VAN CENSUUR NAAR ZELFREGULERING? Sinds april 1988 doet de videobranche aan een soort filmkeuring in eigen beheer. Om strengere (wettelijke) voorschriften te voorkomen, heeft de branche namelijk een aantal verplichtingen op zich genomen, bedoeld om jongeren te beschermen tegen video 's die voor hen wellicht schadelijk kunnen zijn. De afspraken zijn vastgelegd in een convenant met de minister van WVC. Na twee jaar (het mag ook ietsje meer zijn) zou er een evaluatie plaatsvinden. Ter onderbouwing van de officiële evaluatie door WVC zelf, die uiteraard bestemd is voor de volksvertegenwoordiging, heeft het ministerie een studie laten verrichten door de heren J. van der Burg (historicus) en J.H.J. van den Heuvel (politicoloog). Ze hebben bekeken hoe het convenant in de praktijk werkt, maar ook hoe de keuring op grond van de Wet op de filmvertoningen functioneert. Dit zijn dan ook de twee centrale hoofdstukken in hun Film en overheidsbeleid; van censuur naar zelfregulering (SDU Uitgeverij, 1991). ZELFREGULERING De schrijvers concluderen dat de zelfregulering in de videobran che bevredigend functioneert, in elk geval wat betreft de leeftijd classificaties. Daarentegen is het 'evident' dat de Wet op de film vertoningen 'als restant van een voorbije cultuur van zijn oor spronkelijke doelstelling vervreemd is geraakt en nog slechts een symboolfunctie heeft' (p. 156). Aangezien voordien al een heel hoofdstuk was besteed aan een lofzang op de deregulering (de overheid moet het instrument van wetgeving niet zo vlot gebrui ken, maar het veel vaker 'achter de hand houden'), is de aanbeve ling van de auteurs weliswaar impliciet, doch luid en duidelijk ge noeg: schaf die Wet op de filmvertoningen af, en laat de filmbran- che aan zelfregulering doen, net als de videobranche. Laat ik vooropstellen dat ik het een uitstekende studie vind. De drie eerste hoofdstukken - het historisch perspectief van jeugdbe leid, media, de verschillende psychologische theorieën, wettelijke regelingen - zijn wonderen van heldere beknoptheid. Tot het einde van de jaren '60 was de filmkeuring (ook die voor volwassenen) in de westerse samenlevingen vrijwel onomstreden. En in de praktijk maakte het weinig uit of ze op basis van een wet dan wel op basis van zelfregulering werd uitgevoerd. Het hoofdstuk over filmkeuring en videobeleid in internationaal perspectief is zeer interessant. Het maakt duidelijk dat Europa op dit gebied nog lang niet één is (en het hopelijk ook nooit zal wor den). Er zijn verschillende landen waar de censuur voor volwasse nen nog bestaat. De criteria verschillen, de leeftijdsgrenzen ver schillen, en de wijzen van uitvoering verschillen. Mooi zo. In ons eigen land was een centrale filmkeuring immers ook pas vanaf 1927 mogelijk toen (na ettelijke jaren van parlementair palaver) de gemeentelijke autonomie in de wet gewaarborgd was. (De oude ren onder ons weten nog wel dat de katholieke nakeuring, opge heven per 1 oktober 1967, formeel uitging van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten voor Gemeenschappelijke Filmkeuring op Katholieke Grondslag, die al bestond vanaf 1923!) Wij willen onze zeden en gewoonten wellicht graag opleggen aan Ierland of Beieren, maar het omgekeerde zouden we niet pikken! Ook het hoofdstuk over 'de verantwoordelijke samenleving' is zeer fraai. Er is geen speld tussen te krijgen: deregulering moet! Met name bij dit onderwerp komen de schrijvers regelmatig voor de dag met laconieke zinnetjes, zoals: 'Van belang is niet wat de overheid wil maar wat ze kan' (p. 148); 'Pogingen te snoeien in de veelheid van overheidsregelingen zijn tot nu toe nauwelijks suc cesvol geweest. De oorzaak hiervan moet worden gezocht in een verkeerde kijk op de plaats van de overheid