"Licht, camera, actie...
ii
Met deze woorden opende de minister van W.V.C.mevrouw H.
d'Ancona, onder grote belangstelling op zaterdag 16 maart jl. de FIRST
FLOOR FILM FACTORY te Almere.
Hieronder is de toespraak van de minister integraal weergegeven.
Geachte aanwezigen,
Voordat ik overga tot de officiële opening van dit imponerende gebouw,
wil ik graag enkele woorden wijden aan de successen van First Floor
Features. Daarna zal ik kort ingaan op een onderwerp dat mij zeer na aan
het hart ligt: de relatie tussen de Nederlandse film- en televisie-industrie.
De wapenfeiten van First Floor Features zijn u allen bekend. Bij deze fees
telijke gelegenheid wil ik ze echter nog eens noemen. "Flodder" was de
best bezochte bioscoopfilm van de jaren '80, en ook de volgende film van
Dick Maas, "Amsterdamned", was een kassucces.
De mooiste film, zo bleek onlangs tijdens de Nederlandse Filmdagen, was
"Abel" van Alex van Warmerdam. Deze films zijn bekroond en internatio
naal uitgebracht.
Met deze successen is First Floor Features uitgegroeid tot één van onze
belangrijkste produktiehuizen. Het bedrijf heeft een uitstraling naar de
overige Nederlandse filmindustrie, want er wordt jong talent aangetrok
ken en First Floor Features participeert bovendien in projecten van colle
ga-producenten.
Met de Engelstalige filmproducties van het afgelopen jaar zijn stappen ge
zet om het bedrijf verder te internationaliseren.
De ontwikkelingen gaan snel: met de bouw van de Film Factory lijkt al
weer een nieuwe mijlpaal bereikt. Hier doemt het beeld op van Laurens
Geels als een klassieke filmtycoon. Als hij binnenkort aan het bedrijf een
distributietak koppelt, dan zou Almere wel eens het Hollywood van de
Lage Landen kunnen worden.
Zover is het echter nog niet. Wel kan nu al met enige trots worden vast
gesteld dat de studio behoort tot de grootste en modernste filmcom
plexen van Europa. Hij biedt een welkome aanvulling op de bestaande fa
cilitaire mogelijkheden in ons land, en alles wijst erop dat deze mogelijk
heden ook zullen worden benut. Niet alleen door het NOB, dat zelf aan
deelhouder is, maar ook door de omroepen. Wellicht zullen ook buiten
landse bedrijven worden aangetrokken door de vele faciliteiten die dit
prachtige filmcomplex biedt.
First Floor Features zal in deze studio zijn toekomstige filmprojecten reali
seren. Opmerkelijk is echter vooral, dat dit filmbedrijf nu ook zelf
Nederlands televisie-drama wil gaan maken.
In dit illustere gezelschap van omroepdirecties en vertegenwoordigers
van de Nederlandse filmwereld wil ik kort ingaan op deze koppeling, zo
men wil samenwerking, tussen film en televisie.
Dit onderwerp komt ook aan de orde - zoals velen van u zullen weten - in
mijn recente adviesaanvraag aan de Raad voor de Kunst inzake het film-
beleid. Daarin suggereerde ik dat de omroepen zich in de toekomst wel
licht meer op het programmeren, en minder op het produceren toe zou
den moeten leggen.
In Nederland zijn de betrekkingen tussen film en televisie moeizamer dan
in de ons omringende landen. Daarvoor worden verschillende redenen
genoemd. Zo zou de Nederlandse televisie van oudsher eerder worden
gezien als een verlengstuk van de kansel dan van de bioscoop. En dat zou
dan weer te maken hebben met het zogenaamde 'stromingen-artikel' dat
de basis vormt voor ons omroepbestel.
Maar zoals u weet, zijn wij ons nu - mede door het succes van de com
merciële televisie - aan het bezinnen op de toekomst van het publieke
omroepbestel.
Het spraakmakende McKinsey rapport beperkt zich niet uitsluitend tot
aanbevelingen voor de reorganisatie van de publieke omroep. Ook inhou
delijke aspecten van het programma-aanbod komen aan de orde. Om zich
te kunnen onderscheiden van de commerciële televisie hebben de zend
gemachtigden nu meer behoefte aan hoogwaardig Nederlands drama: se
ries en films. Deze programma-categorieën kunnen bijdragen tot een
sterker concurrerend en beter gevarieerd programmapakket. McKinsey
stelt voor om de uitvoerende produktie-afdelingen van de omroepen sa
men te voegen, wat eveneens zal kunnen leiden tot kwaliteitsverbetering
van het programma-aanbod. Het voorstel impliceert echter wel dat de
omroepen in de toekomst meer dan nu het geval is, te maken krijgen met
free-lancers en vrije producenten.
