E.G.-GELD VOOR BIOSCOPEN? HET SYMPOSIUM TE MÜNCHEN OVER DE TOEKOMST VAN DE BIOSCOPEN IN EUROPA Tot nu toe was de bioscopen nog niet de eer te beurt gevallen, het thema te vormen voor het jaarlijks in het kader van het Filmfest München georganiseerde symposium. Tijdens de op 28 en 29 juni gehouden conferentie is deze onterechte achterstand echter ingelopen. Reden voor de keuze van de bioscopen als onderwerp van het congres was het verzoek van de kant der E.G. om concrete voorstellen voor de besteding van gelden ter ondersteuning van de sector bioscopen. Terwijl uit het in maart jl. gepubliceerde rapport "Encouraging Europe's Media lndustry")1 nog bleek dat ervan de vele projecten van het E.G.-programma 'Media 92' niet één betrekking had op de bioscopen, is in deze situatie in de laat ste maanden verandering gekomen. Reden daarvoor was niet een plotselinge wens om ook de bios coopexploitanten blij te maken met gemeenschapsgeld, maar het inzicht dat "film zonder bioscopen het einde van de film")2 en zeker van de Europese film zou zijn. Dit inzicht, namelijk de verwach ting dat de kwijnende filmproductie in Europa zonder een gezond bioscoopbedrijf helemaal geen kans zou hebben, heeft de leiding van Media 92' tot de wens gebracht, een hulpprogram voor de bioscopen aan de (te) vele projecten van 'Media 92' toe te voe gen. Al was dus de uiteindelijke beweegreden steun voor de Euro pese filmproductie, voor de belangenorganisaties van bioscoo pexploitanten betekende deze wens de eerste en welkome gele genheid, zelf met plannen te komen en daarvoor bij de E.G. een gewillig oor te vinden. De onder auspiciën van de U.N.I.C. en van C.I.C.A.E.-Europeen te München gehouden conferentie was be doeld om een basis voor die plannen te verkrijgen, en naar mijn mening is dat doel bereikt. Op 28 en 29 juni hebben negentien sprekers (waaronder schrijver dezes) uit negen landen voordrach ten gehouden, en is door nog veel meer personen aan de levendi ge discussies deelgenomen. In het hierna volgende zijn de hoofd lijnen van de op het congres naar voren gebrachte gedachten samengevat en de contouren van mogelijke maatregelen aange geven, waarbij echter ook aandacht is besteed aan de veelheid van opvattingen. De problematiek Zoals vermeld, is het eigenlijke doel van de leiding van 'Media 92' hier een vergroting van de levensvatbaarheid van de filmproduc tie in Europa, en is steun voor de bioscopen alleen een middel om daartoe te geraken. Het ligt dan ook voor de hand, dat er op een conferentie als deze tevens veel aandacht is geschonken aan de minimale voorwaarden, die ten aanzien van de productie zelf gesteld moeten worden om de Europese film althans enige kans te geven. Een ander belangrijk aspect werd gevormd door de plan nen ten aanzien van te vestigen multiplexen. Hierbij ging het niet alleen om de op zich al interessante informatie van de kant van gastspreker Albert Bert, maar ook om waarschuwingen voor een zijdige heilsverwachtingen, die adequate maatregelen ten aanzien van de productie overbodig kunnen doen schijnen en daardoor in de weg kunnen staan. Als derde belangrijk aspect van de conferentie is aan de proble matiek rondom de arthouses veel aandacht gegeven. Dat gebeur de niet alleen door vertegenwoordigers van de C.I.C.A.E., maar ook van E.F.D.O., waarbij de deelnemers geboeid werden door zeer emotionele discussies. Problemen van de filmproductie in Europa Door de discussieleider is er op gewezen dat het niet de bedoeling kan zijn, subsidie te geven voor de productie van films die nie mand wil zien, daarna de verhuur van die films te subsidiëren omdat niemand ze wil verhuren, en nu subsidies te bedenken voor de bioscopen omdat de aldus gesubsidieerde films anders toch niet worden vertoond. Deze enigszins provocerende uitspraak paste goed bij het standpunt van de voorzitter van de Duitse bioscoop bond en president van de U.N.I.C, Herbert Strate, dat adequate maatregelen ten behoeve van de filmproductie alle andere maat regelen eigenlijk overbodig zouden moeten maken. Dit standpunt had al eerder ongerustheid veroorzaakt onder functionarissen van de C.I.C.A.E., die uiteraard en m.i. terecht voorstanders zijn van specifieke steunmaatregelen op het gebied van de verhuur en de vertoning van de wat moeilijker films. Juist is natuurlijk, dat de economische problematiek van de film in Europa alleen op te lossen is als er regelmatig films komen voor een breed publiek, zoals ook in de recente resolutie van de U.N.I.C. is verwoord (zie "Film", juni 1990). Het is dan ook terecht, dat er aan de voorwaar den daarvoor op het congres relatief veel aandacht is geschon ken. Een zeer belangrijk aspect hierbij blijkt toch wel het gemis van de voldoende goede scripts te zijn. Volgens de Italiaanse producent Leo Pescarolo is dit gemis zo nijpend, dat het Euro- pean Script Fund zelfs als het belangrijkste project van 'Media 92' te beschouwen is. Door regisseur Jean-Jaques Annaud ("De beer", "The Name of the Rosé") werd hierbij gewezen op het grote ver schil in honorering van scriptschrijvers in Europa en in de V.S. Deze boeiende, bijna als een conferencier optredende spreker waarschuwde ook voor de misvatting, dat men met succes iets anders zou kunnen maken dan films uit de eigen cultuur. Een dergelijk streven zou echter kunnen voortkomen uit het aanne men van de Amerikaanse uitdaging. De meest treffende gedachte over die uitdaging, die m.i. ook in principe de juiste richting voor de productie in Europa aangeeft, kwam van Bengt Forslund (ar tistiek directeur van het Zweedse filminstituut). Terwijl er steeds wordt gesproken van een Amerikaanse uitdaging, is er volgens hem ook sprake van een Europese uitdaging, waarop door de Amerikanen is gereageerd met het produceren van een genre van films die ook in Europa gemaakt zouden kunnen zijn. De Europe se filmproductie is niet in staat, films te maken met een budget als dat van een Spielberg-film, en zij zal daartoe ook in de afzienbare toekomst niet in staat zijn. De productie van een film als "Dead Poets Society" zou echter wel mogelijk geweest zijn, en die film had eigenlijk in Engeland gemaakt moeten zijn. Volgens Forslund is het die categorie van films voor een toch breed publiek, waarop de Europese producenten zich zouden moeten toeleggen. Een van de in mijn voordracht behandelde aspecten had betrek king op de impopulariteit van de Europese film als zelfstandige oorzaak van het ontbreken van commercieel succes bij films die beter verdienen. Door Wolfgang Langsfeld (docent Film- en Teli- visie-Academie München) is er op gewezen, dat er van de ca. 700 films die er per jaar in Europa worden gemaakt, toch wel ca. honderd aantrekkelijk zijn. Zelfs indien dat als een te optimisti sche schatting te beschouwen is, moet worden erkend dat er ook nu in Europa films worden gemaakt die eigenlijk aan alle te stellen eisen voldoen. Het beste wat men van direct op de producie ge richte maatregelen kan verwachten, is dat er goed gemaakte, goed gespeelde, niet trage en niet te moeilijke films worden geprodu ceerd over onderwerpen die brede lagen van het publiek kunnen boeien. Hoewel er natuurlijk veel te weinig van die films in Europa tot stand komen, is het toch zo, dat er thans al films zijn die eigen-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1990 | | pagina 5