Een productief en gezond 1990
Wij werden o.m. uitgenodigd voor de feestelijke bijeenkomst ter ge
legenheid van het tienjarig bestaan van de vereniging van Italiaanse
toneel- en filmscenarioschrijvers. Die avond was, behalve prettig, in
verschillende opzichten interessant. Er waren zo veel prijzen voor
verdienstelijken uit alle categorieën van de bij film en toneel betrok
kenen, dat wij bijna de indruk kregen dat van de aanwezigen alleen
de kelners er geen kregen. Ook onze gastheer werd een prijs over
handigd voor de verdiensten van de A.G.I.S. op cultureel gebied. In
zijn met dergelijke trofeeën gevulde werkkamer kan hij er nauwelijks
meereen plaats voor gevonden hebben. Italianen lijken er zeer op ge
steld te zijn, elkaar eerbewijzen te geven. Ik heb dan ook de indruk,
dat medailleurs en graveurs in Italië veel werk hebben. Eerbewijzen
waren er natuurlijk ook voor acteurs en actrices. Enige van de ouden
daaronder deden ons met weemoed denken aan de tijd waarin Ita
liaanse films in landen als Nederland populair waren. Een illustratie
van het trieste feit, dat het cinematografische werk van belangrijke
productielanden als Italië in andere landen van Europa nauwelijks
meer bekend is, was, dat de aanwezige, in Italië populaire jongere
sterren ons onbekend waren.
Ondanks de klaarblijkelijke kwaliteiten van de A.G.I.S., waarin de Ita
liaanse bioscoopbond een belangrijke rol speelt, bevindt het bios
coopbestand in Italië zich nog in een eerdere fase dan in bijv. Neder
land, Frankrijk en de Bondsrepubliek. Een goed voorbeeld daarvan
vormen de bioscopen in Rome. Volgens de officiële lijst van de
A.G.I.S. waren er in 1988 in de Italiaanse hoofdstad 69 bioscopen,
waarvan 65 monotheaters en 22 met meer dan duizend plaatsen!
Het totaal aantal plaatsen was 55.691. In aanmerking nemend dat
Rome ruim drie maal zo veel inwoners heeft als Amsterdam, komt dit
neer op relatief ruim twee maal zo veel zitplaatsen, hetgeen ongeveer
in overeenstemming is met het feit dat de bezoekfrequentie per
hoofd bijna twee maal zo hoog is als bij ons. Het nadeel van de vele
monobioscopen wordt nog vergroot door de omstandigheid dat een
groot deel er van niet in clusters bij elkaar ligt, zodat er ook weinig
sprake is van agglomeratievoordelen. Ook in andere opzichten zijn
de bioscopen in Rome van het traditionele type. Dat is enerzijds niet
verwonderlijk, maar het is toch opmerkelijk, als men bedenkt dat de
voorouders van de tegenwoordige exploitanten in het keizerlijke
Rome bij de exploitatie van de thermen al volop gebruik hebben ge
maakt van de commerciële voordelen van multifunctionele gebou
wen. De bestaande situatie is thans natuurlijk nadelig, doch kan dat
in een volgende fase juist niet zijn. Als er in een ontwikkelingsland
wordt overgegaan tot de aanleg van spoorwegen, wordt daar in het
algemeen immers ook niet eerst stoomtractie ingezet.
Als men de structuren van de branche-organisaties in Nederland,
resp. in Italië, resp. in Frankrijk en de B.R.D. met elkaar vergelijkt,
dan kan m.i. worden gezegd, dat die in Frankrijk en Duitsland in prin
cipe het minst aantrekkelijk zijn. Onze Franse en Duitse collega's heb
ben namelijk noch het voordeel van een samengaan van alle verto
ners, noch dat van een organisatorisch verband met de filmverhuur
ders en de producenten (al wordt dat nadeel in de B.R.D. gedeeltelijk
opgeheven door het bestaan van de Filmförderungsanstalt). Verge
lijkt men de Nederlandse structuur met de in Italië bestaande, dan is
een oordeel minder gemakkelijk. Vast staan m.i. echter wel de voor
delen van een grote organisatie met al hetgeen daarbij mogelijk is,
en dat speelt met name een rol in een klein land, waar de beperkte
middelen van een organisatie op smalle basis niet toelaten om alles
te doen wat wenselijk is. Een streven naar verbreding van de basis
zou overigens niet hoeven te betekenen dat men de voordelen van de
bestaande structuur prijsgeeft.
Drs. J.Ph.WoIff
Documentatie: "Questa l'A.G.I.S."; "Federfestival A.G.I.S."; "La Mappa dei Cinema"
(A.G.I.S., Rome 1988); F.I.A.P.F., "Comperative Study of the Film Industry" (Parijs,
april 1989)
28
I