Peter Lankhorst (Groen Links) aldus Van Nieuwenhoven. "In een aantal landen is het al zo en in het kader van de verdere integratie in EEG-verband zal dit onder werp ongetwijfeld weer ter sprake komen." Ook Lankhorst pleit voor een laag tarief voor alle cultuuruitingen en wijst er daarbij met nadruk op dat juist een verlaging van het tarief op filmgebied, in tegenstelling tot dans en muziek, veel grotere bevolkingsgroe pen ten goede zal komen. EUROPA EN DE BIOSCOPEN Europa komt ook aan de orde als we het hebben over de wense lijkheid van subsidiëring van de vertoning van (Europese) films, waarover in het laatste nummer van FILM uitgebreid verslag werd gedaan van een conferentie in München door drs. J.Ph.Wolff. Onder onze eigen parlementariërs valt voorshands weinig enthousiasme te vernemen over dergelijke plannen. Van der Heijden, bekend met het artikel van Wolff en met gemiddeld èèn bioscoopbezoek per week zichzelf een "regelmatig filmbe- zoeker" noemend, ziet hier geen taak voor de overheid wegge legd. Veel meer heil verwacht hij van de bouw van multiplexen, "goed geaccomodeerde theaters, waar je ook wat kunt eten en drinken en waar je ter plekke een film uitkiest. Ik ben zelf zeer geo riënteerd op de Amerikaanse film en ik ken eerlijk gezegd geen Europese topfilms. Je moet beginnen bij de films zelf en in dat licht komt subsidiëring van scriptontwikkeling eerder in aanmer king." Van Nieuwenhoven, al evenzeer op de hoogte van het artikel van Wolff, ziet in dit verband meer een taak weggelegd voor Economi sche Zaken, omdat het hier duidelijk ondersteuning van een be drijfstak betreft. Ook Dijkstal, die geen voorstander is van steun aan de bioscopen, gelooft niet erg in de Europese film. "Europa zou overigens wat meer van de cultuur af moeten blijven." Maar daar voegt hij aan toe dat stimulering van de eigen produktie te genover het "geweld" van de Verenigde Staten en Japan in EEG- verband wel op zijn plaats is. In eenzelfde richting laat Lankhorst zich uit. "Maar dan moeten we niet hetzelfde gaan maken als de Amerikanen. Ik vind bijvoor beeld de Engelse films aantrekkelijk, waarin zaken vaak van twee kanten bekeken worden. In Europees verband - en dan ieder va nuit zijn eigen cultuur - zouden we dergelijke films moeten onder steunen. En daar komt bij dat je met films een groot publiek be reikt." "Het is mooi dat ze het proberen," zegt Nuis. "Maar je moet wel op passen. Je mag toch hopen dat als je de produktie en distributie al steunt, de mensen komen kijken. Doe je dat niet, dan dreigt een zelfde situatie te ontstaan als bij het toneel." Verder heeft hij nog een aardige definitie op zak van wat nu een Europse film is. "Daar van is het kenmerk dat je kunt zien uit welk land hij komt." Met gepaste trots laat hij weten dat de Vlaamse Minister van Cultuur deze uitspraak inmiddels heeft overgenomen. FILMBELEID Het feit dat het filmbeleid in ons land voornamelijk op het Ministe rie van WVC - al dan niet na adviezen van de Raad voor de Kunst - wordt ontwikkeld, deert de meeste parlementariërs niet. "De Mi nister bedenkt het, en waar nodig treden wij sturend op, zoals ik Aad Nuis (D'66) laatst met een motie voor een Delta-plan voor de kunsten heb geprobeerd," aldus Dijkstal. Lankhorst is het daarmee eens, maar voegt er relativerend aan toe dat dat ook voor een belangrijk deei het gevolg is van de houding van politici - inclusief hijzelf - tege nover film. Ook Nuis volgt primair de parlementair democratische spelre gels. "De Minister bereidt het beleid voor en doet een voorstel, de Kamer controleert. We zitten nu met het Kunstenplan, waarbij iedere vier jaar de kunsten in hun onderlinge samenhang worden beoordeeld." Toch is het volgens hem niet zo dat een gering be drag op de begroting automatisch tot geringe parlementaire aan dacht leidt. "In vergelijking met de grote terreinen, bemoeit de Kamer zich intensief met kleine dingen. Daar kun je ook nog eens met amendementen van 50.000 gulden proberen zaken bij te stu ren. De laatste jaren hebben we ons meer beziggehouden met orkesten en beeldende kunst. Maar dat kan elk jaar anders zijn." Volgens Van Nieuwenhoven wordt het filmbeleid niet zozeer door politici en ambtenaren gemaakt, maar door de stichtingen en ad viesgroepen in het veld. "Dat vind ik een verdienste. Hoe zij zich manifesteren ten opzichte van het departement speelt een be langrijke rol. Voor ons is film een klein onderdeel op de begroting, maar ik heb niet het idee dat alles op dit terrein een hamerstuk is.' Haar ingrijpen begin dit jaar, wat overigens door de hele Kamer op F.J. van der Heijden (CDA) klein-rechts na gesteund werd, bewijst dat. "Wij moeten vaststellen hoeveel geld er beschikbaar is en alge mene voorwaarden stellen en verder moeten politici zich er bui ten houden," is de stellige mening van Van der Heijden. "Dat er- ogenschijnlijk - niet zoveel belangstelling is, vind ik niet zo erg." CONTACTEN Maar hier blijkt het mes ook aan twee kanten te snijden. Welis waar kunnen de ondervraagde politici vlot een rijtje Nederlandse regisseurs uit de mouw schudden, gaan ze "regelmatig" (Van der Heijden), "een keer per twee maanden" (Van Nieuwenhoven), "een paar keer per jaar" (Lankhorst) of "niet zoveel" (Nuis) naar de film en hebben enkelen een paar dagen voor dit gesprek - met een schuin oog - naar èèn of zelfs beide Pim de la Parra-films op de televisie gekeken (zaterdag 18 augustus), contacten met de film- 10

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1990 | | pagina 10