MEEVALLER
Nu tegenwoordig de belangrijke films met een groot aantal kopieën
in première gaan, is het wel eens aardig een voorbeeld te geven van
hoe het er ruim dertig jaar geleden aan toeging. Voor de onafhanke
lijke verhuurder was het altijd een punt van overweging met hoeveel
kopieën een film kon of moest worden uitgebracht. En dan ging het
niet om aantallen van 30,40 of 50, zoals nu, maar om 2,3 of 4. Wan
neer Amsterdam, Rotterdam en Den Haag gelijktijdig in première
gingen, wat met het oog op de advertenties in de landelijke bladen
het aantrekkelijkst was, werd met 3 of 4 kopieën begonnen. Zo'n ge
val was "Charley's Tante" met Heinz Rühman.
De speelweek startte (ook) toen op vrijdag en 's-maandags vóór 12
uur moesten de prolongaties bekend zijn. Meestal kon aan de hand
van de vrijdag recette al een prognose gemaakt worden wat betreft
een eventuele prolongatie. Suksessen en debacles gingen ook toen
als een lopend vuurtje het bedrijf rond. Het sukses van "Charley's
Tante" vormde daarop geen uitzondering.
Al op zondagavond werden we gebeld door Nico Ortje, destijds ex
ploitant van het Trianon Theater in Leiden en Churchill in Hilversum,
of we een kopie van "Charley's Tante" voor hem hadden. Die hadden
we dus niet. Gezien de recettes stond het al vrijwel vast dat alle vier
première-theaters zouden prolongeren. Maar voor een goede relatie
doe je wel wat en dus beloofden we hem maandag te bellen of er iets
te regelen viel. Maandagmorgen vroeg direkt het laboratorium Geyer
Werke in Hamburg gebeld, waar het negatief lag. Zij zouden die
woensdagmiddag een kopie kunnen leveren. Toen expediteur Kroll
gebeld of de kopie nog woensdagavond naar Amsterdam kon wor
den verzonden. Dat kon. Voor de Nederlandse expediteur bleek inkla
ring donderdagochtend geen probleem. Als laatste Titra: of er don
derdag getiteld kon worden, zodat de kopie vrijdag ingezet kon wor
den. De heer Aalderink, toenmalig direkteur, wist nog niet hoe, maar
beloofde dat het in orde zou komen. Toen dit alles geregeld was, de
producent gebeld om de kopie officieel te bestellen. Die kon met één
akkoord-telefoontje het proces in gang zetten. Alles verliep volgens
plan dankzij de medewerking van alle betrokkenen. Vrijdagmiddag
om 1 uur werd de eerste acte door Titra in het Trianon Theater te Lei
den bezorgd; een uur later de tweede acte; een half uur later de derde
acte en tegen half vier de laatste twee actes. Het publiek merkte er
niets van. We hebben wel de hele dag met de zenuwen gelopen, want
de schadepost bij onderbreking van de middagvoorstelling zou niet
misselijk geweest zijn!
Eigenlijk zou dit het einde van het verhaal geweest moeten zijn, maar
dat is het niet. Het sukses van de film was zó groot, dat dezelfde pro
cedure zich nog vijf weken achtereen herhaalde. Vijf opeenvolgende
maandagen hetzelfde programma van telefoontjes. Bij Geyer hield
men er al rekening mee en twee keer had men 's maandags de kopie
al klaar, zodat er voor verzending en ondertiteling wat meer tijd was.
Niettemin is het niet overdreven te vermelden dat met name door de
inspanningen van Titra deze film zo'n sukses werd. Want hoe zou het
zijn gegaan wanneer er tussen het inzetten van de volgkopieën één
of meer weken tijd had gezeten?
De ervaring heeft geleerd dat onderbreking van een suksesvolle ver
toning altijd nadelig is voor verder sukses. Na zes weken roulatie lie
pen er zodoende tien kopieën en daardoor hield het sukses aan in
elke plaats die werd ingezet.
