EEN PERSOONLIJKE VISIE OP HET ECONOMISCH BEELD VAN DE BIOSCOOP Het mooiste uit het onlangs verschenen rapport 'Economisch beeld van de Bioscoop' komt eigenlijk het laatst:" De bedrijfstak staat op de drempel van een nieuwe fase, die kan leiden tot revita lisering en een nieuw elan. Organisatorisch is de NBB er klaar voor." Een NBB die, als we de diverse berichten mogen geloven, de laatste tijd nogal wat 'onterechte' aanvallen van met name de distributeurs heeft moeten verduren. Een bond die toch zoveel voordelen voor hen biedt, zoals gezamenlijk filmvervoer, collectie ve pensioenregeling en de collectieve inning van BUMA rechten. Waarom dan toch zoveel problemen? BELGIË Eén van de mogelijke problemen zou het waarschijnlijk niet vol doen door de bestaande organisatievorm van de NBB aan de eisen van de Europese Gemeenschap zijn. Eisen op het gebied van de concurrentie stimulering. Toch zou de bond volgens de auteurs van het rapport een waardevolle functie vervullen door de orde ning van het onderlinge handelsverkeer tussen distributeurs en exploitanten. Getracht wordt dit te onderbouwen door ondermeer een uitstapje naar België waar geen bond bestaatDoordat de be drijfstak daar niet gereglementeerd zou zijn, zouden er vele con flicten ontstaan die zelfs tot kortgedingen zouden leiden. Bovendien zou er sprake zijn van fraude. Kortgedingen zijn er dan weliswaar niet geweest in Nederland maar wel zijn diverse conflicten de afgelopen jaren uitgevochten via de arbritagecommissie van de NBB. Of dit systeem beter werkt valt niet te beoordelen. Daarnaast zou misschien de fraude moreel in België anders kunnen liggen dan in Nederland -hoewel alle be lastinginspecteurs in Nederland kunnen beamen dat er in Nederland ook echt wordt gefraudeerd- niettemin kan alleen een ordening van het handelsverkeer geen fraude uitsluiten. In beide gevallen is er immers geen sprake (meer) van reële controle. Daarbij is een saillant detail dat men er in België ook zonder het bestaan van een bond in geslaagd is om tot wederzijds genoegen te komen tot collectieve afspraken over de zgn 'window' en over een nieuw sliding scale systeem. Terwijl in Nederland voor het merendeel nog steeds de sliding scales uit de jaren zeventig ge bruikt worden. Als positieve elementen in België worden in het ge noemde rapport opgesomd: lagere entreeprijzen, grotere keuze aan films, hoger peil aan dienstverlening, meer reclame inspan ningen en bovenal een hoger aantal bezoekers. Zoals de laatste gegevens laten zien was er in 1990 'n stijging van 11% te consta teren ten opzichte van 1989. En dit alles door meer concurrentie. Desondanks zou "The best of both worlds" volgens de auteurs voor Nederland slechts inhouden: binnen een solide organisato risch kader ruimte voor onderlinge concurrentie tussen de biosco pen scheppen maar mét behoud van de bestaande reglemente ring. WERKZAME CONCURRENTIE Opmerkelijk gezien het feit dat ik dacht dat wij ons in een markt economie bevonden waarbij het belang van de individuele onder nemer gebaat is bij zo weinig mogelijk reglementering en zoveel mogelijk vrijheid in de afstemming van vraag en aanbod. Nee, suggereren de auteurs, want die reglementering was nodig om te komen tot efficiënte transacties, werkzame concurrentie en niet te vergeten het tegengaan van blind- en blokboeking (cq koppelver koop). Ofwel een bescherming van de bestaande bioscopen tegen de machtspolitiek van de (Amerikaanse) distributeurs en tegen in dringers. Er worden in het rapport maar twee bezwaren genoemd tegen deze bescherming: het ontbreken van impulsen voor goede serviceverlening, innovatief gedrag, moderne technische uitrus ting en inspanningen op het gebied van reclame plus het vastlig gen van de marktorganisatie in min of meer rigide statuten en re glementen. Hot items in dit geval zijn de vestigingsregeling, het exclusieve verkeer en de leveringsplicht. Waarbij de vestigingsre geling toch wel als heetste aardappel betiteld mag worden: het probeert de vestiging van nieuwe bioscopen te regelen. Met als meest recente criterium het garanderen van "een zoveel mogelijk verspreide en zo veelzijdig mogelijke filmvoorziening". Waarbij het duidelijk mag zijn dat het moeilijk te bepalen wordt of de huidige verspreiding en veelzijdigheid te verbeteren valt. Toch zou deze protectie op zichzelf niet goed of fout zijn, een oor-, deel hierover zou afhankelijk zijn van de bestaande marktomstan digheden, aldus het rapport. In dit verband is het wellicht interes sant om op te merken dat de vroegere sellers market onder in vloed van het enorm verhoogde aanbod, het veranderde bezoek- patroon (na enkele weken heeft een nieuwe film al zijn aantrek kingskracht verloren) en de veranderde distributietechnieken (duurdere reclamecampagnes die daardoor meer kopieën verei sen) toch inmiddels alle kenmerken vertoont van een buyers mar ket. Waarin het gevaar van omgekeerde koppelverkoop niet on denkbaar is. Waarin ook de hoogte van de percentages meer en meer bepaald kunnen worden door de exploitanten. In ieder geval is mij niet duidelijk wat de term 'werkbare' concur rentie betekent. Zeker niet wanneer de mate van werkbaarheid wordt geregeld door een orgaan waarin tot in elk geval eind 1992 de exploitanten zelf de grootste partij vormen. Is dit niet een beet je de kat op het spek binden? De eventuele werkbaarheid van con currentie kan immers alleen door de overheid op de maatschappe lijke wenselijkheid ervan beoordeeld worden. Een eventueel crite rium hierbij zou kunnen zijn of de positieve effecten van een con currentie beperking worden doorgesluisd naar de consument. In het rapport zelf wordt echter geconstateerd dat deze werkbare concurrentie heeft geleid tot hogere entreeprijzen, een verschra ling van het filmaanbod en minder comfortabele bioscopen. De sanering onder de bioscopen die in Nederland heeft plaatsgevon den -waar wel een bond bestaat- is minder drastisch geweest dan in België -waar geen bond bestaat. Terwijl sanering toch eigenlijk gezondmaking betekent. GEZONDMAKING En als we naar de cijfers van de afgelopen jaren kijken dan is ge zondmaking toch wel op z'n plaats. De bezoekcijfers zijn in 16 jaar bijna gehalveerd van 25,7 miljoen in 1975 naar 14,6 miljoen in 1990. Wat niets te maken kan hebben met de introductie van de tv want die had zijn maximale penetratie al lang bereikt. Hoogstens met de introductie van de videorecorder die echter pas vanaf 1984 door een behoorlijk aantal mensen gebruikt werd: 19%. Het huidi- 15

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1991 | | pagina 15