Een belangrijk streven van de Filmliga, voortvloeiend uit het Mani fest, was verkrijgen van een eigen filmtheater, zodat de lokale Filmli ga's niet meer afhankelijk waren van de welwillendheid - inzake zaal verhuur - van de bioscoophouders. Deze zagen overigens in de Ne- derlandsche Filmliga - als organisatie - aanvankelijk totaal geen con current, noch collega. Die Filmligavoorstellingen waren volgens hen slechts bestemd voor een beperkt clubje snobbistische intellectue len; nou, daar viel dus geen droog brood aan te verdienen! Maar al vrij snel kwam het avant-gardistische filmtheater er; op 9 no vember 1929 werden de deuren geopend van het theater 'De Uitkijk' te Amsterdam. Hiermee was voor een groot deel de doelstelling van de Filmliga bereikt. Dit filmtheater betekende een radicale breuk met alles wat aan de traditionele bioscoop herinnerde; dus geen orkest, geen buffet, bar, geen variété, geen luxe pluche. De inrichting van het theater was uiterst sober; de bezoeker kwam er louter en alleen voor de film. In feite betekende dit geheel, dat er toch grootschalige filmvoorstel lingen gegeven konden worden, zonder belemmerd te worden door de filmkeuringscommissies! Maar ook het maandblad Filmliga was een handzaam wapen waarmee de 'Schund' in het bioscoopwereldje bestreden kon worden, om zo het publiek er bewust van te maken, dat de film toch waarlijk wel wat meer kon betekenen dan licht ver teerbaar amusement. FILMLIGA ALS SPREEKBUIS Het eerste nummer van het maandblad Filmliga verscheen in sep tember 1927 in een oplage van ongeveer 5000 exemplaren. De redactie werd gevormd door: Menno ter Braak, Joris Ivens, L.J. Jor- daan, Henrik Scholte en Constant van Wessem. De belangrijkste arti kelen waren zonder meer gericht op het bevorderen van de film als kunstuiting, dan wel als kunstmedium; gepoogd werd een wissel werking op gang te brengen tussen de filmkunstenaar en het pu bliek. Deze kunstfilms waren ruwweg in drie categorieën in te delen. Ten eerste de zuiver experimentele films, veelal eenmans-produk- ties, waarbij de nadruk lag op het ritmisch weergeven van de direkt zichtbare werkelijkheid; cinéma pur. Ten tweede de documentaire; hiermee hield vooral Joris Ivens zich bezig. Dit genre films deed het erg goed in Nederland; reeds in 1917 werd de eerste documentaire vertoond en een aantal ervan ook in het buitenland, ten derde de wat grotere produkties; de - stomme - speelfilms. Deze kwamen aanvan kelijk uit Duitsland, later ook uit Rusland. Het maandblad hield zich verder bezig met filmrecensies. Met name de eigen maandelijkse filmvoorstellingen werden becommentari- seerd, en ook bekritiseerd. Want kritiek was er; echter vooral op het reguliere filmaanbod in de grote bioscooppaleizen, van Tuschinski bijvoorbeeld. Nogmaals, in het bijzonder de Amerikaanse speelfilms moesten het ontgelden; een zekere mate van anti-Amerikanisme was de Filmliga in ieder geval niet vreemd, en werd vooral geuit door Menno te Braak. Bij het eenjarig bestaan van de Filmliga (1928) werd vastgesteld, dat de Filmliga niet overal evenveel medewerking verkreeg bij het aan schaffen van filmmateriaal. Vooral de Nederlandse filmverhuurbedrij- ven waren niet enthousiast omtrent de niet-gangbare films; de ver diensten daarop waren immers uitermate gering. Maar vanuit het buitenland schoten diverse gelijksoortige 'filmclubs' de Filmliga te hulp; er werd als het ware een eigen filmuitwisselingsprogramma opgestart, hetgeen in de praktijk zeer goed werkte. Bij het tweejarig bestaan van de Filmliga (1929) kon de opening van het eigen filmtheater worden aangekondigd; 'De Uitkijk' te Amster dam. Voor velen bij de Filmliga een markeringspunt, in meerdere op zichten! Want dit filmtheater opereerde in feite onafhankelijk van de Filmliga, zowel organisatorisch als financieel. Hetgeen enige com mercialisering in de hand werkte, en aan Menno ter Braak, bij het driejarig bestaan (1930) de volgende opmerking ontlokte:De ge breken van het nieuwe theater zijn talrijk; de samenstelling der pro gramma's is nog niet bepaald door de eischen der harmonie". Maar het ontbrak niet alleen aan harmonie; ook de vooruitgang