in het maatschappelijk leven' (p. 155). En ze hebben ook een woord van troost: 'Zelfregulering zet de overheid niet buitenspel, maar plaatst haar nadrukkelijk in het beleidsveld' (p. 156). (Zoiets zegt men ook wel tegen moeders wier dochter trouwt en het huis uitgaat: 'Je verliest een dochter, maar je krijgt er een zoon bij.') Aangezien afschaffing van de Wet op de filmvertoningen voor de minister van WVC een bezuiniging zal zijn, zal ze deze voorzet voor open doel niet missen. De filmbranche staat al bij voorbaat te juichen. Het is voor mij nog maar de vraag of dat terecht is. En - met alle waardering voor het boek van Van der Burg en Van den Heuvel - het is voor mij ook nog maar de vraag of de volksverte genwoordiging zich door de naar voren gebrachte argumenten laat overtuigen. FEITEN Het convenant tussen WVC en de videobranche is mede van be lang, omdat het straks waarschijnlijk model zal staan voor een soortgelijke overeenkomst met de film- en bioscoopbranche. Kort samengevat hield het in, dat de video-distributeurs zouden zorgen voor: - aanduiding van leeftijd; - aanduiding van filmgenre; - waarheidsgetrouwe informatie op de hoes. De videotheekhouders beloofden: - films per genre bij elkaar te zetten; - bij verhuur op de leeftijd van de huurder letten; - FID ter inzage van de klanten. In 1988 werden er 484 videofilms gekeurd, in 1989 waren het er 614. Er werden zestien genres onderscheiden en vijf keuringscri- teria (waaronder een 'open criterium'). De wettelijke Filmkeuring gebruikte enigszins afwijkende categorieën, maar in grote lijnen kwam zij voor de in 1988 en 1989 gekeurde films die ook aan de videokeuring werden onderworpen tot merendeels dezelfde leef tijdclassificatie. De videokeuring had zelfs de neiging iets strenger te zijn, behalve als het ging om vóór 1977 door de Centrale Commissie voor de Filmkeuring beoordeelde films. Het aantal distributeurs van videofilms is de laatste jaren afgeno men van meer dan 50 tot minder dan 20. De vijf grootste daarvan zorgden in de onderzochte jaren 1988 en 1989 voor ongeveer 70% van de omzet. Dit is exclusief Scala (Videorama, Intex, Gold Medal etc), de grootste porno-distributeur, die nergens aan mee doet, maar qua voorlichting aan de consumenten duidelijk genoeg is. De Filmkeuring kreeg in 1988 slechts 50% van de in de biosco pen vertoonde films ter keuring voorgelegd. In de voorgaande ja ren was het percentage nog lager geweest. Bij de aanduiding '16 jaar' weet het publiek niet of dit een keuringsuitspraak is, immers: niet gekeurde films krijgen automatisch deze leeftijdsaanduiding. Aan de kant van de distributeurs werkt het wel, vinden Van der Burg en Van den Heuvel. Of de videotheken zich wel allemaal net jes aan de afspraken houden, is iets twijfelachtiger. Wat betreft FID kan ik aanvullende informatie geven. De Film Informatie Dienst geeft vanaf 1951 filmbesprekingen uit, aanvankelijk vanuit de Katholieke Film Actie (maar los van de katholieke nakeuring), sedert 1970 uit een bredere confessionele achtergrond (formeel door het Katholiek Filmcentrum voor de Jeugd), en sinds 1 januari 1983 onder de vleugels van het non-confessionele LOKV (Landelijk Ontwikkelingsinstituut voor Kunstzinnige Vorming). Het LOKV is hiermee per 1 januari 1991 gestopt, en er is nog geen nieuwe uitgever gevonden. Ach, waarom zou een landje als het onze er een systematische databank van filmbesprekingen en -ge gevens op na houden? Dat is allemaal zonde van het geld. Maar dit terzijde. Als de Wet op de filmvertoningen wordt afgeschaft, krijgen de filmverhuurders er een taak bij: zelf een genre- en leef tijdsaanduiding geven. De exploitanten moeten vermoedelijk een 15

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1991 | | pagina 15