HET MOMENT IN HET HOL VAN DE LEEUW door Hans Beerekamp Nu de reacties op de filmbrief van minister d'Ancona binnendrup pelen, is het wel duidelijk wie door de filmwereld als hoofdschul dige van de huidige problemen aangewezen wordt. De Raad voor de Kunst, de Fondsraad van het Filmfonds, Rob Houwer op persoonlijke titel, allen zijn het roerend eens dat Nederland barst van het talent en de goede ideeën, dat de scena rio's van hoge kwaliteit voor het oprapen liggen, dat er wel ruimte is voor drie keer zo veel films, filmers en producenten en dat het publiek niets liever ziet dan films van eigen bodem. Maar dat er dan toch geen hond voor naar de bioscoop komt en dat de grote internationale festivals zelden of nooit een Nederlandse speelfilm vertonen, dat heeft een heel andere achtergrond. In de eerste plaats zijn er niet genoeg filmfondsen in Nederland: Houwer stelt voor er naast de huidige twee nog twee bij te creë ren, zodat producenten minder snel afgewezen kunnen worden. Eigenlijk zijn het er dan zes, want ook Stimuleringsfonds en CoBO-fonds willen nog wel eens een ton hier en daar ter beschik king stellen. Maar die moeten, zo meent de Raad voor de Kunst, nog veel harder in de bus gaan blazen. Want de allerzwaarste ver antwoordelijkheid voor de slechte resultaten van de Nederlandse speelfilm draagt natuurlijk de erfvijand: de televisie. In de jaren zestig werd de toen dramatisch geachte terugloop van het bioscoopbezoek al aan de macht van de treurbuis geweten. Nu zou de schraperigheid van de zendgemachtigden, die de meeste kijkers voor Nederlandse films trekken en toch maar hooguit de helft van de kosten willen dragen, (en dan ook nog eens door cri minele wurgcontracten de laatste druppel levensbloed uit de arme producenten trachten te persen), aan het graf staan van de natio nale filmcultuur. Al dit onrecht bestaat werkelijk en mag niet lichtvaardig bespot worden. Maar is het niet wat ai te simpel om de pijnlijke constate ringen uit de filmbrief af te doen met de traditionele riedel dat er meer poen op tafel moet komen? Zouden een verhoging van de kijkgelden, het terugsluizen van de BTW-inkomsten uit de bios coop naar de produktie en een nog hogere bijdrage van de televi sie (met - onvermijdelijk - een navenante toename van de invloed op de aard van de produktie) nu werkelijk de kwaliteit van de pro duktie verbeteren? Omdat er door Filmfonds en Productiefonds, door de leden van de afdeling Film van de Raad voor de Kunst en door elk gezelschap van betrokkenen uit de Nederlandse filmwereld nu eenmaal zeer verschillend gedacht wordt over de wenselijkheid van een studio voor jong talent, over de merites van het beleid van de huidige fondsen of over de kwaliteitsverschillen tussen projecten, ligt het voor de hand dan maar een reactie te schrijven in termen waar men het altijd over eens is: meer geld, meer aandacht, meer films, meer loketten, altijd maar meer. Het viel niet te verwachten dat de moed van de minister en haar ambtenaren om nu eens te streven naar minder en beter, door de direct betrokkenen enthousiast onderschreven zou worden. Ook de fusering van Productiefonds en Filmfonds valt bijna per defini tie in slechte aarde, omdat iedere notaschrijver of adviseur vroe ger of later een van beiden weer nodig heeft. Toch zal er iets moe ten gebeuren, want wie zo'n recente lijst van realiserings- en uit- werkingsbijdragen van het Filmfonds of de bezoekcijfers van door het Productiefonds ondersteunde films bekijkt, die beseft dat het zo niet verder kan. Meer van hetzelfde is suicidaal, er zal gehakt en uitgebeend moeten gaan worden, maar omdat niemand die verantwoordelijkheid durft te dragen, zal er wel weer een typisch Nederlands compromis uitrollen, dat alles in stand houdt voor de helft van de prijs. Artis moet blijven, maar dat is dan ook het enige waar ik mijn hand voor in het vuur zou willen steken. Een geregeld bezoekster van persvoorstellingen en festivals ver telde me eens, dat zij haar jaarlijkse filmconsumptie op 200 stuks schatte. Dat was voor mij aanleiding mijn eigen oogst van het voorafgegane jaar eens te tellen in het schrift (de schriften), waar in ik sinds mijn 16e alle bekeken rolprenten heb genoteerd. Ik kwam toen op 183 titels en het leek mij niet mijn drukstbezette jaar. Hoeveel duizenden films heb ik dan in mijn leven al over het doek zien gaan? En er zijn collega's die mij met gemak kunnen slaan! Wat weten we nog van al die produkties? Van vele totaal niets. Van andere een detail, bij toeval. Maar er zijn ook van die memo rabele momenten, die ons bijblijven, daar ze opeens een middel matige film op hoger niveau tillen of een goede nog beter maken. Als we daar eens over nadenken, komen er zoveel goede herinne ringen boven, dat er enige pagina's mee te vullen zouden zijn. Daarom hier alleen maar een paar invallen. "Le Corbeau" van H-G. Clouzot. Een lege straat die, als ware ze een personage, de adem inhoudt in beklemming totdat de koppluimen van de paarden voor een lijkwagen links om de hoek verschijnen. In "Léon Morin, prêtre" van J.P. Melville was er ook zo'n straat in angstige afwachting van het binnentrekken der Duitse troepen. "Un homme qui me plaït" van Cl. Lelouch. Annie Girardot wendt zich op een personen-transportband opgetogen en met elegante lenigheid om naar Belmondo (die toen nog heus acteerde). "Hiroshima, mon amour" van Alain Resnais. De liefde op het eer ste gezicht van een Duitse soldaat en een Frans meisje. De secon den die voorbijgaan totdat de jongen de heuvel is afgelopen. "A nous deux" van Cl. Lelouch. Cathérine Deneuve vlucht achter op een motor en grijpt zich angstig vast aan Jacques Dutronc, zonder glamour of film-heldhaftigheid. Gewoon een bang meisje. "Der Mann der seinen Mörder sucht" van R. Siodmak. Het zenuw achtige gegrinnik van Heinz Rühmann, als hij Jim, 'der Mann mit der Narbe1, als celgenoot krijgt. 'Da haben Sie wohl Ihre Narbe nicht mit?' "Het veld van eer" van Bob Visser. Een man en een vrouw zijn zo juist getrouwd zonder eigenlijk van elkaar te houden. Wegens hun leeftijd willen ze niet langer op de Grote Liefde wachten. Nadat de auto is gestart voor de huwelijksreis, kijkt de bruid haar man har telijk en opgewekt van terzijde aan. Zij is kennelijk van plan er het beste van te maken. Een natuurlijke geste en perfekte mimiek van Loes Luca. Ik zou nog een paar recente films kunnen aanhalen, maar voor deze keer is het genoeg. Jacqueline Wijchers 12

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1991 | | pagina 12