Tijdens de plechtige bijeenkomst ter gelegenheid van het veertigjarig
jubileum van de Nederlandse Bioscoop Bond in 1958, overhandigde
de toenmalige Bondsdirecteur Bosman de notulen van de oprich
tingsvergadering uit 1918 aan het hoofdbestuur. Deze notulen waren
één van de weinige stukken, die ontsnapten aan de brand, die het ar
chief in 1944 verwoestte.
Dit voorval is karakteristiek voor de situatie in Nederland. Het me
dium film, net 95 jaar oud, kent zeer weinig waarborgen die het vast
leggen van de geschiedenis verzekeren. De verplichting voor de over
heid (op alle niveau's) om haar archieven te bewaren en na 50 jaar
openbaar te maken, geldt vanzelfsprekend niet voor particulieren.
Doordat deze dwang voor de niet-overheidssector ontbreekt, is er
veel van de Nederlandse filmgeschiedenis verloren gegaan: bijvoor
beeld de meerderheid van de films. En dat bij een medium dat nog
geen honderd jaar oud is. Als de essentie van het medium, de filmko-
pie, al zo weinig bescherming kent, is het niet vreemd dat de hoeveel
heid beschikbare papieren archieven schrikbarend klein is. Er zijn
bijna geen archieven van personen en instellingen, die zich met film
bezig hebben gehouden voor onderzoek te raadplegen.
Een grote doorbraak vormt de schenking van het na-oorlogse archief
(tot 1979) door het bestuur van de Nederlandse Bond van Bioscoop-
en Filmondernemingen aan het Nederlands Filmmuseum, begin
1989. Het archief is aan het Filmmuseum overgedragen om onder
zoekers in de gelegenheid te stellen een voor de filmgeschiedenis
van Nederland onmisbare bron te raadplegen. Het belang van de (tot
voor kort geheten) Nederlandse Biocoop Bond hoef ik de lezers van
FILM niet te verduidelijken. Sinds een half jaar wordt het 140 meter
strekkende archief geïnventariseerd; een karwei dat waarschijnlijk
aan het einde van dit jaar voltooid zal zijn. In overleg met het hoofd
bestuur van de Bond zal daarna afgesproken worden welke delen van
het archief voor onderzoek toegankelijk zijn.
Met de aanstelling van een (film)historicus, die daarenboven de op
leiding tot archivaris binnenkort voltooid zal hebben, heeft het Neder
lands Filmmuseum te kennen gegeven dat zij het belang van de pa
pieren neerslag van de filmactiviteiten in Nederland erkent. Niet al
leen archieven worden geïnventariseerd; ook publiciteitsmateriaal,
scenario's (ook dialooglijsten etc), bladmuziek en curiosa. Het be
lang van dit werk strekt zich verder uit dan het terrein van filmonder-
zoek. Het materiaal vormt ook een bron voor de filmwereld zelf. Zo
als de filmkopie voor de toekomst wordt veiliggesteld, gebeurt dat
ook met materiaal dat van belang kan worden bij het weer uitbrengen
van een film.
Toch is de omvang van het papieren materiaal van het Nederlands
Filmmuseum onvoldoende. Misschien is hette weinig bekend dat wij
ook dit materiaal willen conserveren en toegankelijk maken, maar er
ontbreekt ook een historisch besef in Nederland. Te laat kwamen we
er achter dat een archief van de Cinetone studio in Duivendracht weg
gegooid was. Het lijkt alsof men zich in Nederland niet bewust is van
het eigen verleden. Vanzelfsprekend ten onrechte: als men vindt dat
de Nederlandse film volwassen is, is zij dat geworden op basis van
de activiteiten die sedert 90 jaar plaats vinden. Papieren materiaal -
in de vorm van archieven een monument voor degene die ze heeft
aangelegd - zijn een wezenlijke bijdrage om onderzoek en derhalve
gefundeerde meningen over de Nederlandse film en haar geschiede
nis mogelijk te maken.
De filmcriticus L.J. Jordaan heeft zijn archief aan het Nederlands
Filmmuseum overgedragen. De voorlopige inventaris beslaat alleen
al 90 pagina's en is waarlijk een saluut aan de gedrevenheid en de
liefde voor film. Als men steekproeven uit de artikelen neemt, blijkt
dat de meningen van Jordaan een frisheid hebben, die ook nu nog
verrassen. Jordaan was zich er gelukkig van bewust dat een feno
meen vergankelijk is, als er geen bijzondere aandacht aan de conser
vering ervan wordt geschonken. De schenking van zijn archief maakt
onderzoek naar film mogelijk en is daarmee een weerlegging van de
vergankelijkheid van het medium film.
Daarbij moet men zich niet vergissen in het belang van het behouden
van op het moment onbelangrijke lijkende details van de werkelijk
heid. De filmverhuurder en bioscoopeigenaar Jean Desmet be
waarde veel van het papiermateriaal dat er in zijn bedrijven omging.
Zo komen er in zijn archief, dat bij het Nederlands Filmmuseum be
rust, prospectussen van filmverhuurkantoren voor van het begin van
deze eeuw. Nu, zeventig jaar later, is dit materiaal van immens be
lang: het werpt onder meer licht op films die als filmkopie niet meer
bestaan. Daarmee is een verdere invulling van de filmgeschiedenis
mogelijk; het geeft inzicht hoe een filmverhuurkantoor in het begin
van deze eeuw functioneerde; het laat zien hoe een bioscoop in die
tijd een volwaardige plaats in de vrijetijdsbesteding verwierf.
Tegenwoordig bezit het medium film een volwaardige plaats in onze
cultuur. Deze volwaardige plaats is onverbrekelijk verbonden met se
rieus onderzoek naar het medium, waarbij bronnenonderzoek es
sentieel is. De bronnen moeten derhalve geen marginaal bestaan lei
den, maar de volwaardigheid ervan moet reeds in de vorming van de
archieven erkend worden. Dat vraagt een houding die het instand
houden van archieven verzekert, ook als de daadwerkelijke functie
voor de alledaagse handelingen voorbij is. Voor het Nederlands Film
museum ligt er een verantwoordelijke taak de bronnen van de Neder
landse filmgeschiedenis veilig te stellen. De hulp van de Nederlandse
filmwereld is daarbij onontbeerlijk. Het zou een heuglijk feit zijn als
het over enkele jaren mogelijk is vragen, die betrekking hebben op
een groot deel van de Nederlandse filmgeschiedenis, te kunnen
beantwoorden.
Daan Hertogs
Nederlands Filmmuseum
17