per leeftijdsgroep een autonome daling van het bioscoopbezoek betekent. Naast deze reden van algemene aard is er ten aanzien van de Europese films in de tweede plaats op te merken dat de tegenwoordige jeugd in tegenstel ling tot de wat ouderen zelfs geen herinnering heeft aan de periode waarin Europese films zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht nog een be langrijke rol hebben gespeeld. Schrikwekkend was de mededeling van de voorzitter van de Italiaanse bio scoopbond, David Quilleri, dat uit een onderzoek in de (niet achterlijke) Italiaanse provincie Lombardije is gebleken dat 65 van de kinderen onder twaalf jaar nog nooit in een bioscoop zijn geweest. Dit is zelfs nog meer dan de overeenkomstige 50 die in Groot-Brittannië mede tot het door het Britse filmbedrijf betaalde jeugd- filmeducatieprogramma heeft geleid. De Britse ervaringen zijn naar voren gebracht bij de aanbieding van het in het kader van de recente Nederlandse Filmdagen aangeboden rapport "Filmeducatie in Nederland. Een aanzet tot beleid". Steun aan een vooral op de jeugd gerichte filmeducatie door de Nederlandse overheid en het be drijfsleven acht ik zeker aan te bevelen, al zal daarbij moeten worden ge waakt voor ondoeltreffende methoden, die m.i. niet ondenkbeeldig zijn. Een anecdotische, maar toch te denken gevende observatie was eveneens afkomstig van Quilleri, namelijk die, dat zijn (schoolgaande) kinderen de on derbrekingen van de door de commerciële televisie vertoonde speelfilms prettig vinden en van de daarin vertoonde commercials houden. Wat televi sie en ook video betreft, is tijdens het congres terecht opgemerkt dat deze in het algemeen meer parallelle belangen hebben met de bioscopen dan te gengestelde. Begrijpelijk is echter het daartegenover door Quilleri gestelde, dat men in Italië met een volledige wildgroei van ca. 500 particuliere televi siestations en ca. 1000 per dag uitgezonden speelfilms wel gedwongen is tot een minder gelaten houding tegenover de andere kanalen waarlangs speelfilms worden vertoond. Onenigheid over de taken van 'Media Salles' Het feit dat de officiële oprichting van 'Media Salles' nabij was, en er nu voor het eerst voor bioscopen bestemd EG-geld te verdelen valt, is zeker een directe aanleiding geweest voor het organiseren van deze conferentie, waar verreweg de meeste deelnemers afkomstig waren van gesubsidieerde circuits, gesubsidieerde verhuurders en daarmee in verband staande organi saties. Het is dan ook geen wonder dat er met grote intensiteit werd gedis cussieerd over de bestemming van de 'Media Salles'-gelden en de zeggen schap daarover. De eerste voordracht werd gehouden door Henk Camping, een van de initia tiefnemers van de 'European Exhibition Group' en ook van dit congres. Terecht wees hij er op dat een poging om de Amerikanen met gelijke midde len te beconcurreren, donquichoterie zou zijn, en dat niet de 'European Exhibition Group' maar 'Media 95' het gevaar loopt, deze rol te gaan spelen. Tot nu toe zijn de meeste Europese films vertoond in de gesubsidieerde bio scopen en niet in die van de U.N.I.C. Hij is daarom van mening dat de European Exhibition Group' meer bij het overleg met de leiding van 'Media 95' betrokken had moeten zijn. Deze kwestie staat direct in verband met de kern van het probleem, namelijk met de vraag of de Europese film vooral geholpen moet worden door vermeerderde ondersteuning van de vertoning in filmhuizen of dat er juist vooral getracht moet worden, het publiek ook voor Europese films naar de gewone bioscopen te laten gaan. Van het ant woord op deze vraag is zowel de bestemming van het EG-geld als de verde ling van de zeggenschap er over afhankelijk. Hoewel ik de verdiensten van de filmhuizen en arthouses zeker niet onder schat, en ik dan ook het streven naar een vertegenwoordiging van Cl.CA.E.