Zoals eerder in dit blad is opgemerkt, is er van de kant van enkele grote ondernemingen aanvankelijk de indruk gevestigd dat er van de nieuwe multiplexen slechts additioneel bezoek te verwachten is, d.w.z. dat de bestaande bioscopen daarvan niet te lijden zullen hebben.)4 Uiteraard zijn dergelijke ongefundeerde suggesties vol strekt overbodig geweest. Redelijkerwijs kan immers niet de eis worden gesteld dat nieuwe vestigingen geen negatief effect op be staande zullen hebben. Redelijk is echter wèl, dat men er een sub stantiële toeneming van het totale bezoek van verwacht, en dat standpunt is ook te vinden in het in dit nummer besproken rap port van de economische faculteit der Erasmus Universiteit)5. Nu is er natuurlijk discussie mogelijk over de vraag wat dan wel als een substantiële bezoekstoename te beschouwen is. Helaas zijn er, zoals gezegd, nog weinig betrouwbare gegevens over de netto effecten van nieuwe multiplexen in met Nederland vergelijkbare landen. Zoals door het genoemde structuuronderzoek thans aan het licht is gekomen, blijkt uit een econometrisch onderzoek van de situatie in Brussel dat de netto-toename daar twaalf procent is.)6 Vast lijkt wel te staan, dat een dergelijke groei van het totale bezoek, indien het daarbij zou blijven, als relatief gering te be schouwen is, en dat het zeker minder is dan door velen is veron dersteld, resp. beweerd. Alle negatieve effecten op de reeds aanwezige bioscopen ten spijt, staat het toch wel vast dat de nieuwe multiplexen nieuw bezoek genereren. Door Berghoff werd dit met het volgende voorbeeld geïllustreerd: In een bepaalde stad werd een in commercieel op zicht minder belangrijke film vertoond, die in de eerste week ca. 800 bezoekers trok, in de tweede ca. 600, en in de derde week ca. 580. In die derde week kwam de film ook in een in de nabijheid gevestigd multiplex waar hij ca. 2000 bezoekers had. Men moet zich dus afvragen, waarom die tweeduizend mensen in de eerste twee weken zijn weggebleven: kennelijk trekken de multiplexen potentiële bioscoopbezoekers die niet meer naar de bioscoop gin gen. Een algemene afwijzing van de nieuwe multiplexen, voorzo ver die al relevant zou zijn, is dus niet op zijn plaats. Aangezien het echter om het uiteindelijke netto-effect zou moeten gaan, is een ongenuanceerde aanvaarding van het verschijnsel evenmin te recht. VERHITTE DISCUSSIES TUSSEN EXPLOITANTEN EN VERHUUR DERS Succesvolle films worden in Duitsland in de zelfde stad meestal in meerdere bioscopen tegelijk vertoond. Dat het hier om een wijze van programmeren gaat die kenmerkend is voor de verhoudingen in het Duitse bioscoopbedrijf, blijkt uit het feit dat het aantal bios copen waarin een belangrijke film in steden als Hamburg en Vice-voorzitter van de Duitse Bioscoopbond A. Mest met dr. A.D. Wolff- Albers en drs. J.Ph. Wolff München tegelijk loopt, wel tot tien kan oplopen, en dat parallelle vertoningen zelfs in kleine plaatsen voorkomen. Opmerkelijk is daarbij dat dit verschijnsel zich ook in monopolieplaatsen voor doet. Het gaat hier om een wijze van verhuur en huur van films, die in Nederland wordt beperkt door het bepaalde in art. 5 van de 'Algemene voorwaarden van verhuur en huur van films (Bondsvoorwaarden)1. Het ontbreken van een bepaling met een soortgelijke strekking is typisch voor het Duitse filmbedrijf, waar kartelbepalingen en opvattingen zich tegen een dergelijke regeling verzetten. Terecht werd door een van de sprekers op het congres betoogd dat met de vele parallelle vertoningen niet tegemoet wordt gekomen aan de bij de consumenten bestaande behoefte aan een gedifferentieerd aanbod. Afgezien van dat nadeel, brengt deze al sinds lang gebruikelijke wijze van programmeren thans met zich, dat de Duitse bioscoopexploitanten zich ten opzichte van de nieuwe multiplexen bij de filmvoorziening in een extra nadelige situatie bevinden. Indien namelijk door de directies van de nieuwe multiplexen een programmeringsbeleid zal worden gekozen waar bij succesvolle films in meerdere zalen van een complex worden vertoond, zullen de overige exploitanten daartegen geen argumen ten kunnen aanvoeren. Dat het hier om een zeer belangrijke kwes tie gaat, werd betoogd door Berghoff, die van mening is dat het aantal sluitingen ten gevolge van de nieuwe multiplexen in dat ge val twee maal zo groot zal zijn dan wanneer de multiplexen zich in het algemeen van parallelle vertoningen onthouden. Uit de felle, soms zelfs verbitterde discussies die op het congres tussen verhuurders en exploitanten werden gevoerd, werd duide lijk dat onder meer de vele parallel-vertoningen geenszins over eenkomen met hetgeen de exploitanten willen. Deze situatie, die al geruime tijd bestaat en die dus niets te maken heeft met de komst van nieuwe multiplexen, kan mede zijn ontstaan door ongelijke krachtsverhoudingen tussen verhuurders en exploitanten, maar het lijkt mij dat kortzichtigheid bij de concurrentie tussen bios coopondernemingen daartoe minstens even veel heeft bijgedra gen. Het is begrijpelijk dat in een dergelijke uitgangspositie door de exploitanten met argusogen wordt gekeken naar het met name door de Amerikaanse verhuurders ten opzichte van de nieuwe multiplexen te voeren beleid. De uitspraken daarover van de verte genwoordigers daarvan hebben op het congres zeker niet gerust stellend gewerkt. Zo is door de general manager van U.l.P. Duitsland weliswaar aangekondigd dat de belangrijke films ook aan de conventionele bioscopen zullen worden geleverd - zij het alleen voorzover zij goed geëquipeerd zijn - maar op de vraag of er dan ook steeds voldoende kopieën beschikbaar zullen zijn, kon hij geen bevestigend antwoord geven. Voor grotere opschudding zorgde de general manager van Warner-Duitsland. Wel bevestigde deze zijn uitspraak van vorig jaar, dat conventionele bioscopen bij de levering niet zullen worden achtergesteld)7, maar hij kwam met de voor velen onthutsende verwachting dat over een aantal jaren ca. 70% van de omzet van de belangrijkste films zal komen uit ongeveer veertig in Duitsland dan gevestigde multiplexen. Het effect van deze toekomstvisie werd nog versterkt door de aankon diging, dat hij er over denkt, in de toekomst van te voren geen contracten meer te sluiten, maar voor elke film apart, als het ware als een veilinghouder, de biedingen van belangstellenden af te wachten. CONSTATERINGEN EN CONCLUSIES ZEKER EN ONZEKER Zeker lijkt, dat er in Duitsland meer multiplexen zullen komen: buiten de steden, aan de rand van steden, maar ook in centra. Zeker is daarbij, dat deze multiplexen aan de wensen van een belangrijk deel van de consumenten voldoen. Niet zeker is echter, zoals in het referaat van Backheuer (onlangs gepensioneerd als directeur van de Filmförderungsanstalt) terecht is opgemerkt, dat dit tevens een garantie voor een goed rendement van de investe-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1991 | | pagina 5