Ztmcuvi 'k fredaafóe... ~A Binnenkort komt het Jaarverslag 1989 uit van het Fonds voor de Nederlandse Film. Daarmee worden de jaren '80 afgesloten. Het begin van een nieuw decennium is voor velen aanleiding tot een terugblik. Aangezien het Filmfonds, zoals het kortweg wordt genoemd, eind '83 werd opgericht, omvat deze korte terug blik de afgelopen zes jaar. ZES JAAR FILMFONDS In die periode zijn meer dan 170 filmproducties, in alle denkbare ca tegorieën en genres, met steun van het Filmfonds gerealiseerd. In die zes jaar werden een tiental animatiefilms, omstreeks zestig docu mentaires en meer dan veertig lange speelfilms gemaakt, die deels gefinancierd werden door dit fonds. De meeste vonden hun weg via de filmhuizen of filmtheaters, sommige kregen een release in de bioscopen. Behalve aan filmproducties verleende het fonds financiële steun aan honderden uitwerkingen van synopsi en treatments, waardoor een groot aantal scenario's geschreven kon worden. De totale omvang aan filmproductie-begrotingen van de mede door het Filmfonds gefinancierde films bedroeg in deze zes jaar meer dan vijftig miljoen gulden. Het ministerie van W.V.C, subsidieerde daar van iets meer dan de helft. De rest, meer dan twintig miljoen gulden, werd door de Nederlandse filmmakers zelf bij elkaar gesprokkeld. Vaak door eigen participatie, maar meestal in co-productie met de Nederlandse omroepen. Deze droegen in de betreffende periode bijna tien miljoen gulden bij aan de Fondsfilms. De omroep kreeg daardoor zo'n tachtig films voor uitzending tot haar beschikking. ZES JAAR FILM EN TELEVISIE Het filmbedrijf kreeg in de jaren '80 gevoelige financiële tegenslagen te verwerken, die voor een groot deel te wijten waren aan de onstuit bare opkomst van binnen- en buitenlandse televisiesstations. De toegang van deze zenders tot het TV-scherm in de Nederlandse huiskamers werd vergemakkelijkt door de enorm snelle uitbreiding van de kabelnetwerken. Qua infrastructuur liep Nederland, samen met België, in West-Europa voorop. Beide landen behoorden vanaf het begin tot het grootste kabelnetwerk in heel Europa; zij zijn dat nog steeds wat betreft de percentuele dekking in huishoudens. Waar deze stormachtige ontwikkelingen aanleiding voor de Neder landse omroepen gaven tot regelmatig overleg met de overheid, werd aan de steeds benarder wordende situatie van de Nederlandse filmproductie, distributie en theatervertoning nauwelijks aandacht besteed. Dat is op z'n zachtst gezegd merkwaardig, temeer daar de omroepen en zelfs de gedrukte media er in ruime mate in slaagden daarvoor compensatie te verkrijgen. ZES JAAR GEBREK AAN GELD Hoewel jaarlijks ruim een miljard gulden naar Hilversum stroomde, klaagden de programmamakers bij de omroepen steeds luider over gebrek aan geld. Kennelijk kwam dat geld voor slechts een klein ge deelte vrij voor het maken van programma's. Het filmbedrijf kon de overheid in de tachtiger jaren er niet van over tuigen dat zij degenen waren die feitelijk het eerst en meest direct ge troffenen waren van deze ontwikkelingen. Zij slaagden er niet in om ook een alleszins gerechtvaardigde compensatie te verkrijgen. BRIDGE OVER TROUBLED WATER Deze weigering van de overheid dwong de Nederlandse filmmaker en programmamaker steeds meer in een mengvorm ter financiering van hun producties. Sinds de inwerkingtreding van de samenwer kingsovereenkomst tussen Filmfonds, het Co-productiefonds Binnenlandse Omroep (kortweg Cobo-fonds) in 1987 steeg de televisie-participatie in Fondsfilms van ca. twee mil joen naar ca. acht miljoen in de afgelopen drie jaar. Het Cobo-fonds functioneerde als een 'bridge over troubled water' voor zowel film- als programmamakers. De financiering van Fonds films is in de loop van de jaren '80 dan ook geheel anders geworden: de bijdrage van 'televisie-geld' in Fondsfilms steeg van 15% in de eer ste drie jaar naar maar liefst 50% in de laatste drie jaar. Van een enigszins vergelijkbare toename van financiële steun van de zijde van het ministerie van W.V.C, was geen sprake. Men mocht blij zijn dat de susidiëring van Nederlandse films in de diverse bezuini gingsoperaties min of meer buiten schot bleef. ZES JAAR GEMENGD ZWEMMEN De jaren '80 is voor de nationale film- en televisieproductie gaande weg steeds meer een kwestie geworden van 'gemengd reddend zwemmen'. Dat vond (en vindt) men kennelijk noodzakelijk voor het op peil houden van de kwantiteit van de Nederlandse filmproductie en voor het bevorderen van de kwaliteit in de programmering van de Nederlandse zendgemachtigden. Beide media zijn daardoor in een bijna wurgende omhelzing geraakt, waarbij de een nauwelijks nog buiten de ander kan. Nu is 'gemengd zwemmen' voor de meeste Nederlanders sinds jaar en dag een verworven goed. Maar dat we dit allemaal zó zijn gaan waarderen dat dit in ons land ook uitgangspunt is geworden van film- en televisiebeleid, had zelfs de meest progressieve ouderling en het meest conservatieve kamerlid niet durven dromen. Onlangs kregen de Nederlandse omroepen van de overheid een extra cheque ter waarde van veertig miljoen gulden om te kunnen concur reren met de 'kwaliteitsprogramma's' van al dan niet buitenlandse omroepen. Nergens heeft iemand kunnen waarnemen welk deel daarvan ter compensatie zal worden besteed aan de nationale film productie. Moet dit uitgelegd worden als een overheidssignaal dat een dergelijk equivalent eveneens rechtstreeks ter beschikking zal worden gesteld aan de Nederlandse filmmakers? Dan worden het toch nog leuke tijden voor de productie, distributie en vertoning van Nederlandse kwaliteitsfilms in de jaren '90! Hans Klap De Leeuw van M.G.M./UA: Men Gooit bieding. Uit den treure inde Aan- 23 GEMENGD ZWEMMEN

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1990 | | pagina 22