PIJNLIJKE KEUZE In juli 1982 vertrok ik uit Nederland en ben misschien daardoor iets minder op de hoogte, toch wil ik een algemene schets geven voor de internationale verkoop en promotie van een 'nationale filmproduktie'. Drie elementen zijn van groot belang: Op de eerste plaats is het van belang te erkennen dat van een jaar lijkse nationale filmproduktie van een land als Nederland vermoe delijk maar 20% van de films enige exportkans heeft. Het is abso luut weggegooid geld en energie toch met alle geweld al die ande re films te willen exporteren. Natuurlijk is het moeilijk te moeten kiezen welke films wel en wel ke niet voor export in aanmerking komen. Hoe pijnlijk dit soms ook is, het is noodzaak zich uitsluitend te concentreren op films die enige kans op verkoop hebben. In deze tijd waar het vinden van financiering bijzonder lastig is, zijn bui tenlandse inkomsten van eminent belang. Buitenlandse opbrengsten kunnen uiteindelijk leiden tot pre-sa- les en co-produkties. Wat Nederland betreft, de keuze van exportabele films zou kun nen worden gemaakt voor en tijdens de Nederlandse Filmdagen. Dan immers worden toch alle films op een rij gezet. Overheid, producenten en export-agenten kunnen dan de basis van de kata- logus bepalen voor het jaar welke op dat moment begint en welke eindigt met de markt in Cannes van het jaar daarop. In dat jaar krijgen de geselekteerde films maximale aandacht: in zending naar festivals, participatie tijdens verkoopmarkten, ad vertentiecampagnes, enz.. In Canada krijgen verkoopagenten van Canadese films de volgen de steun: de overheid subsidieert 50% van alle vormen van publi citeitsmateriaal, advertenties, trailers, posters enz. Verder wor den automatisch alle speelfilms die in het Frans worden gemaakt, ondertiteld in het Engels. Op de tweede plaats is het van cruciaal belang dat exportkennis wordt ontwikkeld binnen de Nederlandse grenzen en dat films, geproduceerd met geld van de Nederlandse overheid en belas tingbetaler, verkocht worden door Nederlandse verkoopagenten. De Nederlandse filmindustrie produceert genoeg voor de katalo- gi van twee of drie verkoopagenten. Zij moeten maximale steun krijgen van de overheid. In Canada bestond filmexport niet of nauwelijks aan het einde van de jaren zeventig. Nu zijn er zo'n 6 of 7 full-time exporteurs voor films en televisie programma's, die allen een eigen identiteit heb ben. Gezamelijk zorgen zij voor een opbrengst van ongeveer 150 miljoen dollar per jaar, welke terugvloeit naar de overheid (de in vesteerders) en de producenten. Niet onvermeld moge blijven, dat gedurende de jaren '80 de Canadese overheid de export van films en televisieprogramma's financieel en logistiek zeer zwaar heeft ondersteund. Tenslotte is een nationaal filmpromotie-bureau een absolute ver eiste. Het moet, gesteund door voldoende fondsen, acte de pré- sence kunnen geven op de film- en televisiemarkten. Deze laatste markten zijn belangrijke verkooppunten van speel films. Mijn eigen firma, Films Transit, genereert ongeveer 75% van de omzet uit verkoop van speelfilms aan televisiestations over de gehele wereld. Afgezien van algemene promotie voor de Nederlandse film (via periodieke publikaties, filmweken etc.) moet het nationale pro motie-bureau, om efficiënt te kunnen opereren, kiezen: Welke films worden publicitair begeleid, naar welke festivals ge stuurd en op welke markten worden de verkoopagenten onder steund door de promotie van films? De honderden festivals zijn onder te verdelen in vier categorieën: a. Cannes, Berlijn en Venetië Het is van cruciaal belang, dat elk van deze drie festivals altijd een Nederlandse film in zijn programma heeft. Om dit te ver wezenlijken moeten alle middelen worden aangewend. De we reld kijkt naar deze festivals, waar de reputatie en de commer ciële waarde van een film wordt opgebouwd. b. Een vijftiental festivals van het caliber: Rotterdam, Londen, Sidney, New York, Chicago, Rio, Locarno, Mannheim Göte- borg, Moskou, enz. Deze festivals hebben geen invloed op de wereldmarkt, maar zijn van betekenis om lokale kopers te vinden c.q. films te lan ceren die al gekocht zijn voor dat bepaalde territorium. Ook zijn deze festivals belangrijk om 'reviews' te verzamelen voor het samenstellen van een internationale press-kit. c. Gespecialiseerde festivals en markten: Beurzen als Cannes, MIFED, MIPTV, AFM hebben de laatste jaren zo'n gigantische afmeting aangemomen, dat het voor de kleine producent moeilijk is zich te presenteren. Derhalve worden gespecialiseerde festivals en markten steeds belan grijker, omdat ze gespecialiseerde kopers aantrekken. Festivals voor documentaire films, kinderfilms, sport, science fiction en horror films. Festivals als Sitges (SF), Gijon en Laon voor kinderfilms, Amsterdam en misschien Leipzig wel weer voor sociale en politieke documentaires, Margaret Mead in de U.S. voor de etnografische film, de documentaire markt in Marseille, Cinema de Reel, Annecy voor animatie. Door de aanwezigheid van gespecialiseerde kopers zijn deze festivals eigenlijk verkapte 'kleine' markten. d. Alle andere festivals (er zijn er ongeveer 2000) moeten een ca tegorie 'nee' krijgen op hun aanvragen. Participatie is wegge gooid geld en vreet alleen maar kostbare tijd en energie. Als producenten dan toch naar dit soort festivals willen, laat ze dat doen voor eigen rekening. Als laatste een opmerking over de filmkritiek. Ik heb zelden een land gezien waar de filmsituatie dusdanig kapot gemaakt en ver ziekt is door de nationale filmpers als Nederland. Alles wordt dus danig konsekwent de goot in geschreven dat hierdoor een soort paranoia is ontstaan, waarin niemand meer iets durft, er eigenlijk geen interessante en commerciële filmsituatie meer bestaat en waarin vrijwel iedereen teneergeslagen en slecht gehumeurd rondloopt. Uiteraard mag men niet verwachten dat de critici alle films auto matisch de hemel inprijzen, maar ik ben wel van mening, dat zij een konstruktieve bijdrage moeten leveren aan de filmsituatie. Cinema is niet alleen kuituur, het is ook een industrie waarin dui zenden mensen hun brood verdienen. Een nationale filmindustrie heeft alleen een kans op export als de situatie 'thuis' gezond is. Dat betekent dat er vertrouwen moet zijn van het Nederlandse publiek in de Nederlandse film. In Cana da bijvoorbeeld begint de aandacht van de pers voor een film al tijdens de opname-periode en het publiek wordt regelmatig geïn formeerd (van roddelniveau tot serieuze reportages) over de (Vervolg op pag. 31) 29

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1990 | | pagina 29