DE NIEUWE MULTIPLEXEN: TREND EN BEDREIGING IN DE JAREN '90 Verslag van het 'Deutsche Filmtheater Kongress 1991' ALLARTS' PROSPERO'S BOOKS IN CANNES De jaarlijkse conferentie van de Duitse bioscoopbond is dit jaar van 9 tot 11 april voor de éénentwintigste keer gehouden, waarbij voor de twintigste maal de zeer geschikte faciliteiten van Baden- Baden zijn gebruikt. Evenals in voorgaande jaren, stond er ook deze keer een groot aantal interessante onderwerpen op het pro gramma. Meer nog dan bij vorige conferenties was er nu echter in feite een allesoverheersend thema, namelijk de opdringende nieu we multicomplexen, die door vele congresgangers als een gevaar, en door sommige zelfs als het einde van de als middenstandsbe- drijf geëxploiteerde bioscopen werd beschouwd. Aangezien het hier om een internationale ontwikkeling gaat, en de situatie van het Duitse bioscoopbedrijf veel meer dan die van Engeland op de toestand in Nederland lijkt, is dit verslag geconcentreerd op het geen tijdens de voordrachten, discussies en in de wandelgangen over deze voor de jaren '90 voor onze bedrijfstak bepalende ont wikkeling naar voren is gebracht. (Voor de eveneens zeer interes sante en voor de bioscopen gunstige perspectieven openende voordracht over de toekomstige vrijetijdsbestedingen zij verwezen naar de volledige weergave daarvan in Filmecho/Filmwoche 15/91.) KARAKTERISTIEK VAN DE NIEUWE MUL TIPLEXEN Het belangrijkste programma-onderdeel van het congres was on getwijfeld de voordracht van Gerd Berghoff, naar men mij mee deelde de meest gezaghebbende Duitse journalist op filmgebied. Dat deze die faam niet alleen als filmcriticus heeft verworven, is mij duidelijk geworden uit zijn voordracht waarbij ook een grote feitenkennis op het gebied van de bioscoopexploitatie naar voren kwam. De titel van deze voordracht, "Multiplexe in Deutschland - Fastfood für Kinoganger?", was slechts schijnbaar gericht op een onwelwillend antwoord. Berghoff kwam namelijk tot de m.i. te rechte conclusie dat er bij de nieuwe multiplexen, vergeleken met de meer conventionele bioscooptypen van een mindere klantge richtheid geen sprake is. Uitzonderingen vormen hier alleen de arthouses, waar de bezoekers volgens Berghoff een sfeer vinden die in een groot complex niet kan worden geboden. Hij is dan ook van mening dat, ondanks hetgeen daarover door anderen is ge- zegd)1, de taak van de gespecialiseerde bioscopen niet door de nieuwe multiplexen zal en kan worden overgenomen. Het ontbreken van negatieve kwalificaties voor de nieuwe multi plexen betekent natuurlijk niet een verklaring voor het onmisken bare succes dat de recentelijk in Duitsland van dat type gevestigde complexen tot nu toe hebben gehad. Evenals ik bij een vroegere gelegenheid)2, is Berghoff er niet echt in geslaagd, een dergelijke verklaring te geven. Genoemd zijn ook hier natuurlijk de parkeer- mogelijkheden, de betrekkelijk geringe wachttijden, en de vooral voor buiten de steden gelegen complexen geldende goede bereik baarheid vanuit een wijde omgeving. Niet als een verklaring kon echter worden genoemd de voor Engeland karakteristieke situatie van een onvoldoende spreiding en gemiddeld slechte toestand van de bestaande bioscopen. Goed gevonden was dan ook de door een congresdeelnemer gemaakte vergelijking, dat het succes van de multiplexen hem doet denken aan dat van bedevaartplaat sen: beide zijn rationeel niet helemaal te verklaren. DE EFFECTEN OP HET BEZOEK Eerder uitgesproken wensen luidden, dat de in de Bondsrepubliek met de eerste nieuwe complexen opgedane ervaringen zullen lei den tot een voorzichtig beleid in de rest van de B.R.D. en ook in landen als Nederland.)2 Een in Duitsland bestaande wet, het Datenschutzgesetz', verhindert evenwel dat van de eerste, voor het verdere beleid zo belangrijke ervaringen ten volle gebruik kan worden gemaakt. Deze wet verbiedt namelijk de openbaarmaking van gegevens over situaties waarbij slechts enkele concurrenten direct betrokken zijn. Hoewel met deze wet een bescherming van ondernemers wordt beoogd, keert zij zich hier tegen de belangen van de hele bedrijfstak doordat vitale gegevens niet bekend mo gen worden gemaakt. Door de nieuwe directeur van de Filmfórderungsanstalt is mij ge zegd dat hij bijv. over alle bezoekcijfers van het nieuwe grote com plex van U.C.I. in Hürth bij Keulen beschikt en ook over gegevens met betrekking tot de gevolgen voor het bezoek aan de bioscopen te Keulen, maar dat hij deze niet zonder toestemming van alle be trokkenen bekend mag maken. Hij wil nu proberen, deze toestem ming alsnog te verkrijgen, waarbij hij de hoop heeft, dat de Amerikanen, die zelf in het algemeen voor openheid bij de infor matieverstrekking zijn, deze toestemming zullen geven. Tot dan kan er van het publiceren van statistische analyses geen sprake zijn. Een vergelijking met de situatie in Nederland, waar de N.B.B.-sta tistieken alle relevante gegevens opleveren, valt wel bijzonder gunstig voor ons land uit!)3 De afwezigheid van officiële gegevens betekent overigens niet, dat er niets bekend is over het effect van bijv. het complex te Hürth. Zo werd mij door de voorzitter van de Afdeling Nordrhein- Westfalen (de grootste afdeling van de Duitse bioscoopbond met meer dan duizend bioscopen) medegedeeld, dat hij het negatieve effect van Hürth op het bezoek in Keulen op ongeveer dertig pro cent schat. Nu kan hier mede sprake zijn van een zeker nieuw- heidseffect, maar het is tekenend voor het beleid van enkele grote ondernemingen, dat er in deze, nog onduidelijke situatie tevens is besloten tot de vestiging van een multiplex in Keulen zelf. Hierbij zij op te merken dat dit gebeurt niettegenstaande het feit dat de accommodatie van de in Keulen gevestigde bioscopen, zoals mij van verschillende kanten werd verzekerd, heel goed is. Peter Greenaway's PROSPERO's BOOKS is uitgenodigd voor de competitie van het Festival van Cannes. De film, geheel in Nederland opgenomen, is geproduceerd door Kees Kasander en Denis Wigman, in co-produktie met Cinea (Frankrijk) en Penta Film (Italië) met in de hoofdrollen o.a. John Gielgud, Isabelle Pasco, Michel Blanc, Gerard Thoolen, Pierre Bokma, Jim van der Woude en Michiel Romein. Jan Roelfs en Ben van Os zijn verantwoordelijk voor de vormgeving. De produktie werd mede mogelijk gemaakt door de financiële steun van Elsevier Vendex Film, het Produktiefonds voor de Nederlandse Film, VPRO Televisie en Pierson, Heldring Pierson en wordt in Nederland uit gebracht door Meteor Film.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1991 | | pagina 6