-Europeen in het bestuur van 'Media Salles' (met succes) heb on dersteund, ben ik er van overtuigd dat de sleutel tot succes van Europese films - behalve uiteraard bij de productie er van - gezocht moet worden bij de vertoning in normale bioscopen. De filmhuizen hebben buitengewoon waardevol werk gedaan met het vertonen van films van bij het brede publiek nog onbekende filmers: het werk van sommige filmers zou zonder hen later, en in sommige gevallen misschien zelfs nooit tot dat publiek zijn doorge drongen. Dit betekent dat de filmhuizen, behalve voor het werk van echt voor een beperkte kring van liefhebbers, niet het eindstation voor Europese films dienen te zijn. Zeker niet aanvaardbaar zou zijn als voor een breed pu bliek geschikte films in gesubsidieerde bioscopen worden vertoond, alleen maar omdat ze Europees zijn en omdat er financiële tekorten mee gertekt kunnen worden. Het probleem van de Europese film is tweeledig: er worden niet genoeg voor een breed publiek geschikte films gemaakt, en van de voor een dergelijk publiek geschikte films bereikt een belangrijk deel dat publiek niet. Daarbij komt, zoals ook op dit congres door verschillende sprekers is beklemtoond, dat het helemaal verkeerd zou zijn, Europese films meer dan strikt nodig te koppelen aan gespecialiseerde bioscopen, aangezien dit het bij het publiek bestaande vooroordeel dat Europese films moeilijk en saai zijn, zou bevestigen. Er van uitgaande dat het de bedoeling is, de Europese film meer in de grote bioscopen te krijgen - en dat is de bedoeling van zowel 'Media 95' als U.N.I.C - ligt de verdeling van het geld van 'Media Salles' in grote trekken vast. Dit betekent niet dat door de 'European Exhibition Group' vertegen woordigde bioscopen nauwelijks ondersteuning voor hun projecten van 'Media Salles' zullen krijgen, maar het betekent wel dat zij niet het leeuwen deel van hetgeen te verdelen is zullen ontvangen, waarbij het overigens nog om relatief grote bedragen zal kunnen gaan. Met deze constatering is er nog niets gezegd over de concrete doelen waar voor het geld te besteden is. Tot nu toe is men bij de voorbereiding van de plannen niet veel verder gekomen dan het openstellen van drie doelstellin gen: onderzoek, voorlichting en training (in samenwerking met de Media Business School), en stimulering van de vertoningen. Terwijl er geen princi piële meningsverschillen bestaan over de eerste twee doelstellingen, die ook zeker gerealiseerd zullen kunnen worden, is men er tot nu toe niet in ge slaagd, ook maar enigszins concreet aan te geven langs welke wegen men de vertoning van de Europese films wil stimuleren. De daarop betrekking hebbende, tijdens het congres geuite kritiek - er liggen sinds 1 september 800.000 ECU klaar voor de resterende maanden van 1991 - was dan ook ze ker niet misplaatst. Uiteraard zijn er ook op dit congres voorstellen voor de besteding van het geld gedaan, maar ook deze stuitten alle op voordehand- liggende bezwaren. Deze bezwaren zijn van tweeërlei aard: - Sommige voorstellen zouden veel meer financiële middelen vergen dan de ca. f 40.000.000,- die thans voor 'Media Salles' beschikbaar zijn. Hierbij is bijvoorbeeld te denken aan subsidiëring van renovaties of van bioscopen met een zuiver Europees programma, en aan hulp bij de (her)opening van bioscopen