Dit, dames en heren, sluit aan op Europese ontwikkelingen.
Zoals u weet, is in 1989 een EG-richtlijn voor 'grensoverschrijdende tele
visie' vastgesteld. Deze richtlijn zal in oktober van dit jaar in werking tre
den en bepaalt dat de lidstaten tenminste de helft van de zendtijd die niet
wordt gewijd aan informatie, sport, spel, reclame of teletekst, dienen te
vullen met Europese producties. Daarop aansluitend bepaalt de richtlijn
dat de omroepen tenminste 10% van de zendtijd, dan wel 10% van het
programmabudget, reserveren voor Europese producties welke zijn ver
vaardigd door producenten die onafhankelijk van de omroepen werken. In
Engeland bijvoorbeeld is recent aan die richtlijn inhoud gegeven door
middel van nieuwe wetgeving. Met ingang van 1993 zal een kwart van de
Engelse televisieprogramma's door vrije producenten moeten worden ge
maakt. Zover zijn we in Nederland waarschijnlijk nog niet, maar bij mij
weten wordt de zoeven genoemde 10% door de Nederlandse omroepen
over het algemeen genomen gerealiseerd. Hierin spelen vooral onafhan
kelijke televisie-producenten een belangrijke rol. Ik vraag mij echter af of
de bijdrage die filmproducenten daaraan leveren niet nog aanzienlijk zou
kunnen worden vergroot.
Het lijkt mij dat zowel de film als de televisie hier baat bij hebben, want
het mes snijdt immers aan twee kanten. Zonder de inbreng van de film
productie missen omroepen een belangrijke bron van hoogwaardig, op
eigen cultuur afgestemd,
programma-materiaal. Films als cultureel goed en de expertise van de
filmmakers kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan de kwaliteitsver
betering van de televisie.
Hier staat tegenover dat een groeiende vraag naar kwalitatief hoogwaardi
ge televisieproducties een gunstig effect kan hebben op de Nederlandse
filmindustrie, doordat hieraan een breder economisch draagvlak wordt
gegeven. Bovendien zal een filmsector, die goed is ingespeeld op de tele
visie, ook beter zijn opgewassen tegen buitenlandse aanbieders van pro
gramma-materiaal en makkelijker aansluiting vinden bij buitenlandse ont
wikkelingen opfilmgebied.
Je hoort of leest wel eens dat de Nederlandse filmmakers neerkijken op
de televisie, omdat het een soort koekjesfabriek zou zijn waar je niet be
hoorlijk wordt behandeld. Regelmatig krijgen we toch voorbeelden uit het
buitenland te zien die aantonen dat dit verwijt onterecht is. Ik denk hier
bijvoorbeeld aan recente voorbeelden als de Dekalog-serie van
Kieslowski, "An Angel at My Table" van Jane Campion, maar ook "Twin
Peaks" van David Lynch. Van eigen bodem hebben we nu "Bij nader in
zien" van Frans Weisz, en ik geloof dat je hieruit mag afleiden dat je voor
de televisie hetzelfde mooie, kwalitatief hoogwaardige drama kunt maken
als voorde bioscoop.
Het filmbedrijf First Floor Features gaat zich op de televisie richten omdat
dit zich snel ontwikkelende medium groeikansen biedt. Het is een ieder
bekend dat de bezoekcijfers in de bioscopen - ook voor Nederlandse pro
ducties - de afgelopen jaren drastisch zijn gedaald. Meer nog dan vroeger
bestaat het bioscooppubliek vooral uit jongeren, mensen met relatief veel
vrije tijd, hogeropgeleiden en studenten. Voor de buis treft men een veel
gevarieerder publiek aan. Televisie en video zijn, in ieder geval wat aantal
len kijkers betreft, de belangrijkste kanalen voor de verspreiding van film
geworden. Een overheid die streeft naar een zo breed mogelijke versprei
ding van Nederlandse speelfilm en kunstzinnige film, doet er dus goed
aan de vertoning van deze films op de televisie te stimuleren. Waarbij het
mij overigens wel gerechtvaardigd lijkt, om te stellen dat de financiële
participatie van televisie en video in de filmproducties nog wel wat zou
kunnen worden vergroot.
14