. Vooruitgang of be dreiging?" (1). Zoals van iemand met de achtergrond van Backheuer verwacht kon worden, heeft hij geprobeerd, enige ordening in de problematiek te brengen. Volgens hem zijn de bestaande bioscoopcomplexen ge creëerd met het oog op kostenoptimalisering. Dit zou voor de bezoe kers eerder negatief dan positief hebben gewerkt door een verminde ring van service en sfeer, verkleining van het beeld, en vaak ook door een slechtere accoustiek. Volgens Backheuer gebeurt er bij de super complexen het tegenovergestelde: een verhoging van de bedrijfsuit- komsten wordt niet nagestreefd door verminderde dienstverlening, maar juist door de bezoekers meerte leveren. Tot zijn genoegen bete kent dit, dat men zich afwendt van de fatalistische uitspraak dat het bezoek uitsluitend afhangt van de vertoonde film. Terwijl ik waardering heb voor Backheuers poging, enige ordening in de problematiek te brengen, meen ik toch, dat de door hem naar vo ren gebrachte tegenstelling een simflicatie, resp. overdrijving bete kent. Het ontstaan van bioscoopcomplexen door inbouw en splitsing is immers zeker niet alleen te verklaren uit de wens of noodzaak, de exploitatiekosten te drukken. Zeer belangrijk was namelijk ook, dat het publiek meer keuze binnen één gebouw wenste, dat het voor een deel van de films de voorkeur gaf aan kleine zalen boven schaars be zochte grote, en dat het, zeker in de jaren 70, geen rangen meer wilde maar zelf een plaats wilde zoeken. Ook de opmerking over de verminderde accoustiek is in haar algemeenheid onjuist. Tenslotte zij opgemerkt, dat een deel van de complexen niet door splitsing of in bouw, maar door nieuwbouw is ontstaan, waarbij van een verminde ring van de dienstverlening in principe helemaal geen sprake hoefde te zijn. WAT IS EIGENLIJK EEN SUPERCOMPLEX? Als men zich een mening wil vormen over het wezen en de mogelijke effecten van de supercomplexen, moet het eerst wel duidelijk zijn, wat hieronder dient te worden verstaan. Het is opmerkelijk dat daar over in het geheel niet een eensluidende mening bestaat. Backheuer heeft er in zijn voordracht op gewezen, dat er in de Bonds republiek al complexen met zestien doeken bestaan, zonder dat ie mand daarvoor de term supercomplex ("Multiplex") heeft gebruikt. Door hem wordt voor dit begrip de volgende definitie voorgesteld: een supercomplex is een groot, luxueus uitgevoerd bioscoopcom plex, dat met andere recreatiemogelijkheden is gecombineerd. Vol gens hem betekent dit in concreto: goede parkeermogelijkheden, hetgeen in de binnensteden alleen met parkeergarages mogelijk is, optimaal beeld en geluid, zeer goed zitcomfort met voldoende hoog teverschil, goede luchtbehandeling, computerkassa's, en foyers met complementaire faciliteiten. Een gedeeltelijk andere nadruk wordt gelegd door Millard Ochs, ge- neral manager bij United Cinemas International (U.C.I.) van de su percomplexen in Engeland, Ierland en de B.R.D. In een naar aanlei ding van de plannen van de U.C.I. voor minstens veertien complexen in de Bondsrepubliek onder de nogal populaire titel "Hoppla, die Multis kommen" gepubliceerd interview (2), heeft Ochs naast goede en liefst kosteloze parkeermogelijkheden, een groot buffet-assorti ment, het gebruik van dranken in de zalen, en de nabijheid van res taurants als essentiële aspecten genoemd. Een kenmerkend meningsverschil tussen Backheuer en Ochs heeft betrekking op de positie van de arthouses. Wijzend op ervaringen in Engeland, is Backheuer van mening dat het arthouse-publiek geen affiniteit heeft tot multiplexen, en dat kunstzinnige films z.i. daarin ook niet thuishoren. Daartegenover staat de mening van Ochs, die ondanks of juist op grond van ervaringen in Engeland, uitdrukkelijk ook arthouse-films in de supercomplexen wil vertonen. Kijkt men naar Kinepolis te Brussel, dat toch wel beschouwd wordt en mag worden als het prototype van de supercomplexen in Europa, dan is te constateren dat dit aan enige veelal genoemde criteria niet voldoet. Die conclusie is ook te halen uit het besprekingsartikel in het Duitse vakblad, waarin wordt vastgesteld dat het bij Kinepolis om "Kino pur" gaat, waardoor een speciale ambiance afwezig is.(3) In overeenstemming daarmee vind ik, bij alle waardering voor de ge durfde opzet, de kwalificatie "the Rolls Royce in filmtheaters" in de prospectus van Kinepolis minder goed gekozen. Om in auto-termen te blijven, zou "de Porsche onder de bioscoopcomplexen" meer toe passelijk zijn (Kinepolis: puur bioscoop - Porsche: puur auto). Een overeenkomstige conclusie is ook naar voren gekomen in de zeer in teressante televisiediscussie op Duitsland 3 dd. 24 juni jl., waaraan o.m. werd deelgenomen door voorzitter Strate van de Hauptverband Deutscher Filmtheater en een vertegenwoordiger van Warner-Duits land, de onderneming die evenals U.C.I. plannen heeft voor diverse supercomplexen in de Bondsrepubliek. Hierbij werd er op gewezen, dat de in de centra van steden gelegen bioscopen zich temidden van allerlei andere uitgaansmogelijkheden bevinden, en dat een groot complex nieuwe stijl buiten de stad derhalve ook café's, restaurants, bowling, discotheek, etc. dient te bevatten. Geconstateerd werd, dat Kinepolis niet voldoet aan deze voorwaarde, namelijk dat er niet echt iets anders dan in een traditioneel bioscoopcomplex wordt geboden. (Dit laatste is m.i. niet helemaal waar; als extra's worden er in elk ge val onbeperkte parkeermogelijkheid en overvloedige ruimte gebo den.) 13

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1989 | | pagina 12