in de filmtechniek zou haar tol gaan eisen. Want na 1930 begon de geluids film definitief haar intrede te doen in de filmwereld. Voor de avantgar- distische filmkunstenaars had dat vervelende gevolgen; de techni sche complicaties van de geluidsfilm bleken te kostbaar om nog lan ger eenmansexperimenten uit te voeren. Bovendien werd het bereik van die geluidsfilm voor wat betreft Nederland, gezien het tamelijk beperkt taalgebied, drastisch kleiner. Had de Filmliga nog redenen van bestaan?? VAN IDEOLOGIE NAAR PRAGMATISME Al vrij snel na de oprichting van de Filmliga woedde er achter de schermen een 'machtstrijd' tussen de Amsterdamse en Rotterdamse Filmliga-afdelingen. Met name na de oprichting van het Amster damse filmtheater 'De Uitkijk' werd deze strijd aangescherpt. Eind 1931 hield de Filmliga het voor gezien. Het dagelijks bestuur (waarin overwegend Amsterdamse Filmligamensen zaten) beargumenteerde de opheffing van zowel de organisatie als het maandblad Filmliga als volgt: "Met de oprichting van 'De Uitkijk', werd de funktie van de Filmliga voor een belangrijk deel overgenomen. Bovendien besteed den de kranten en week- en maandbladen nu ook al de nodige aan dacht aan het medium 'film'. En door de introduktie van de geluids film was het niet meer mogelijk om kleinschalig films te produceren. En dus werd industrieel kapitaal noodzakelijk. En samenwerking met het bioscoopbedrijf...' En dat nu zag de Filmliga niet zitten! Want dan zou zij haar ideologie omtrent het ontwikkelen van 'de zuivere film kunst' niet meer kunnen handhaven. Bovendien had zij in het nabije verleden zozeer tegen het bioscoopbedrijf aangeschopt, dat zij bij enige vorm van 'geforceerde' samenwerking ernstig gezichtsverlies zou lijden. Echter, de Rotterdamse Filmliga kon zich met het bovenstaande niet geheel en al verenigen, en bij monde van haar voorzitter Mr. Johan Huyts (werkzaam bij de redactie van de N.R.C.) kwam zij tot het vol gende standpunt: Het feit, dat film-maken gecompliceerder werd, behoefde nog niet direkt een vlucht naar de groot-industrie te beteke nen. Maar wel was het begrijpelijk, dat het bioscoopbedrijf, mede onder invloed van de economische recessie, nu meer interesse toonde voor de wat meer esthetische films. En dat dit soort films (economische) redenen van bestaan had, toonde het sukses van 'De Uitkijk' wel aan. En waarom zou bijvoorbeeld zo'n soort filmtheater dan in Rotterdam niet levensvatbaar zijn? De Nederlandse Bioscoop bond, die tot dusver de Filmliga negeerde - want zij was toch niet als collega dan wel concurrent serieus te nemen? - trad Huyts met een zekere welwillendheid tegemoet. In concreto resulteerden onderhandelingen en contacten met de Rotterdamse bioscoopgigant Tuschinski in 1932 in de oprichting van het Rotterdamse avant-garde filmtheater 'Studio 32'; in naam en op zet nauw verbonden aan de Rotterdamse Filmliga, maar commer cieel gebonden aan Tuschinski. Over gebrek aan belangstelling had dit filmtheater al direkt vanaf het begin niet te klagen; zowel de film makers als het filmpubliek lieten zich niet onbetuigd. Met daarbij de kanttekening, dat het begrip 'kunstfilm' nu wat ruimer gedefinieerd werd. Want ook bepaaalde Amerikaanse amusementsfilms kwamen zeker voor vertoning in aanmerking. En dit had vooral ook zijn weer slag op de artikelen in het maandblad Filmliga (opnieuw uitgebracht op 20 november 1932, onder redactie van: L.J. Jordaan, G.H. Knap en Henrik Scholte): Het anti-Amerikanisme was voor een goed deel omgeslagen in pro-Amerikanisme! Kortom, het gemoedelijke en intellectuele avant-garde-bioscoopje- spelen was in een tijd, waarin de filmtechnologie steeds hogere in vesteringen vereiste, waarbij het floppen van een film funest voor de filmmaker werd, niet meer haalbaar. De film verkreeg haar plaats als zijnde een industrieprodukt, en dus primair gericht op de massa. Een ander geconditioneerd gezichts punt was financieel niet meer haalbaar. En werd blijkbaar door het grote bioscooppubliek ook niet gewenst, mede gezien het relatief ge ring aantal leden van de Filmliga's. 23

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1989 | | pagina 22