in dunbevolkte gebieden. - Sommige voorstellen zouden passen voor de situatie in één of meer lan den van de EG, maar zeker niet in alle. Voorbeelden daarvan zijn steun aan filmeducatie, die echter in Groot-Brittannië en Italië reeds uit andere bron nen wordt betaald, en steun aan filmhuizen, die evenwel in landen als Frankrijk en Duitsland overbodig is maar bijv. in Groot-Brittanië aan een duidelijke behoefte zou voldoen. Met name het laatstgenoemde bezwaar heeft mij tot de overtuiging gebracht dat een voor alle EG-landen passende stimuleringsregeling niet mogelijk is, en daarom ook niet dient te worden nagestreefd. Beter is m.i. als er voor elk land apart een op de situatie van dat land toegesneden plan zou worden ge maakt, dat dan ter goedkeuring aan het bestuur van 'Media Salles' zou moe ten worden voorgelegd. Door de Exploitantenraad zijn in een eerder stadium al ideeën voor een dergelijk plan voor Nederland aangedragen, maar het merendeel van de UNIC-bestuurders was toen voorstander van een centrale aanpak7). Inmiddels is 'Media Salles' officieel in Rome opgericht (met de bioscoop bonden van Frankrijk, Italië en Nederland alsmede CI.CA.E.-Européen als oprichters). Half november wordt het bestuur van 'Media Salles' gekozen, en dan zal er toch serieus aan de concretisering van voorstellen moeten worden gewerkt. Tijdens de conferentie is er op aangedrongen, bij de lei ding van 'Media 95' om verhoging van het budget van 'Media Salles' te vra gen. Dat zal zeker gebeuren, maar het lijkt mij niet aan te bevelen, een der gelijke poging te doen alvorens 'Media Salles' bewezen heeft, het al toege wezen geld nuttig te kunnen besteden. Echter, zelfs indien het budget zou worden verdubbeld of verdrievoudigd (wat ik niet verwacht), zouden plan nen voor directe en substantiële subsidiring van grote aantallen bioscopen er niet uit betaald kunnen worden. Wat dat betreft, zal er altijd te weinig EG- geld voor de bioscopen zijn. Indien men het evenwel niet eens zou worden over zinvolle acties ter stimulering van de vertoning van Europese films, zou het thans al toegewezen geld nog te veel zijn. Drs.J.Ph. Wolff Noten 1De Media Business School' te Madrid is geen opleidingsinstituut, maar organiseert en sub sidieert conferenties, symposia, etc. op het gebied van het media-beleid. (Zie ook te film Frangais' 8-2-91.) 2. Zie "Media-Salles, sluitsteen van het EG-programma Media 95" (Film, maart 1991), blz. 8. 3. Zie: R. Bakker, "Aantal leden bij C.I.C.A.E. afdeling Nederland bijna verdubbeld" (Film, aug. 1991, blz. 6), en'LeCourrierde l'Association Frangaise Art Essai" (okt. 1991, blz. 7). 4. "Uit de luwte" (Film, dec 1989): "Het gevaar van ongefundeerde opbrengstverwachtingen" (Film, juni 1990): "EG-geld voor bioscopen? Het symposium te München over de toekomst van de bioscopen in Europa" (Film, aug. 1990, blz. 6). 5. 'De nieuwe multiplexen: Trend en bedreiging in de jaren '90. Verslag van het Deutsche Filmtheater Kongres 1991" (Film, mei 1991). 6. Bijv. door Horst von Hartlieb (voorzitter Ver. van Duitse filmverhuurders, geciteerd in "Het Filmtheater Seminar in Baden-Baden (2). Speelfilmproducenten en vertoners in de gemeenschappelijke Europese markt" (Film, juli 1988. blz. 7). Zie ook: P.H. Admiraal en S.R. Maltha, "Economisch beeld van de bioscoop" (Erasmus Universiteit Rotterdam, maart 1991), blz. 88. 7. "Hulp voor de filmproductie in Europa door steun aan bioscopen, of hulp voor de bioscopen door steun aan de Europese film?" (Film, dec. 1990).

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1991 | | pagina 6