Te weinig of te veel EG-geld voor bioscopen? DELEGATE De conferentie in Cork over het vertonen van Europese films IPH WOLFE TOELICHTING BEZOEKERSOVERZICHT CONFERENCE ON THE EUROPEAN EXHIBITION OF EUROPEAN FILM - I 3 CCTOIII 1*91 Op 10 en 11 oktober is er in het kader van het filmfestival te Cork (Ierland) een conferentie gehouden getiteld "The European Exhibition of European Films". Deze conferentie was een initiatief van de 'European Exhibition Group', en is tot stand gekomen met organisatorische en financiële steun van de 'Media Business School' (een onderdeel van het EG-programma 'Media '95') De 'European Exhibition Group' is een min of meer informele belangenbehartiging van gesubsidieerde bioscopen, die in februari van dit jaar tot stand is gekomen tijdens het Film Festival Rotterdam, en waarbij een, zij het niet geheel duidelijke, band met de C.I.C.A.E. werd aangegaan. Een directe aanleiding hiertoe was de vrees dat de leiding van 'Media 95' over de besteding van het voor bioscopen bestemde geld alleen zou praten met de U.N.I.C, de Europese belangenorganisatie van de commerciële bio scopen. Een probleem daarbij was en is, dat C.I.C.A.E.-Européen enerzijds de ook via U.N.I.C. vertegenwoordigde commerciële arthouses vertegen woordigt, en anderzijds door halsstarrigheid van de betrokken nationale be stuurders (nog) niet tevens de gesubsidieerde bioscopen in enige landen, m.n. die in Duitsland en Zwitserland 2) (In Nederland is deze kwestie inmid dels op een goede wijze geregeld 3).) Hoewel sommige functionarissen van de U.N.I.C. zich niet geheel ten onrechte wat neerbuigend uitlaten over de kwestieuze representativiteit van de 'European Exhibition Group', is deze er toch maar in geslaagd, een zinvol initiatief te ontplooien, en daarvoor de steun van een officieel onderdeel van 'Media 95' te krijgen. Ook al zal dit vergemakkelijkt zijn door de invloed van het Ierse en dus het Corkse festival gunstig gezinde lid van het Executive Committee van de Media Business School, moet worden toegeven dat de groep alleen al hierdoor haar nut heeft bewezen. Kernproblemen Deze conferentie blonk uit door een intensief werkprogramma en de afwe zigheid van toeristische attracties: in twee dagen waren er vijf sessies met steeds wisselende discussieleiders en in totaal zestien sprekers. Dit leidde tot een grote betrokkenheid van de ruim dertig deelnemers en maakte een echtegedachtenwisseling mogelijk. Een korte weergave van de voordrachten lijkt hier minder op zijn plaats dan een overzicht van bbelangrijkste stand punten en controversen. Een constatering van principieel belang was afkomstig van de Portugese vertegenwoordiger Vasconselos, voorzitter van het zojuist aan Portugal (en helaas niet aan Nederland) toegewezen nieuwe Media 95-project "Kleine lan den". Door hem werd m.i. terecht opgemerkt dat de titel van de conferentie, "The European Exhibiton of European Film", twee verschillende problemen omvat, namelijk het probleem van de Europese film en dat van de bioscoop- Over de eerste 32 weken van dit jaar steeg het bezoekersaantal met 11,3% in vergelijking met dezelfde periode in 1990. Maar dit is altijd nog 1,8% lager dan het 'topjaar' 1989. Gezien het succes van ROBIN HOOD en THE TERMINATOR 2 zal 1991 de bezoekcijfers van 1989 overtreffen. In het overzicht op pagina vier ontbreekt ROBIN HOOD, PRINCE OF THIEVES, welke op 16 augustus j.l. in 55 theaters in première ging, hoewel de kop van het overzicht het aantal bezoe kers over de eerste 32 weken vermeldt ROBIN HOOD trok in de twee resterende augustus weken ruim 150.000 bezoekers, maar aangezien het Bondsburo pas later de definitieve recette- staten, waarop o.a. het aantal bezoekers staat vermeld, binnen krijgt, worden deze pas in een volgend overzicht verwerkt. Recettestaten van een bepaalde speelweek komen theoretisch tien dagen later ter beschikking van de verhuurder. Vaak wordt deze termijn langer, nl. daar waar nog onderhandeld moet worden over de af te rekenenen percentages. Zijn verhuurders en exploitanten het eens over het filmhuurpercentage dan wordt een kopie van de recettestaat naar het Bondsburo gestuurd en statistisch verwerkt. Dat verklaart tevens waarom bijv. in het septembernummer van FILM lagere bezoekcijfers per periode staan vermeld dan in dit nummer. De bezoekcijfers van later binnengekomen recettestaten worden alsnog aan de betreffende periode toegerekend. exploitatie. Hoewel er ook over de mogelijke verbeteringen van de speelfilm- produktie in Europa zeker zinvolle opmerkingen zijn gemaakt, zal ik mij hier beperken tot een bespreking van behandelde vertoningsproblemen. Eén op merking over de productie meen ik evenwel niet weg te mogen laten. Deze kwam van EFDO-voorzitter Dieter Kosslick, die