Filmmakers klagen de laatste tijd over de geringe soepelheid van
het Fonds voor de Nederlandse Film. Na vijf jaar lang welwillend
het beleid van het Fonds voor de Nederlandse Film gevolgd te
hebben, menen producenten van kunstzinnige films dat men te
weinig houvast heeft wat betreft concrete beleidslijnen en crite
ria. Er is het verwijt dat het Fonds voor de Nederlandse Film meer
geneigd is om "gewone" films te laten realiseren en experimentele
en kunstzinnige films schuwt.
Het Stimuleringsfonds heeft van meet af aan kritiek vanuit de
filmwereld te verduren gekregen. Hier wordt vooral het verwijt
geuit dat het Stimuleringsfonds geen of te weinig filmprojecten
ondersteunt.
Kort voor de zomer hebben het Fonds voor de Nederlandse Film
en het Stimuleringsfonds hun jaarverslag over 1989 uitgebracht.
Dit biedt de mogelijkheid om aan de hand van het gevoerde beleid
de bezwaren te onderzoeken. Voorts is het interessant om te be
zien of de fondsen, zoals door de minister van WVC is bedoeld, in
de praktijk complementair werken. Hun uitgangspunt: het stimu
leren van kwalitatief hoogstaande projecten op audio-visueel
gebied is overigens gelijk.
HET STIMULERINGSFONDS
De taak van het Stimuleringsfonds is bijzondere culturele pro
gramma-onderdelen te financieren die van hoog artistiek gehalte
en in overwegende mate van Nederlandse origine zijn. Het Stimu
leringsfonds is gericht op het realiseren van produkties die in eer
ste instantie via de televisie worden gedistribueerd. Televisie is
een massamedium en maakt programma's voor een algemeen
publiek. Een aanvraag, gedaan door een omroeporganisatie,
wordt dan ook getoetst op deze criteria. Hoewel het Stimule
ringsfonds avantgardistische en experimentele kunstuitingen
bestemd voor een klein publiek niet uitsluit, hebben deze een lage
prioriteit.
Naast deze expliciete criteria die voor ieder afzonderlijk project
gelden, heeft de toenmalige minister van WVC, Brinkman, in de
Medianota expliciet gesteld dat van het Stimuleringsfonds een
"belangrijke extra stimulans dient uit te gaan op de produktie van
Nederlandse films."
Derhalve is het legitiem om het jaarverslag te toetsen aan de
vraag: welke bijdrage het Stimuleringsfonds in 1989 heeft gele
verd aan de ontwikkeling en de continuïteit van de audiovisuele
industrie. Het gaat er dan om te bekijken in hoeverre het produk-
tievolume van het Stimuleringsfonds daadwerkelijk een uitbrei
ding vormt van het werkterrein van Nederlandse filmregisseurs
en filmproducenten.
Van de 94 produkties die zijn aangevraagd zijn 66 aanvragen ge
honoreerd. Dit is een percentage van 70%. In de onderstaande
tabel wordt een overzicht gegeven van de bedragen die met de
positief beoordeelde projecten zijn gemoeid.
Tabel 1:
Financiële gegevens van gesubsidieerde televisieprodukties
Totale
Begroting
Subsidie Investeringen
Stimuleringsfonds Derden
Investeringen
Omroepen
46.620.056,66 14.639.500,--
14.037.648,55 17.942.908,38
na correctie Stimuleringsfonds
De cijfers in tabel 1 laten zien dat de subsidie van het Stimule
ringsfonds gemiddeld 31,4% van de begrotingen beloopt, terwijl
de investeringen van derden (Cobo-fonds, Fonds voor de Neder
landse Film, Productiefonds, filmdistributeurs, gezelschappen
voor de podiumkunsten, schouwburgen, producenten etc.) een
bijna even hoog percentage voor hun rekening nemen. De kosten
voor de produkties gerelateerd aan het aantal zenduren dat wordt
gevuld, belopen per uur gemiddeld 418.533,--. Gezien het feit
dat hier documentaires, registraties van voorstellingen en dra-
maprodukties zijn samen genomen, is dit uurbedrag nog relatief
laag te noemen. Dit is echter veel meer dan het uurbedrag dat
door de minister van WVC is vastgesteld op 88.076,-- voor de
NOS en op 74.553,-- voor de omroepverenigingen. De produk-
tiekosten van de meeste projecten, 41, schommelen tussen 200
en 600 duizend gulden. Slechts 6 projecten hebben een budget
tussen 600 duizend en 1,5 miljoen gulden. De subsidiebedragen
tonen een vergelijkbaar beeld: 46 projecten ontvingen tussen 100
en 300 duizend gulden subsidie terwijl slechts 6 projecten een
subsidie boven 500 duizend gulden kregen.
Het Stimuleringsfonds voorziet voor wat betreft de realisering
van culturele omroepprodukties in een behoefte. Het is aan te
nemen dat een aantal produkties die via het Stimuleringsfonds
een financiering hebben gekregen anders niet zouden zijn door
gegaan. Omroeporganisaties zijn vaak niet in staat en bereid om
extreem hoge bedragen beschikbaar te stellen voor veel produk
ties terwijl andere fondsen met maximale subsidie werken en de
produkties vaak met dit maximum al hebben gesteund.
Opmerkelijk is dat bijna de helft van de produkties, 31, door pro
ducenten buiten de omroep worden geproduceerd. De mogelijk
heden van de Nieuwe Mediawet om programma's buiten de om
roepen en de NOB te produceren, worden hiermee ruimschoots
benut. De vraag is, waarom omroepverenigingen een produktie
buitenshuis laten vervaardigen: Het is best mogelijk dat de be
grotingen van producenten zonder de NOB aantrekkelijker zijn.
De verantwoordelijkheid voor het binnen een begroting blijven,
wordt bovendien hiermee aan derden overgelaten. Voor produ
centen betekent het realiseren van televisieprogramma's werk
gelegenheid en continuïteit in hun bedrijfsvoering die zij mogelijk
in de filmindustrie alleen niet kunnen realiseren.
Een uitsplitsing in de soorten programma's die positief werden
beoordeeld, geeft het volgende beeld.
Tabel 2:
Soorten Televisieprodukties die zijn gesubsidieerd
Aantal programma's
televisiedrama
podiumkunsten
documentaires
speelfilms
gedramatiseerde documentaires
kinderprogramma's
varia*
resterende programma's
19
22
7
1
6
Aantal uren
14 uur 25 min.
43 uur 35 min.
20 uur 30 min.
8 uur 31 min.
1 uur 5 min.
11 uur 54 min.
5 uur 30 min.
moeilijk onder te brengen
13
(waaronder 4 series)