MISSER
Charlie Chaplin was al tijdens zijn leven een legende. Met zijn korte
kluchten zijn in de loop der jaren zowel legaal als illegaal vermogens
verdiend. Met de door hemzelf geproduceerde hoofdfilms was niet
illegaal te handelen. Een speciale maatschappij behartigde zijn be
langen heel nauwkeurig. Men had in vrijwel alle landen vaste distri
buteurs. In Nederland was dat Nova Film, die de films via United Ar-
tists verkreeg. Voor elke verhuurder was er dan ook maar één (on
haalbaar) ideaal: een film van Charlie Chaplin uitbrengen.
Na het wereldsukses van "Limelight" (1952), overschaduwd door
zijn gedwongen vertrek uit de Verenigde Staten wegens communisti
sche sympathieën, werd het stil rond Chaplin en duurde het enige ja
ren voordat de plannen voor een nieuwe film - te produceren in Enge
land - naar buiten kwamen. "A King in New York" zou de titel worden
en als een lopend vuurtje ging het bericht door het filmbedrijf dat de
film op de vrije markt zou komen. Chaplin's vaste relatie met United
Artists was dus blijkbaar met zijn vertrek uit de Verenigde Staten ver
broken.
In 1957 was het zover. De film ging in produktie en ook wij hadden
bij de maatschappij die de Chaplin-rechten beheerde kenbaar ge
maakt dat we geïnteresseerd waren. De film bleek nog vrij, hetgeen
naar onze mening betekende dat Nova Film door haar relatie met Uni
ted Artists de film niet kon uitbrengen.
Er werd een afspraak gemaakt om de film in Parijs te gaan zien.
Vooraf werden geen condities genoemd, hetgeen nogal ongewoon
was. Men ging er vermoedelijk van uit dat de film bij bezichtiging zó
zou aanslaan, dat elke vraagprijs zou worden betaald. Dat is inder
daad gebeurd, maar niet omdat de film zo goed beviel, maar uitslui
tend uit prestigeoverwegingen.
Intussen hadden wij een theaterconcern waarmee wij veel samen
werkten benaderd. Daar bestond grote interesse in de Chaplin-film,
vooral omdat één van de partners dat jaar een nieuw theater in Rot
terdam zou openen en dat graag met deze film wilde doen. Tesamen
met de heren van dit concern togen wij naar Parijs. Maar wat we te
zien kregen viel knap tegen. Er zaten goede momenten in de film,
waaraan de ware Chaplin te herkennen was, maar het geheel stelde
teleur. Anti-Amerikaans kon men de film eigenlijk niet eens noemen;
het was meer een milde satire op de heksenjacht in de jaren vijftig.
Intussen was de vraagprijs voor Nederland bekend gemaakt: 80%
(producent) - 20% (verhuurder) met een garantie op het producen
tenaandeel van 100.000, waarvan de koers op dat moment tussen
f 2,30 en f 2,40 schommelde. Chaplin mocht dan wel communisti
sche sympatieën hebben, zijn condities waren beslist niet commu
nistisch! De heren van het theaterconcern garandeerden op de film-
huur uit de premières een bedrag van f 100.000. Wel stelden wij een
extra voorwaarde aan de producent, nl. dat wij één van de oude Cha-
plin-films in re-issue mochten uitbrengen op percentage-basis
50%-50% zonder garantie. Gekozen werd de film "The Goldrush".
De reaktie van de pers na de première was over het algemeen matig.
Er werd veel gepubliceerd, maar het bioscooppubliek had ook toen
al een fijne neus. Het liep op een fiasco uit. Van het door de theaters
gegaranderde bedrag werd nog niet de helft gehaald. Dat betekende
een extra strop. Je laat je vaste relaties niet aanzuiveren tot het gega
randeerde bedrag wannneer je ook verder nog zaken wilt doen.
Al met al was het één van de grootste stroppen die een Nederlandse
filmverhuurder ooit heeft geleden. Het enige lichtpuntje was "The
Goldrush", die nog aardig wat opbracht en een klein gedeelte van het
verlies compenseerde.
F.R van den Berg
45
M
M