er op wees dat de Amerikanen beginnen ook Europees-achtige films te maken. Dit is enerzijds ingegeven door de nog steeds bestaande dreiging van een quoteringsstel sel, maar anderzijds ook door een streven naar directe concurrentie met een zich eventueel toch ontwikkelende speelfilmindustrie in Europa. Een film als "Driving Miss Daisy" werd hierbij als typisch voorbeeld genoemd. Een door diverse sprekers aangesneden probleem is de tendentie tot mono polievorming in verschillende landen. Doordat ik als spreker over het voor de tweede congresdag aangekondigde onderwerp "Building new audiences, new sereens" op het programma stond (hetgeen mij onbekend was, zodat ik mij op de avond van de eerste dag heb moeten voorbereiden), ben ik in de gelegenheid geweest, nader op dit probleem in te gaan. Als andere belang rijke problemen zijn o.m. naar voren gebracht: de jeugd, bioscopen in kleine plaatsen, en medezeggenschap over het programma van Media Salles'. Monopolistische tendenzen De vrees voor een overheersing van de markt door de major companies bleek bij een groot deel van de deelnemers te bestaan. Hier moet evenwel een onderscheid worden gemaakt tussen landen met weinig, resp. slecht uitgeruste bioscopen en nauwelijks complexen enerzijds, en landen waar zowel de spreiding als de accommodatie van de bioscopen vrij goed is an derzijds. Stelling heb ik dan ook genomen tegen de algemene geldigheid van de in een inleidende notitie van de congresleiding opgenomen uitspraak dat Europa "underscreened" is. Indien, zoals door vertegenwoordigers van Italië, Griekenland en Portugal werd medegedeeld, de toestand van de bio scopen in die landen gemiddeld slecht is, en de exploitanten niet genoeg verdienen om te kunnen renoveren, laat staan om moderne complexen te bouwen, dan kan een verbetering van de situatie nauwelijks anders tot stand worden gebracht dan door derden, in vele gevallen dus door Amerikaanse ondernemingen. Het bioscoopbezoek in die landen zal dan stijgen, en de door velen kennelijk gevreesde Amerikaanse overheersing is dan min of meer onvermijdelijk, maar m.i. te verkiezen boven de bestaande toestand. (De slechtst denkbare toestand is natuurlijk die van een monopoloïde situ atie èn een verouderd bioscooppark). Geheel anders ligt dit in landen waar de situatie weliswaar hier en daar te verbeteren valt, maar waar geen sprake is van een volkomen verouderd bioscooppark. Aangezien ik in diverse ande re publicaties al heb gewezen op de misvatting dat er op grond van het on miskenbare succes van de nieuwe multiplexen in het volkomen onvergelijk bare Groot-Brittannië veel te hoge verwachtingen bestaan voor landen als Duitsland, Frankrijk en Nederland 4), laat ik het daarop betrekking hebbende deel van mijn voordracht hier onvermeld. Duidelijk heb ik trachten te maken dat, ook indien de toetreders de markt sterk overschatten, monopolievor ming door die toetreders in het geheel niet onmogelijk is. Waarom een der gelijke ontwikkeling in Duitsland door sommigen wordt gevreesd, is recen telijk uiteengezet.5) Terugkomend op het onderwerp van de conferentie, de vertoning van Europese films in Europa, kan natuurlijk worden gesteld dat meer en betere zalen ook meer mogelijkheden voor de vertoning van Europese films zullen kunnen betekenen. Er is ook geen reden voor de vrees dat er in multiplexen van major companies geen plaats zou worden ingeruimd voor de vertoning van populaire films uit Europese landen. Wel is er echter reden voor de vrees dat er niet veel van degelijke films zullen worden geproduceerd als Europese ondernemingen geen noemenswaardige invloed hebben op de verhuur- en de bioscoopmarkten in Europa. Niet zonder reden hebben de major companies immers gestreefd naar integratie van productie, verhuur en exploitatie ten behoeve van hun speelfilmproductie, en breiden zij dit streven thans tot Europa uit. Er is dan ook, alleen al met het oog op de mo gelijkheden voor de speelfilmproduktie in Europese landen, alle reden, naar het behoud van Europese invloed op het gebied van verhuur en exploitatie te streven. Of men overigens daarbij zo ver moet gaan als door Kosslick (voorzitter van het European Film Distributian Office van 'Media 95') nodig wordt geacht, een Europees filmverhuurkantoor van continentale dimensie in het leven te roepen, is eerder door anderen al betwijfeld 6). De jeugd Dat het winnen van de jeugd voor de bioscoopfilm niet alleen van belang is vanwege het bekende spreekwoord, zal iedereen duidelijk zijn. In de eerste plaats is er immers het voor vele landen geldende feit dat de jeugd in aantal is afgenomen, hetgeen bij gelijkblijvende frequenties van bioscoopbezoek

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1991 | | pagina 5